WEERZIEN MET TJALIE Willem Brantlt Harry et Marsman Lin Scholte Nu Tong Tong twintig jaar bestaat moet ik er aan denken hoezeer het pas gisteren lijkt dat Tjalie bij mij in de tuin zat, ik woonde destijds in Amstelveen en het was zonnig en zomer, toen hij sprak over zijn plan om een soort In dische krant in Holland op te richten. Het leek een droom, maar een droom die in dit tijdschrift toch op wonder baarlijke wijze verwezenlijkt is. En nog steeds blijft Tjalie daar altijd wezenlijk in aanwezig, al nam hij afscheid van deze wereld een paar dagen nadat ik via de telefoon met hem had afgesproken dat we elkaar spoedig weer eens moesten zien. En dat gebeurde ook, hoe vreemd het klinken mag; niet spoedig maar toch betrekkelijk korte tijd daarna. Ik ging naar Indonesië, voor 't eerst weer na twintig jaar, en wandelde er door Pasar Ikan en langs de oude haven met zijn grote houten prauwen waar nog niets veranderd lijkt. Achter mij verrezen de torenhoge flatgebou wen, kantoren en hotels van het mo derne Jakarta, langs brede boulevards met een waanzinnige stroom auto's. Deze nieuwe stad zei mij niets meer. Maar hier, bij de oude haven en voor al op Pasar Ikan, hangt nog de sfeer van voorheen, de geuren, het trage gewemel van mensen, de warongs, de kleine smalle straatjes. Het was daar dat ik Tjalie terugzag. Hij scheen voor mij uit te lopen, met zijn veerkrachtige jagersgang, smal en lenig. Keek hij om, om mij te groe ten? Ik volgde hem, telkens verdween hij weer om een hoek. Ik versnelde mijn pas. Het was nu of hij zweefde, een schim, die even wenkte, daar waar de haven begint, met de sche pen. Toen was hij plotseling verdwe nen. Ergens in zee? Ik wist zeker dat het Tjalie geweest was. Het is een vreemde ervaring, maar later las ik een verhaal van F. C. Ter- borgh, eenmaal een vriend van Slauer- hoff en als schrijver sterk met hem verwant, over een eendere ontmoeting nadat "Slau" al jaren geleden gestor ven was. Terborgh vertelt in dat verhaal (Het Laatste Afscheid) hoe hij in Peking een figuur volgt, een gestalte in kimo no, waarvan hij zeker meent dat het Slauerhoff moest zijn, teruggekeerd naar het land van zijn verlangen: China. De geheimzinnige gestalte schijnt hem te wenken, te leiden, naar een heuvel, waar hij als in een nevel verdwijnt. Slauerhoff leeft nog voor wie zijn werk kennen en liefhebben, niet als een stuk literatuur maar met een ademende aanwezigheid. Zo groot en indringend waren de dingen die hij te zeggen had, zo persoonlijk, en zo echt. En ook Tjalie leeft nog, om dezelfde redenen. Ik heb hem weergezien op Pasar Ikan, in het land en op de plaat sen van zijn verlangen. En als ik Tong Tong in handen neem, het enige tijdschrift dat ik letter voor letter blijf lezen, is het alsof ik zijn stem hoor fluisteren in het geritsel van het papier. WILLEM BRANDT KLEINE KEDJER. Ongemerkt kwam 't binnen, een klein, kleurloos vlindertje. Op zijn bleek bruine vleugeltjes dartelde 't de ene kamer uit, de andere in. Totdat 't ein delijk een plekje vond dat hem leek. Daar zette 't zich neer, even nog tril lend met de vleugeltjes en dan was er de hele verdere morgen alleen nog maar een onopvallend rechthoekig driehoekje tegen de muur; anderhalf bij drie. "Een kedjer" zei mijn moeder, "dat betekent bezoek van goede vrienden, of anders brengt de post ons prettig bericht." En 't was frappant zo dikwijls als dat uitkwam. Later, in de bergen, waar zelden of nooit de gasten onaange kondigd binnen kwamen vallen, be schouwde ik dat kleine vlindertje zelfs als 't vriendje dat met goede bedoe lingen me op kwam zoeken in de een zaamheid. Hoé en wanneer precies Tong Tong bij ons binnen kwam dwarrelen weet ik niet meer; 't is al zo lang geleden. Hij was er en is sindsdien regelmatig blijven komen. Met voor mij altijd een prettige boodschap; van de ene mens uit lndië aan de andere. Hij heeft oude bijna vergeten vrienden bij mij terug gebracht, hij bezorgt me nieuwe. Hij stelt me in de gelegenheid met de oude en nieuwe van gedachten te wis selen. Hij hoort me aan als ik vertel over de goede oude tijd. Sommigen noemen 't "heimwee-praat". Er komt geen heimwee aan te pas, ik heb hier immers genoeg om tevreden mee te zijn. Maar gewoon omdat nog altijd 't harte er vol" van is. En alleen maar goed, dat je je, in deze verarm de tijd realiseert, hoé rijk, hoé waar devol 't leven was. Onze trouwe Tong Tong heeft in zijn twintigjarig leven al heel wat moeilijk heden 't hoofd geboden. En zal er on getwijfeld nog veel moeten overwin nen. Een woord van lof en dank aan Lilian en haar staf voor hun branie en on dernemingsgeest is dan ook volkomen op zijn plaats. Dat nog heel veel jaren Tjalie's kleine, pretentieloze Kedjer door de brievenbussen naar binnen komt glippen, overal waar hij van har te welkom is. PLANTERSVROUW POEKOEL TEROES, NOG LANG Geslameteerd lieve mensen, met Tong Tongs twintigste verjaardag! Ik kende haar al toen ze nog een kleine adik "De Brug" was, en nu tot een "taaie rakker" uitgegroeid, is ze me nog even lief. Tong Tong is als een vriendenhand die je uit de verte toegestoken wordt, waar ook ter wereld en in welke uit hoek je ook zit; Tong Tong vormt een waardevolle band van Indische men sen tot in alle uithoeken van de aarde, een vriendenkring, hoe dan ook. En al mag ons aller Tjalie er lijfelijk niet meer zijn, dat zijn geest nog steeds in Tong Tong leeft is duidelijk merk baar. Daar kunnen we zijn vrouw Lilian niet erkentelijk genoeg voor zijn. Ver trouwend dat we over twintig jaar nog eens kunnen zeggen; poekoel teroes maar door, voor ons nageslacht! LIN SCHOLTE 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 5