Aan de inzenders (-sters) van hydragen aan de tentoonstelling 99Nederlanders in Japanse kampen99 Van de Heer P. M. Adriaanse, organisator van de Tentoonstelling "Nederlanders in Japanse kampen" ontvingen wij de hierondervolgende ciculaire: De tentoonstelling "Nederlanders in Japanse kampen" is ten einde. Na een jaar lang achtereenvolgens in Amsterdam, Den Haag, Breda, Leeuw arden en Arnhem te zien te zijn ge weest en tienduizenden bezoekers te hebben getrokken, heeft ze op 13 juni j.l. definitief haar poorten gesloten. Het doel dat voor ogen stond, namelijk een ieder hier te lande, die daarvoor belangstelling heeft, in de gelegenheid te stellen een indruk te krijgen van de manier, waarop Nederlanders gedwon gen werden te leven (en vaak ook te sterven) onder Japanse heerschappij (1942-1945), is bereikt. Tot de bezoekers behoorden om te beginnen vele duizenden vroegere krijgsgevangenen en geinterneerden met hun verwanten. Voor het eerst kregen zij hier een denkbeeld van de soms geheel andere wijze, waarop het in andere kampen als de hunne is toegegaan. Maar ook kwamen er gro te aantallen landgenoten op bezoek, die ons voormalig oosters gebieds deel niet uit eigen ervaring kenden, maar de oorlog in Nederland hebben beleefd of toendertijd nog niet ter wereld waren gekomen. Vooral voor deze categorie was het jammer, dat het beeld niet completer kon zijn. Want het is nu eenmaal zo, dat zowel gedurende de oorlogsjaren als in de 30 jaar die nadien zijn ver lopen, heel veel van het oorspronke lijk voorhandene verloren is gegaan. En dit proces duurt, naar ik bij mijn onderzoekingen in de afgelopen jaren dikwijls heb kunnen constateren, nog onverminderd voort. De generatie van hen, die als volwassenen de kampen in gingen, begint uit te sterven en vaak verdwijnen met hen de visuele herinneringen, die zij, in de vorm van tekeningen of voorwerpen, uit hun kamptijd hadden bewaard. Hoe jammer dit uit historisch oogpunt is, is zonder meer duidelijk en daarom is het niet te verwonderen, dat velen, ook inzenders, mij gevraagd hebben of het niet mogelijk zou zijn hier te lande een centrale instelling te vinden, bereid en in staat om zaken als hier- bedoeld niet alleen in een gemeen schappelijk register op te nemen en naar behoren te bewaren, maar bo vendien, althans gedurende de eerst komende 25 jaar, de kern van zulk een verzameling permanent en het overige, voorzoveel mogelijk, afwisse lend publiek ten toon te stellen. Bij het beantwoorden van deze vraag wil ik op de voorgrond stellen, dat al wat op de tentoonstelling te zien is, in bruikleen is ontvangen van de di verse in de catalogus genoemde in zenders en dus na beëindiging van de tentoonstelling naar hen teruggaat. Van overdracht aan een instelling als boven aangegeven zal alleen sprake kunnen zijn, als de eigenaar zich daar toe bereid verklaart. Natuurlijk zouden wij het van harte toejuichen als bij velen deze bereid heid aanwezig zou blijken, want al leen dan is het mogelijk hier te lande te komen tot een blijvende getuigenis van deze bijzondere episode in de Nederlandse geschiedenis. Het doet ons genoegen te kunnen melden, dat een niet gering aantal inzenders reeds te kennen heeft ge geven zich te kunnen verenigen rriet de aanbevolen gedragslijn. Lijnrecht daartegenover staan echter degenen, die onder geen beding van hun kamp eigendommen willen scheiden. Wij haasten ons te verklaren, dat wij voor hun standpunt volledig respect heb ben. De band met wat op tastbare wijze aan deze tijd herinnert, wordt namelijk door de betrokkenen op zeer verschillende manier ervaren. Veel voorkomend is de figuur van hen, die in beginsel alles er voor voelen om, terwille van het algemeen belang, door beschikbaarstelling van wat ze bewaard hebben, mee te werken aan de bovenbepleite constructie, maar ér toch min of meer voor terugdeinzen zich zonder meer los te maken van wat nu eenmaal hun bezit is. Hier lijkt een geschikte tussenweg wel mogelijk, namelijk in die zin, dat men het be trokken stuk wel dadelijk in eigendom afstaat, maar met de bepaling dat over het tijdstip van overdracht er van na der overleg zal worden gepleegd. Het is raadzaam om in zulke gevallen aan het desbetreffende objekt een schrif telijke aanwijzing te bevestigen en/of zulk een aanwijzing zo vast te leggen, dat voorkomen wordt dat, uit onwe tendheid, op andere wijze over het stuk in kwestie wordt beschikt. Het is moeilijk om over deze aange legenheid uitspraken te doen die voor allen gelden. Daarvoor lopen de om standigheden van geval tot geval te zeer uiteen. Ik ben dan ook gaarne bereid om met ieder der eigenaars persoonlijk overleg te plegen over de vraag welke weg de beste is om de zorg voor het niet verloren gaan van wat uit de kampen overbleef te ver zoenen met de weerstand tegen voor tijdige afstand van wat men bezit. De kracht van het hiervoren ontwik kelde denkbeeld ligt vooral in de con centratie van het bijeengebrachte op één bepaald punt. Is men het daar mee eens, dan dient men derhalve met elkander ook zoveel mogelijk één lijn te trekken om versnippering te voor komen. Een grondige overweging van alle mogelijkheden heeft uitgewezen, dat er hier te lande maar één instelling blijkt te zijn, die bereid en in staat is om op de gestelde voorwaarden de vereiste taak integraal op haar schou ders te nemen. Dit is het Gemeentelijk Museum voor het Onderwijs te 's-Gravenhage. Velen uwer zullen in dit museum de tentoonstelling "Nederlanders in Ja panse kampen" hebben bezocht en daarbij kunnen constateren met hoe veel toewijding en bekwaamheid al het ingezondene, ook het geringste, was opgesteld. De voor deze gelegenheid door het museum vervaardigde grote kaart van het Z.O. Aziatisch oorlogs toneel en de minutieuze overzichts kaartjes van de kampen in Java en Sumatra alsook van de Birma/Siam- spoorweg en die van Pakan Baroe gaven de noodzakelijke achtergrond bij de tentoongestelde stukken. Men mag verwachten dat deze zorg zeker niet minder zal zijn, wanneer in de toekomst dit museum het centrale be heer van deze stukken op zich zal hebben genomen. Twee omstandigheden zijn hierbij als versterkende factoren te beschouwen. De eerste is dat voor verwezenlijking van een denkbeeld als dit, van alle plaatsen in Nederland Den Haag de meest voor de hand liggende is. Het is genoegzaam bekend, dat deze stad verreweg het grootste aantal "In dische mensen" onder zijn bewoners telt en vanouds met duizenden banden aan het overzeese gebiedsdeel ver bonden is geweest. Alleen in zulk een milieu is een bescheiden maar sterk monument als dit, ter gedachtenis van het tijdens de kampjaren gezamenlijk doorleefde, op zijn plaats. Een tweede gelukkige factor is, dat het Museum voor het Onderwijs over enige jaren zijn intrek hoopt te kunnen nemen in een gloednieuw gebouw op een aantrekkelijke plaats in Den Haag, waarin voor een bevredigende presen tatie van de kamprelicten voldoende ruimte beschikbaar zal zijn. Om aan het vorenstaande een con crete wending te geven, zijn bij deze circulaire een paar formulieren ge voegd, die de geadresseerden benut ten kunnen om van hun standpunt te doen blijken. (Aan de inzenders van de tentoonstelling werd de circulaire en formulieren toegezonden, aan hen die niet inzonden doch wel tekeningen en voorwerpen uit de kamptijd in hun bezit hebben, en positief staan tegen over het hier naar voren gebrachte idee, kunnen een aangifteformulier telefonisch of schriftelijk aanvragen bij het hieronder genoemde adres.) Het zou wat optimistisch zijn om te verwachten, dat ieder uwer één dezer formulieren zal invullen en verzenden, maar wij hopen wel dat velen uwer ons verzoek om medewer king zullen willen honoreren. Een laatste punt dat nog bespreking (lees verder volgende pagina onderaan) 26

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 26