Journalistieke Herinneringen (XVI) DISCO BOLLAND A "lk ben feller dan ooit tegen het communisme, maar deze man vertrouw ik". Tsjoe En-Lai, de Chinese premier, is overleden. Ook in de westerse pers is zijn betekenis in lovende woorden geschetst en de aan hem gewijde artikelen zijn waarlijk geen verplicht tribuut aan een belangrijke figuur in een hoogst belangrijk land. Tsjoe wordt beschreven als een groot staatsman die zijn land met grote bekwaamheid heeft gediend. Inderdaad, en daarmee de gehele wereld. Het is voldoende te wijzen op zijn rol in het proces van toenadering van China tot de Verenigde Staten, met alle gevolgen van dien, om te begrij pen welk een invloed van deze man is uitgegaan. Wijsheid en diep inzicht, maar ook tolerantie hebben zijn regiem gekenschetst. Een uitermate boeiende persoonlijkheid dus. Ik heb hem aan het werk gezien tijdens de Afro-Azia- tische conferentie te Bandoeng in a- pril 1955 en ben toen reeds diep onder de indruk gekomen van de machtige persoonlijkheid van de man, die toen als minister van buitenlandse zaken van de prille Volksrepubliek China zich in die kring verzekerde van een enorm prestige. Vele van zijn mede-gedele geerden zullen vóór de conferentie nauwelijks geweten hebben wie Tsjoe was: hij was toen internationaal weinig bekend maar verzekerde zich in dit interessante gezelschap meteen een plaats in de voorste gelederen. Oppervlakkig gezien een figuur waar van men moeilijk zou kunnen geloven dat hij een grote rol speelde in de communistische beweging, want hij sproot uit een mandarijnenfamilie, had in het Westen gestudeerd. Ofschoon hij in dit stadium van zijn leven al communist was wees niets er op, dat hij een grote rol zou gaan spelen als rechterhand van Mao. Toen Tsjoe dan ook in Bandoeng op dook als leider van de delegatie van de Volksrepubliek was zeker de Wes terse pers erop gespitst hem op de korrel te nemen. Niet alleen was men benieuwd naar de persoonlijkheid van de vertegenwoor diger van de Volksrepubliek, maar nog meer naar de lijn die de grootste continentale mogendheid in Azië, eerst zeer onlangs onder communis tische leiding, zou volgen. Net als nu - en is het sedert bijna drie kwart eeuw eigenlijk ooit anders ge weest? - waren de vijftiger jaren een periode vol internationale spanningen. In het Verre- en in het Midden-Oosten waren die groot. De Amerikaanse iso- latiepolitiek van China, die zulk een grote gevolgen zou hebben voor de wereldpolitiek werd met grote inten siteit gevoerd. Toenadering en pogingen samenwer king te organiseren tussen de sedert het einde van de wereldoorlog onaf hankelijk geworden vroegere koloniale gebieden lagen dus voor de hand. Op een bijeenkomst van de eerste minis ters van Burma, Ceylon, India, Indone sië en Pakistan (de zg. Colombo Con ferentie) in 1954 legde de toenmalige premier van Indonesië, mr. Ali Sastro- amidjojo, het plan op tafel voor een conferentie van onafhankelijke Afri kaanse en Aziatisché landen. Er moet op die conferentie, al staat dat niet in de officiële publicaties, al dadelijk de vraag opgeworpen zijn, of China tot deze conferentie zou worden uitgeno digd. Het Rijk van het Midden genoot maar weinig sympathie en ook de mo gendheden die met zekere voldoening naar Peking keken waren toch wat huiverig voor een confrontatie met China en de mogelijkheid van beïn vloeding van hun eigen communis tische partijen. China overslaan was natuurlijk te gek om los te lopen - China erbij halen was een riskante zaak. Men besloot het risico te nemen en een vol jaar op enkele dagen na later werd op 18 april 1955 te Ban doeng met groot ceremonieel de eer ste Afro-Aziatische conferentie ge opend in de toneelzaal van de voor malige sociëteit. Ik heb die bijeen komst mogen bijwonen op de pers tribune. Wat mr. Ali voor ogen heeft gestaan bij het vormen van zijn plan mag men zich ook nu nog afvragen. Het was wel een zeer heterogeen gezelschap dat van de 25 landen die aan de con ferentie deelnamen. Wat hen verenig de was niet één gemeeenschappelijk belang, want daarvoor was de ver scheidenheid te groot. Maar wel de huidskleur van zwart via bruin naar geel. Het was de eerste confrontatie van de gekleurde en meesttijds tot voor kort door westerse mogendheden o- verheerste naties - een confrontatie dus met het Westen. De verwachtingen wat betreft de praktische gevolgen waren dan ook niet hooggespannen, maar men hoopte wel dat de confe rentie een aantal duistere punten aan de oppervlakte zou brengen en de onderlinge verhoudingen daardoor zouden kunnen worden bepaald. In de eerste plaats dus: wat is de houding van China vis-a-vis de Aziatische en Afrikaanse landen, in het bijzonder die welke pas kortgeleden zelfstandig wa ren geworden. Die hadden in vele op zichten problemen van dezelfde aard: het wegvallen van het kapitaal en de technische bekwaamheid van de vroe gere meersters. In de grootste spanning wachtte men het openingswoord van de Chinese delegatie af, want wat het immense land met de grootste bevolking ter wereld te zeggen had over de verhou ding tot zijn buren - geen onbeteke nende staten maar toch wel kleuters tegenover de reus op het vasteland - Stationsweg 143, tel. 070-88 30 07 DEN HAAG Uit Singapore ontvangen L.P.'s en muziekcassettes van o.a. The Steps, Aida Mustapha, Salina I en lil en Djuwita. Geen correspondentie, wel tel. in lichtingen op tel.: 070-88 30 07. Wacht U niet te lang met kopen, het kon wel eens de laatste keer zijn dat het nog wordt geleverd! zou bepalend kunnen zijn voor de toe komst Tsjoe haastte zich niet. Hij liet o.a. Nasser, Takasaki (Japan) en Romulo (Philippijnen) voorgaan, de laatste met een sterk emotioneel geladen, te gen het Westen gerichte speech. Ein delijk nam de chef van de Chinese delegatie op 19 april het woord. Zou hij zich opwerpen als leider van de gekleurde verworpenen der aarde? Zou hij de zegeningen van het com munisme prediken? Zou hij in deze toch al scherp tegenover de Westerse wereld staande omgeving de strijd te gen de westerse wereldmachten pro pageren? Niets van dat alles gebeurde. Hij ver eenzelvigde zich met de noden van de volkeren die op de conferentie aanwezig waren, hij stelde alle buren gerust die een agressieve politiek van Peking verwachtten. In zijn toespraak ontbrak elk spoor van haatdragend heid. Een nogal Westers georienteerd gedelegeerde zei later: "Ik ben feller dan ooit tegen het communisme, maar deze man vertrouw ik". De reactie van de zaal (maar ook die van de pers tribune) was er een van aangename verrassing en, zo men wil, opluchting. Met een rede die nog geen half uur duurde had Tsjoe het pleit gewonnen en zijn zeer belangrijke plaats in de conferentie bepaald. Hier was een staatsman aan het woord en boven dien een man die eerlijk scheen te menen wat hij verkondigde. Het enorme prestige dat Tsjoe zich op slag had verworven en dat ook in de verdere discussies, openbaar en besloten zo mogelijk nog groeide heeft hij weten uit te buiten door de aan vaarding van zijn voorstellen inzake vrije coëxistentie die uit vijf punten bestonden erdoor te krijgen. Die voor stellen kwamen overeen met hetgeen hij tevoren met India had bereikt, bij de regeling van de Chinees-Indische betrekkingen. Misschien ligt hierin de verklaring van het feit - ook al niet officieel geboek staafd maar nochtans hardnekkig door ingewijden volgehouden - dat het Nehru geweest is, die zich het meest lees verder volgende pag. 1e kol. onderaan 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 4