Wm/ï 18 We hebben hem voor het eerst gezien toen we zondag gingen fietsen. Hij was gekleed in een grijs-geruit pak, droeg een grijze gleufhoed en had een wan delstok in zijn hand, waarmee hij lus tig zwaaide, zijn grote blauwe ogen keken opgewekt links en rechts. Mijn vader en ik fietsten hem vlug voorbij. Ik bleef een beetje achter om nog eens naar hem te kijken. Hij had zoiets blijs over zich. "Kijk eens jon gen", zei mijn vader met zijn wijsvin ger naar het water gericht, "een olie tanker." Mijn vader was afgestapt op de brug en liet de olietanker onder zich door varen. Ik keek ook naar de olietanker, maar toch meer naar die vreemde meneer die daar onder de brug stond, dichtbij het water. Hij had een grijs-geruit pak aan en een gleufhoed op zijn hoofd, de blauwe ogen keken kinderlijk blij naar de olietanker. Het was toch niet dezelfde man, die we zoëven voorbij gereden waren? Nee, dat kon toch niet, want zo'n oude man is toch niet meer zo rap ter been. Ik wees mijn vader op hem. "Kijk pap, die man daar bij het water," zei ik. "Ja jongen, maar we gaan weer ver der, want we willen immers vóór twee uur in België zijn," zei mijn vader on geïnteresseerd. We stapten weer op en spurtten een heel eind zonder te praten. Het weer was zacht en bijna geen wind, dus ideaal om te fietsen. In de buurt van Borkel en Schaft had den we pech. Ik natuurlijk ik) verloor de macht over mijn stuur, na dat mijn fietswiel dwars door een glas scherf was gereden en ik mijn band duidelijk pffft had horen roepen. "Geen nood," zei mijn vader, "We hebben het reparatiedoosje meegeno men." Terwijl we in 't gras zaten te wachten tot de band redelijk droog was, zag ik uit een zijweg een man aankomen; hij droeg een grijs-geruit pak en had een gleufhoed op. Zijn wandelstok zwaaide lustig rond en hij floot een of ander oud wijsje, dat mij bekend in de oren klonk. "Pap, kijk daar eens", zei ik. "Die zet er stevig de pas in," zei mijn vader, "hij liever dan ik. Ik pak mijn ijzeren paard wel." Mijn vader boog zich weer over de fietsband om te voelen, of hij goed droog was. Ik keek de eenzame wan delaar verbaasd na, was hij het nu of niet? "Kom op jongen, blijf daar nou niet zo zitten, we moeten de verloren tijd inhalen," zei mijn vader om mij uit mijn droom te halen. Bij de grens van Nederland-België stapten we af en namen een ijsje bij de "Zingende Waardin". Het smaakte echt "Bels" met die rose stroop erop. Toen we weer opstapten keek ik nog even naar binnen. Tegen de trap stond een man geleund, hij droeg een grijs-geruit pak, aan zijn arm hing een wandelstok en een grijze gleufhoed lag naast zijn glaasje bier. Ik kreeg een raar gevoel in mijn buik en keek nog eens om. "Kom jongen," zei mijn vader. "Je bent toch niet moe, hoop ik? Nu is het niet ver meer." Bij de brug moesten we wederom af stappen, want je kunt tegen zo'n steile helling beter oplopen. Aan de andere kant stapten we weer op en lieten ons freewheelen naar beneden. Voor ons uit liep een eenzame wan delaar in een stevige pas. Hij droeg een grijs-geruit pak. Zijn hoed hield hij in zijn hand en de wind speelde door zijn haren. Hij was zo grijs als een duif. Ik knikte naar hem in het voorbijgaan en hij knikte vriendelijk terug. Ik keek nog eens om; het kon toch dezelfde wandelaar niet zijn, vroeg ik mij verbaasd af. Heel de verdere weg dacht ik aan de oude heer. De gedachte dat het elke keer dezelf de man was, liet me niet los en ik antwoordde maar half op de vragen van mijn vader. "Of het nou niet fijn was een keer te fietsen en dat die autoloze zondag best wel door te ko men was, als je zelf maar iets ging doen". "Ja, ja," zei ik maar en ik was dolblij, toen ik het grote witte bord zag met "Blauwe Meer" erop. Ik fietste door, toen mijn vader af stapte en een praatje ging maken met de portier in het houten huisje. Ik keek nog even om of mijn vader nog niet doorreed, toen zag ik hem weer, die wandelaar, die man in dat grijze pak met zijn wan delstok. Ik fietste wat ik fietsen kon. Bij ons huisje aangekomen, gooide ik mijn fiets tegen een boom, rende naar de pomp, pompte het heldere water in de emmer die er onder stond en stop te mijn gezicht erin. Het water smaakte heerlijk fris, een beetje naar ijzer. Toen de rimpeling uit het water in de emmer verdwenen was, zag ik er een gezicht uit te voorschijn komen, een gezicht, dat me heel bekend voor kwam! Ik had ineens datzelfde rare gevoel als bij de grens en ik draaide me met een ruk om. En ja hoor, daar stond hij, de eenzame wandelaar in zijn grijs ge ruit pak en zijn gleufhoed op. Hij keek me waarschuwend aan, hief zijn vinger op en zei: "Je moet niet zoveel koud water drinken jongeman, als je pas zo'n eind gefietst hebt, dat is niet goed voor je maag. Daarna keerde hij zich om en wandel de het laantje uit. Verbijsterd keek ik hem na, intussen mijn natte handen aan mijn zakdoek afvegend. ESJE PEER (Vervolg: Vijf beslissende minuten) lanceerde niet meteen vliegtuigen toen de Amerikaanse carrier werd ontdekt, maar koos het zekere voor het onzekere door eerst alle vlieg tuigen de laten retourneren, vervol gens te laten herbewapenen en dan in volle sterkte te laten lanceren. 7. Doordat het Oppercommando op een schip zat en mee deed met het plan moest radiostilte worden ge houden (onderzeebootqevaar). Hier door was Yamamoto verstoken van informatie, totdat de nood aan de man kwam. Dit in tegenstelling tot de Amerikaanse wijze van comman dovoering. Adm. Nimitz bevond zich te allen tijde op het land - eerst op Hawaii en later op Guam - hierdoor was hij altijd in contact met zijn eenheden. 8. Geen radar. 9. Het continu winnen op het oorlogs terrein heeft de Japanners een ziek te gegeven die wordt beschreven als: "Victory Disease". De houding werd arrogant waardoor de vijand werd onderschat en dit is de groot ste fout die gemaakt kan worden. Noot: De slag bij Midway moet worden be schouwd als één van de beslissende zeeslagen uit de geschiedenis. Het heeft n.m.m. niets te maken met democratisch of totalitair regeer- systeem, maar de overwinning kan nog het best worden betiteld als: de over winning van de intelligentie (victory of intelligence) zoals dit werd gekarak teriseerd door de Amerikaanse histo ricus Prof. Samuel E. Morrison. O. G. WARD

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 18