INDONESIË zijn machtige witte stam onvertakt de lucht in. Daarboven komt de ijle, uit weinig takken bestaande kroon. De pokok radjah staat op Sumatra bij de echte inheemse bevolking in een kwa de reuk. Geen Maleier zal het wagen de bijl in zijn geweldige stam te zet ten. Daar waar het absoluut noodza kelijk is er een te vellen, wordt hij moeizaam omgebrand. Vuur is onper soonlijk, of zo denkt de bevolking. Dat het ombranden van een dergelijke boom soms maanden met zich mee kan brengen, is geen bezwaar. Zij hebben alle tijd. Ik kijk naar boven. Hoog, hoog, torenhoog. Tussen zijn takken woont een troep bètets (Alex ander parkieten). Als zwarte stippen fladderen zij heen en weer, hun schel le kreten: kèkkèkkèk-kèkkèkkek ver scheuren de ochtendstilte. Met ver wondering en ontzag besef ik, dat er meer dan honderdvijftig jaar geleden waarschijnlijk ook al bètets tussen zijn takken woonden. Achter hem strekt de graswildernis zich uit, hier en daar onderbroken door de ijle silhouetten van andere tualangs en wat donker der bosjes woud-opslag. Een witkop arend cirkelt traag en op grote hoog te rond. Af en toe klinkt zijn melan cholieke roep: kéli; kéli, kélir tot grote consternatie van de bètets. Langzaam wandel ik de zandweg ver der af, genietend van de ochtendkoel te, de zachte bries en de gehele prachtige natuur. Het heeft de vorige dag geregend en de gebeurtenissen van de nacht staan in de vochtige bodem opgetekend. Hier is een napu uitgekomen, heeft een eindje de weg afgelopen en is toen weer de lalang in verdwenen. Daar is een roedel zwart wild de weg overgestoken, de aanplant in. Op zoek naar afgevallen vruchten van de oliepalm. Ik volg het spoor een eindje, maar raak het dan kwijt in de dichte ondergroei van centrocema en puera- ria. Ze zijn zo vroeg in de ochtend waarschijnlijk nog niet terug de lalang in en ik krijg ze misschien verderop nog wel te zien. Er is een behoorlijk grote ever bij. Ik loop op mijn gemak weer schuin terug naar de weg. Ho! Wat is dat? Breed en sterk staan daar de prenten van "Setua", "de Oude", of "Radjah Hutan", "de Koning", of "Orang Kuat", de "Sterke". Alles wat LI maar wilt, alles behalve zijn eigen lijke naam. De oudere en wijzere bewoners van dit land weten wel beter, dan door het lichtzinnig uitspreken van zijn naam, "harimau", zijn gevreesde aan dacht te trekken. Zij, die op de rand van de wildernis een moeizaam be staan aan het oerwoud ontworstelen en daarin vergrijsd zijn, fluisteren "Setua", de Oude en kijken dan nog onrustig om zich heen. ledereen weet immers, dat er mensen zijn, de z.g. Orang Korintji, de bewoners van de berg Korintji, die zich 's nachts in een tijger kunnen veranderen? Deze Orang Korintji zijn moeilijk van gewone mensen te onderscheiden. Het is een volwassen mannelijke tijger; de achterklauwen zijn bijna even breed als lang. (De voorklauwen zijn altijd breder dan lang). Duidelijk is te zien waar hij uit de lalang is gekomen; de halmen zijn van elkaar gebogen en er is een soort gangetje ontstaan. Ik loop er een eindje in, maar niet te ver, want er is weinig zicht. Daarna kom ik terug en volg de prenten over de weg. Ze zijn kersvers, waarschijn lijk in de vroege ochtend gemaakt. Hij heeft een heel eind over de weg gelopen, drie- of vierhonderd meter en is toen schuin de aanplant inge gaan. Nog een eind verder de weg op, zijn de varkens weer overgestoken, nu terug. Kennelijk ietwat in haast, want er liggen losse kluiten aarde links en rechts van de sporen, die ook dieper zijn dan normaal. Er zijn zelfs duidelijke glij- en slipsporen. Op dit punt blijf ik staan en kijk rond. Het is doodstil om mij heen. De lalang aan de linkerkant wordt hier onderbroken door een stukje bos. Een kronkelend voetpaadje, dat ik na enige aarzeling inloop, leid naar binnen. Het is donker onder de bomen. Een verwilderde a- renpalmaanplant. Na een tijdje wordt het iets lichter en daar staat, zoals ik verwacht had, een wankele woning op palen. Er omheen is de bodem omge- tjankold (omgespit); de bewoner, een oude gebogen man, staat op het land te werken. Ik nader hem en zeg be leefd: "Salam Aleikum". Vervolgens informeer ik naar de wel stand van zijn gezin, merk op dat de regens dit jaar vroeg zijn ingezet, dat de maanstand gunstig is om te plan ten en spreek mijn hoop en vertrou wen uit dat de wilde varkens zijn aan- plantje met rust zullen laten. Waarop hij mij meedeelt dat het met zijn vrouw en kinderen uitstekend gaat; hij vraagt hoeveel mannelijke nakomelingen ik heb en spreekt tenslotte zijn hoop en vertrouwen uit, dat dit aanal .metter tijd vertienvoudigd zal worden. Na deze inleidende conversatie, die ongeveer een kwartier in beslag neemt, kom ik voorzichtig tot het ei genlijke doel van mijn bezoek. "Apa Bapak pernah lihat atau dengar hari mau? Bij het woord harimau verschiet de oude zichtbaar van kleur. Hij kijkt mij verwijtend aan, maar antwoordt beleefd genoeg. Jazeker, hij ziet Hem, Wiens naam men niet uitspreekt, geregeld. Waar dan wel? Daar, aan de rand van zijn ladang, of soms ook wel midden op de ladana zelf. Om hoe laat? Vrij geregeld 's avonds, vlak voordat de maan opkomt. Is hij altijd alleen? Ja, altijd alleen. Midden in de nacht hoort hij Hem soms brullen. Hoe kan mijn Vader weten, dat het altijd de zelfde is? Hij kijkt mij met zijn oude ogen mede lijdend aan en antwoordt niet. Ik loop peinzend terug naar de motor. Een niet schuwe tijger, die geregeld brult. E.e.a. niet verwonderlijk, nu de paartijd nadert (november). Buiten de paartijd brullen tijgers zelden. Later op de dag bezoek ik mijn collega R. Het is een ongeschreven wet op onze onderneming, niet te jagen in een an der zijn afdeling. In de eerste plaats is de afdelings-assistent degene die precies weet waar de mensen aan het werk zijn en in de tweede plaats wordt hij beschouwd als de baas over en de eigenaar van, het wild in zijn eigen afdeling. R. heeft de sporen al eerder gezien. Het werkvolk heeft enige dagen ge leden ook reeds geklaagd dat er van tijd tot tijd een geit verdwijnt uit de pondok. Wij bespreken de mogelijk heid hem te schieten. Het lalangareaal uitrukken? Onmogelijk, het gebied is te groot en er zal geen werkvolk voor te vinden zijn. Een geit uitzetten bij een hoogzit? In theorie klinkt dit erg mooi, maar in de praktijk biedt het aanzitten bij levend lokaas maar zelden op korte termijn succes. En voor iemand die van de vroege ochtend tot de late avond hard werkt is het vooruitzicht om meer dan één, hooguit twee nachten achter el kaar wakker te blijven niet erg aan trekkelijk. Een aangeslagen aas is wat anders. Maar een geit neemt de tijger meestal mee een heel eind de wildernis in en het valt niet mee die dan daar terug te vinden. Een rund of een buffel kan hij niet ver met zich meeslepen, maar die kostten in die dagen al meer dan 3000 rupiahs per stuk. Wij besluiten tenslotte een val te bouwen. Toege geven, geen erg weidelijke manier van "jagen", maar het betrof hier een tij ger, die al schadelijk voor de bevol king begon te worden. (wordt vervolgd) Groepsreizen v/a 1495,tot f 1995,retour. Verzorgde reizen 3 weken Java (Bali) v/a 1995,tot 3195, Goedkope retours USA - CANADA - AUSTRALIË - NEW ZEALAND - Z. AFRIKA en EEN REIS OM DE WERELD. SOC representative in Jakarta en Uw gastheer is Sultan Hamid Jl. Radio 1-2 E, Kebajoran, Jakarta. STICHTING OVERZEESE CONTACTEN Stadhouderslaan 2, Den Haag, Telefoon 070-46 97 23 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 21