Iets meer dan gewoon verlieten. Vader kwam als jong ingenieur naar Indie, Moeder was reeds m Soerabaia. Grootvader van moeders zijde was dominee Offerhaus, hy vond de omgeving van Groningen wat aan de saaie kant, koos het ruime sop en de Mo- lukken. Hij bezocht de eilanden en kwam ook op Timor. Daar trok een tentoon stelling zijn aandacht waarop onder meer kleine 9|fhge pijltjes waren uitgestald Als arapie vroeg hij aan het Timorese vrouwtje dat hem rondleidde, of de pijltjes van Amor waren. Het antwoord kwam vlot: "Nee dominee, deze van Timor, Amor waar? Nooit van gehoord!" Mevrouw Gerding heeft gewoond in een plaatsje boven Pekalongan, in Blitar, Wonosobo, Bandoeng en te Bui tenzorg. Zij heeft geen kontakten meer in Indonesië maar haar Indische jaren vormen een belangrijk deel van haar leven. Reeds als kind merkte zij dat ze meer zag en kon dan andere kin deren, bijvoorbeeld een kip "dood laten liggen. Het was voor haar moei lijk om te begrijpen dat vriendjes en vriendinnetjes niet zagen wat zij wel opmerkte. Later heeft zij dat leren aanvaarden. Anna Aleida Le Comte trouwde jong en een uitbreidend gezinnetje weer hield haar van studeren. Haar liefde tot de natuur bleef onverflauwd en zij trok er graag op uit op zoek naar zeld zame planten welke zij ter determina tie naar Buitenzorg zond. Mevrouw Gerding heeft in die tijd veel gepubli ceerd over planten in "Indisch Leven" en in "de Oriënt", haar artikelen illus treerde zij zelf. De gave om te "zien" heeft haar nooit verlaten en in de bossen rond haar huis op de Veluwe ontwaart zij regel matig natuurwezentjes, als kabouters en elfen om er een paar te noemen, doorzichtige lichte figuurtjes en in ei gen huis, soms ook bij anderen, ziet zij huiskabouters, deze zijn minder doorzichtig. Natuurwezens, vertelde mevrouw Gerding, reageren op onze uitstraling; "natuurwezens gebruiken onze uitstraling om zichzelf zichtbaar te maken, kabouters houden niet van ons omdat zij niet snappen dat wij hen niet zien!" Deze lichte, tere we zentjes gedijen niet in een land als Indonesië, waar demonische krachten worden opgeroepen door onbekwame toverdokters en door hen die aan goena goena doen en waar een te zware atmosfeer van oerkrachten heerst, zoals vulkanen en oerbossen. Wel zijn er plantengeesten. Ook berg geesten zijn door mevrouw waarge nomen. Gevlijd tegen de helling van de Salak of de Gedeh, het hoofd op de arm gesteund en zo neerkijkend op sawah's en de vallei, zij waren rose en wit gekleurd. Vaak heb ik mij afgevraagd of mensen die de gaven bezitten die mevrouw Gerding heeft - zij is ook helderziend - deze niet als benauwend ervaren, of zij er niet bang voor zijn. Nee, nadat zij heeft leren aanvaarden is zij er dankbaar voor en voor de mogelijkheden om mensen te kunnen helpen. In samenwerking met doktoren had zij succes met magnetiseren. Het leven met natuurwezentjes om zich heen benauwt haar niet, zij kan zich er voor afsluiten en zoals zij zelf zegt; "niemand benauwt het als hij zich open stelt voor de natuur." Mevrouw Gerding is een waarlijk kind van de kosmos, zij leeft intens in het heelal, voelt zich bij vrijwel elk geloof of beschouwing betrokken en is over tuigd van de wedergeboorte. Met be trekking tot de dood zegt zij: "er is geen dood, maar een verder gaan, als een rups - kokon- vlinder." De verklaring, dat zij het allemaal wel "ziet" en anderen die er zich voor openstellen niet, denkt zij te moeten zoeken in professor Tenhaeff's mening dat deze gave een primitief overblijf sel is en dus een erfenis, in het geval van mevrouw Gerding kan zij het van Schotse voorouders hebben meege kregen. Als velen heeft ook zij zich moeten aanpassen aan een zoveel beperkter omgeving dan zij in Indië gewend was. Zij beschrijft haar leven te Amster dam: "of ik in een schoenendoos zat opgesloten." Maar in die schoenen doos waren sociale verplichtingen waaraan voldaan moest worden en te midden van anderen voelde zij zich n eenling, die niettemin werd geaccep teerd. Uiteraard worden haar ervarin gen wel eens spottend ontvangen, dit kwetst haar niet meer, integendeel zij vindt het amusant. Jammer, is haar mening, dat mensen zo ver van de natuur zijn afgedwaald, "er is zoveel slapte, te weinig innerlijke drang om iets te bereiken." Dat bedoelt zij niet in de zin van promotie maken, maar bijvoorbeeld in de kunst, veel arties ten zijn te gauw tevreden. De ellende in de wereld, de vele gewelddaden; mevrouw Gerding sluit zich af voor agressie, zij tracht het om te zetten in opbouwende zin. Dus in praktijk ge bracht het gedichtje: Verbeter, maar verbitter niet, toon goedheid, toon vertrouwen, een oog dat scherp maar zuiver ziet, kan bij het kwade dat ge schiedt, het aanwezige goede ook aan schouwen. Mijn idee, dat mannen meer afwijzend staan tegenover - naast het normale voorkomende - verschijnsel dan vrou wen, is niet juist, vooral biologen en scheikundigen zijn geïnteresseerd. Het is niet zo dat, hoewel mevrouw Gerding zich altijd omringd weet, zij WAPEN VAN MAGELANG In haar Indië-tijd deed Mevrouw Gerding op aandringen van fa milie en bekenden mee met de wedstrijd, uitgeschreven door de gemeente Magelang, voor het ontwerpen van een stadswapen. Tot haar grote verwondering werd haar ontwerp bekroond. Een vriendelijke lezeres atten deerde ons met een kranten knipsel op Mevrouw Gerding. Iemand anders dan anderen, in teressant, mystiek en daarom natuurlijk reeds voor vele kran ten en radio geinterviewd. En omdat Tong Tong nu eenmaal geschreven wordt door de lezers en lezeressen, werd onze atten te abonnee Mevrouw Sipma-van Kesteren meteen de interview ster en schrijfster van dit artikel. Waarbij de Indische achtergrond van beide dames misschien wel een woordje meesprak, want dit interview is ook anders dan die anderen nooit eenzaam zou zijn, het een heft het ander niet op, evenmin wordt zij door de natuurwezentjes geremd in haar hobbies. Integendeel, het samen zijn en de gedachten-communicatie met deze wezens inspireerden haar tot, in mijn ogen, bijzonder mooie te keningen. Over het huishouden waren we gauw uitgepraat, "ik zie geen stof" zei ze, haar andere interessen zijn in derdaad belangrijker. Het huis grenst aan een natuurreservaat. Niet lang ge leden was mevrouw Gerding tijdens een wandeling in het bos getuige van een kaboutertrek. Hierover werd uit gebreid geschreven in een krantear tikel dat in verschillende bladen werd gepubliceerd, ook vertelde zij er on langs over in een radioprogramma. In haar bostuin kweekt zij uitstervende planten. Een rijk leven, dat zij dit nog lang sa men met haar man mag behouden in het "Dakhuys" op de Veluwe. E.S.v.K. Noot; De oude spelling van de indische plaatsnamen handhaafde ik omdat die in de beschreven tijd zo was, anders werd Buitenzorg Bogor en mevrouw Gerding woonde te Bandoeng, in Ban dung is zij nooit geweest. 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 21