ik ik
HET GELUK VAN HETJAGEN
DE TIJGER VAN DAMULI
|K, ^^7
"De jacht behoort tot het zuiverste
repertoire van het menselijk geluk"
José Ortega Y Gasset.
Jachtbelevenissen op Oost-Sumatra
door J. G. A. la Bastide
Er hangen twee grote witte vuurbollen in het struikgewas. Parallel aan de bodem
en op een halve meter hoogte. Alleen het geluid van mijn hijgende ademhaling
verbreekt de stilte van de tropische nacht. De vurige bollen gloeien onbewegelijk
mijn richting en dan zie ik, in de blauwe lichtstraal van mijn flashlight, het zwart
en gele masker van een machtige tijgerkop.
Zo begon, op een naamloze, regenachtige nacht op Sumatra, de eerste acte van
het laatste bedrijf van dit tijgeravontuur. Het eerste bedrijf begon enkele maan
den eerder, toen ik voor het eerst de brede diepe prenten van een grote man
nelijke tijger in de zachte bodem van een smalle zandweg zag staan.
Enige maanden geleden vertelde
Hans la Bastide in Tong-Tong van
zijn jachtbelevenissen in de hutan
van Noord-Sumatra. U heeft het ver
haal gelezen van "Pak Ani", "Het
Kapitale Hert van Kramat Gadjah"
en "De Menseneter". Maar Hans
heeft al z'n kruit nog lang niet ver
schoten hoor! Hier komt "De Tijger
van Damuli".
De oliepalm-onderneming H. beslaat
meer dan vierduizend hectare en is
op een tweehonderd kilometer ten
zuid-oosten van Medan gelegen. Men
moet zich dit echter niet als een aan
eengesloten 4000 ha voorstellen. Tal
loze diepe ravijnen en moerassen
doorkruisen dit gebied. Voor een
groot gedeelte werden deze ravijnen
in de vooroorlogse jaren met de toen
goedkope arbeidskrachten wel ont
gonnen en beplant; evenals de moe
rassen, die toen nog door effectieve
bedijking en drainering droog werden
gehouden. Gedurende de oorlog werd
er vanzelfsprekend niets aan de aan
plant gedaan, terwijl ook na de oorlog
door de snel oplopende arbeidslonen
deze ravijnen niet lonend te onderhou
den of af te oogsten waren. Daarbij
kwam, dat de grote riviermondingen
aan de gehele oostkust van Sumatra
niet meer zoals vroeger, regelmatig
werden uitgediept. Wanbeheer en ver
waarlozing en daardoor in ongerede
raken der baggermolens waren hier
van de oorzaak.
Het gehele peil der rivieren steeg en
uitgestrekte gebieden liepen perma
nent onder water. Deze moerassen,
die met hun grillige uitlopers en ver
takkingen van grote gedeelten van de
aanplant ware schier-eilanden maak
ten, gaven een buitengewoon schil
derachtig karakter aan het landschap.
Het water was meestal niet erg diep,
zodat in bepaalde gedeelten de krui
nen van de rottende en met water
planten overwoekerde oliepalmen nog
te zien waren. Andere stukken waren
geheel dichtbegroeid met scherpe
water-agave en paarsbloeiende water
hyacinthen, soms zo dicht, dat het
wateroppervlak in het geheel niet
meer te zien was. Deze gebieden wa
ren een dorado voor waterwild, py
thons, allerlei vogels en wilde var
kens. De niet ondergelopen steile ra
vijnen groeiden eveneens dicht met
oliepalm- en bosopslag en waren
daardoor ook een toevluchtsoord voor
vele wilde dieren, w.o. dwerghertjes
(napu of kantjil) gewone herten en
kidangs.
Dan was er nog terrein, dat een ge
heel ander karakter droeg. Sommige
gedeelten van de onderneming grens
den nl. aan meer of minder grote
stukken primair- of secundair bos. Het
primaire woud was, hoewel binnen de
ondernemings-concessie gelegen, om
een of andere reden nooit ontgonnen,
doch jaren lang in reserve gehouden,
terwijl stukken secundaire "Hutan",
de beruchte lalang-wildernis, meest
verlaten ladangs van de reeds lang
geleden weggetrokken zwervende be
volking waren. Periodiek werden er
nog wel eens kleine stukjes op deze
verlaten ladangs door rondtrekkende
Bataks ontgonnen en beplant met rijst,
maar later altijd weer voor kortere of
langere tijd verlaten. In de tussentijd
herwon dan de onuitroeibare "lalang",
een hoog scherp gras, weer het ver
loren terrein.
Het was juist aan de rand van derge
lijke verwilderde ladangs, meestal
door een smalle zandweg van de aan
grenzende aanplant gescheiden, dat
ik vaak tijgersporen zag. De tijger
heeft een voorliefde voor graswilder
nis, waarmee zijn gestreepte vacht
ook prachtig in overeenstemming is.
De productieve aanplant zelf was ver
deeld in "afdelingen" van 700 tot 800
ha elk. Het beheer van een afdeling
berustte bij de "afdelingsassistent",
die voor zijn werk over een eigen
werkvolk-bestand beschikte. Dit werk
volk, veelal geïmporteerde Javanen,
woonde ergens op de betrokken af
deling in een eigen geheel afgezon
derde gemeenschap. Zo'n dorpje, of
'pondok" bestond dan uit een dertig
tot veertig—tal dubbele woningen van
hout en "gedeg" (gevlochten bambu)
Een grote afdeling kon wel drie of
vier van dergelijke pondoks hebben,
verspreid over de betreffende afde
ling gelegen. Het emplacement zelf,
met de fabriek en de woningen der
meeste Europese employés, alsmede
de pondoks der fabrieksarbeiders, lag
dan als een stadje op zich zelf in een
centraal punt van de onderneming. In
die dagen lag daar nog een kleine po-
litiebezetting, bestaande uit zes man
en een commandant. De Europeanen
hadden toen al lang geen eigen vuur
wapenen méér, zodat er practisch niet
meer gejaagd werd. Alleen ik zelf
placht nog wel eens een geweer te
lenen bij de politiecommandant, die ik
goed kende, om al dan niet in zijn
gezelschap op jacht te gaan.
Het is zondag, des ochtends om half
zeven, op een prachtige dag in Octo
ber 1953. Ik sta op een smalle zand
weg met aan mijn rechterhand de
oliepalmaanplant in de afdeling Damuli
van mijn collega R. en aan mijn linker
hand een uitgestrekt gebied lalang-
wildernis. Mijn motorfiets heb ik hon
derd meter terug aan de kant van
deze grensweg laten staan. De zon is
net op. Schuin links voor mij, temid
den van de wuivende witte pluimen
van het bijna manshoge gras staat een
reusachtige "Pokok Radjah" of "Tua-
lang", de "koningsboom" der Suma-
traanse wildernis. Veertig meter rijst
(lees verder volgende pagina)
IP&StfRf
- uI/mM
'4
"Weet je zeker,
tjelengnja komt
van deze kant?"
20