Indische Politie-herinneringen (IX) De vermeende zwangerschap van de Ratoe Mas door C. H. Groen Boze tongen in Solo beweerden, dat de Soenan kinds was, maar ik heb dat nooit helemaal geloofd, hoewel ik toch ook wel tekenen onderkende, die daarop wezen. Hij deed veel goed. In de Kraton leefden, behalve zijn uitgebreide familie, op zijn kosten, een 25-tal blinden en een mij niet bekend aantal invaliden. Wat weer op een bepaalde debiliteit wees, dat was, dat hij, bij elke Pasar Malam, die hij vrijwel elke avond be zocht, zich ook wel door die blinden liet volgen, hen in draaimolens en an dere kermis-attracties plaatste en de volgende morgen, naar de verhalen gingen, hen liet vertellen, wat ze alle maal meegemaakt hadden. Bij die bezoeken aan de Pasar Malam liet hij zich, soms vergezellen door de Ratoe Mas, maar altijd door zijn zes hoofdvrouwen, en, in een autobus, door zijn bijvrouwen, waarvan ik het aantal nooit heb kunnen vaststellen, want in die autobus kon men wel door de ramen naar buiten kijken, maar van buiten niet naar binnen. Het verhaal ging (Solo gonsde altijd van "de verhalen") dat hij minstens 60 bijvrouwen had, en dat, wanneer één van die vrouwen in verwachting was, hij zich van een van de hoofd vrouwen liet scheiden (in de Moham medaanse wereld een eenvoudige zaak), en dan met het bewuste'vrouw tje trouwde. Het kind, dat dan, later, ter wereld kwam, was dan door hem geecht. Later werd weer van die vrouw gescheiden en de hoofdvrouw weer aanvaard. Ik heb, in dit verband, een episode in Solo meegemaakt waarvan de hele stad maandenlang op zijn kop stond. Er kwam namelijk het gerucht, dat de Ratoe Mas in verwachting was. Aan vankelijk wilde niemand in Solo die geruchten geloven. Zo'n oude man, dat is toch uitgesloten? Maar de ge ruchten hielden aan, werden van lie verlede bevestigd en zelfs gevolgd door verhalen over de datum, waarop de bevalling kon worden verwacht. En toen die datum in zicht kwam, wer den in de Benteng de kanonnen al op gesteld, om de saluutschoten af te vuren als de geboorte zou hebben plaats gevonden. De Europese vrouwen waren in de grootste staat van opwinding. Ze on dernamen talloze tochten naar Sema- rang, sommigen zelfs naar Batavia, om zich een daverend avondtoilet aan te schaffen. Gelukkig was mijn vrouw tevreden - althans dat meen ik - met een kostbaar stofje bij de Bombayer. De officieren uit de Benteng hadden al botje bij botje gelegd en voor de boreling een gouden rammelaar aan geschaft. En toen - het duurde maar en duurde maar. De datum, die ieder in zijn hoofd had was al lang verstreken, en er was nog steeds geen geboorte. Nu was het zo, dat de mannelijke art sen, die in de Kraton kwamen, de Ratoe Mas niet lichamelijk mochten onderzoeken. Zij mochten alleen maar hun oordeel vellen, wanneer zij, ge heel gekleed, voor hen stond. Maar tenslotte, waarschijnlijk ten ein de raad, haalde men de enige vrouwe lijke arts, die Solo rijk was, erbij. Zij mocht de Ratoe Mas wel lichamelijk onderzoeken en haar conclusie was: "Er is niets aan de hand". De hele "verwachting" zou berusten op een vergissing. En hoe toen die Solose gemeenschap reageerde! Er werd natuurlijk meteen rondverteld dat het kind onmiddellijk •na de geboorte zou zijn gedood, want het kon nooit van de Soenan zijn. De kanonnen van de Benteng werden weer weggehaald, de dure avondja ponnen in de mottenballen gelegd, voor een volgende receptie, en de officieren, met hun gouden rammelaar hebben die ingeruild voor een gouden poederdoos voor de Ratoe Mas, blijk baar als troostprijs. Hoe anders was het bij de Mangkoe- negaro. Een zeer vriendelijke, betrek kelijk nog jonge man, die perfect Hol lands sprak, (hij had de opleiding ge volgd aan de K.M.A. in Breda), en die men, zonder meer, op kon bellen, wanneer men hem spreken wilde. Dat was altijd goed. Op zijn recepties begroette hij altijd alle gasten, maakte een praatje met hen en zo'n salaris-onderscheid als in de Kraton van de Soenan kende hij niet. Het was er gemoedelijk en ple zierig. Toch heb ik, op één van zijn recepties een raar geval meegemaakt. Mijn vrouw en ik hadden in het paviljoen bij ons huis, om onze kosten wat te verlichten, ook nog een ongetrouwde collega opgenomen. Er was een re ceptie bij de Mangkoe. Wij hadden, gedrieën een taxi besteld. Die kwam wel maar bleek kapot. Eindelijk kregen wij toch nog een andere wagen maar waren toen veel te laat voor de re ceptie. Er werd immers van ons ver wacht, dat wij vóór de Plaatselijk Mi litaire Commandant, en in elk geval vóór de Gouverneur aanwezig zouden zijn. Toevallig had de Plaatselijke Militair Commandant zich voor die avond ver ontschuldigd. Hij kon niet komen. Dat was verzuimd aan het orkest door te geven. De Gouverneur was al binnen. Het "Wilhelmus" was dus al gespeeld en men wachtte op het inzetten van het "Wien Neerlands Bloed'T En daar reed toch nog een auto het erf op, waarop het orkest prompt het "Wien Neerlands Bloed" inzette, niet wetend, dat in die auto maar twee jonge commissarissen en de vrouw van één hunner zaten. Mijn vrouw raakte volkomen in paniek en riep: "Ik stap niet uit. Waarop ik antwoordde: "Je stapt wel uit, want iedereen heeft ons toch al gezien". Ze ging, liep als op eieren. De Mang koe kwam ons van achter zijn pendo- po tegemoet, verwelkomde ons, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was en voerde ons dieper in de pen- doppo, waar wij, links en rechts be staard werden door de andere gasten. Ik heb natuurlijk bij de Mangkoe mijn excuses gemaakt over ons telaat-ko- men en ik heb hem de volgende dag nog opgebeld, om het geval precies uit de doeken te doen. Wij hebben er samen nog hartelijk om gelachen. De recepties bij de Gouverneur waren van een heel ander slag. Hij was een broer van het lid van de Volksraad, welke broer, wegens zijn Christelijke beginselen, algemeen de bijnaam: "Van Hemelse Dingen" had, de Gou verneur van Solo, droeg de bijnaam: "Van Helse Dingen". Nu mag U drie keer raden, hoe die Gouverneur in werkelijkheid heette. Hij was in Indië aan zijn laatste "torn" bezig en had blijkbaar het voornemen nog vóór zijn pensionering zoveel mo gelijk "Appeltjes voor de dorst" te vergaren. Hij kreeg, natuurlijk, van het Gouver nement, behalve zijn salaris, ook maan delijks een bepaald bedrag voor re presentatiekosten. In elk geval ben ik er van overtuigd, dat hij niet meer dan een fractie van het door hem getou cheerde bedrag voor representatie uit gaf. Het ging op zijn recepties, waarvan hij er, gelukkig voor ons, nooit één zou geven, als hij er maar even buiten kon, sobertjes toe. Die recepties duurden bovendien meestal slechts kort, het geen ons weer scheelde in de taxi- kosten. Ja, en dan zit ik toch weer op de (lees verder volgende pagina) 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 10