Grossiers in Afval Spelen met Vuur Wat Agus Daruch in TT No. 13 j.l. schrijft over Indonesia is voor het grootste gedeelte juist. Net als in Holland hoeft er "eigenlijk" geen wer keloosheid te bestaan. (Vooral in Hol land niet, als je tenminste dag in dag uit pagina's vol vacatures ziet staan!) Het ligt werkelijk voor het grootste deel aan de mensen zelf of ze ZELF WILLEN werken of niet. Agus Daruch spreekt o.a. ook over die uit zonderingen met hobo mentaliteit, de Inhakend op het verhaal bij de voor plaat van de T.T. van 15 oktober mis schien een aardig verhaaltje voor T.T. Saja was twee jaar oud toen het zich afspeelde in Pamekasan. Mijn ouders hadden een huis toege wezen gekregen, toen ook al, in de Chinese kamp, een paleis van een huis. Veel te groot voor een klein ge zin, man, vrouw en drie kinderen, maar de helft moest dan gebruikt worden als kantoor. Vader was bij de Zout- regie. Op het achtererf, ook groot natuurlijk, stonden de bijgebouwen met de ver- blijfsruimte van echtpaar kokkie en huisjongen, kebon en wasbaboe (geen echtpaar). De laatste was doofstom. Volgens mijn moeder een juweel van een meid. In haar vrije tijd paste ze op ons kin deren. De jongste, mijn broertje, was speciaal haar afgod en heet nu nog naar de bijnaam, die ze in gebaren en klanken uitbracht. Raden Radin en hij wordt nu nog Din genoemd. Op een zg. "gèmbèls, de zwervers. Dat is gelukkig maar een heel klein aantal. De meeste gèmbèls zijn goede "burgers" die zichzelf prima behelpen en de "staat niet tot last zijn". Want dit legertje is werkelijk de godganse- lijke dag in touw om maar dat eigen bordje eten bij mekaar te zoeken. En dat doen ze met een ijver, een door zettingsvermogen, een kracht en een inventiviteit, dat hou je gewoon niet voor mogelijk. dag werd er van het zoutland afbraak hout gebracht voor keukengebruik, van één van de goedangs die afgebroken was. 's Middags na het rustuurtje waren we onder toezicht van Baboe Poh bij de bewuste houtberg aan het spelen. Ba boe Poh stond te strijken en toen kreeg ik het onzalige idee een stukje sirap in een anglo met gloeiende a- reng te steken en met het gloei ende stukje cirkels te draaien. Baboe Poh stond met haar rug naar me toe, anders was er wel ingegrepen. Ik had het grootste plezier, maar toen het stukje steeds korter werd, wist ik er geen raad meer mee en gooide ik het weg. Het is vermoedelijk tussen het hout terecht gekomen en blijven smeu len. Niemand had iets in de gaten en het zal 's nachts 12 uur geweest zijn, dat mijn ouders door het gebeuk buiten op de ramen en het gekreun van Ba boe Poh wakker werden en naar bui ten kwamen. Daar zagen ze de hout berg in lichte laaie staan. Baboe Poh Zoals U zelf nog wel weet: in het Oosten blijft alles nog heel lang waar de behouden. Je kan ALTIJD nog wel iets verdienen bij een tukang botol, ja of nee?! Dus je hebt massa's gèmbèls die de hele dag alle vuilnisbakken napluizen en er altijd nog wel iets van hun gading weten te vinden. En er dan nog een koper voor weten ook! En vooral dit laatste lijkt mij de aller grootste toer! Maar je hebt ook nog hele legers van die zwervers die niet zo inventief zijn (of gewoon geen zin hebben om te lopen) en die houden zich op in de buurt van de groentepasars. Daar kom je altijd wel aan een hapje eten. Of je pikt het, of je verhuurt je als sjouwer of je raapt afval. En met dat laatste kan je dan twee dingen doen. Of je eet het zelf op óf je verkoopt het weer. (Meestal aan collega-gèm- bèls uiteraard, want die kijken niet zo erg naar kwaliteit!) Elke pasar heeft wel zo'n "gèmbèl- hoekje". Bijgaande foto schoot ik bij Pasar Mangarai. Daar is het grasveld je voor het station in de week-ends het voetbalveld van de buurt en door de week de pasar van de gèmbèls! Alles natuurlijk in een wat minder fraaie omgeving, zomaar op de grond, en van een veel mindere kwaliteit maar je moet van goede huize komen wil je daar op letten. En zoveel zwer vers zijn er niet die dat van zichzelf kunnen zeggen ROGIER als maar op haar borst slaande en kreunende, maar de andere bedienden lagen nog rustig te slapen. Vader de kebon en de huisjongen uit bed ge haald en met zijn drieën aan het blus sen. Gelukkig was de put dichtbij en was er water genoeg. Na een goed half uur was het ergste achter de rug en moest de houtstapel alleen nog nat gehouden worden, want dat hout blijft ontzettend lang nasmeulen. Toen Vader weer binnenkwam, zaten Moeder en Baboe Poh met ons drie tjes, mijn broertje natuurlijk op schoot bij Poh, heei verslagen bij elkaar en had Moeder het hele verhaal van Ba boe Poh zo goed en zo kwaad als het ging, ontraadseld. Ze was niet wakker geworden van het geluid, maar van de stank en toen was zij naar het huis gerend om alarm te slaan. Maar ik weet wel dat ik, nadat ik de grote puinhoop de andere morgen te rugzag, altijd erg voorzichtig met vuur ben geweest. ANNETTE POLACK urnminimummiliumminuilihuimum iihuiin 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 14