Sjani kon niet scheiden van Merauke ii Schetsen uit het voormalig Ned. Nieuw Guinea door H. Neeb Sjani was een oorlogsvrijwilliger van het KL., die na de demobilisatie in 1954 in Merauke was achtergebleven. Hij besloot zijn grote voeten hier in de modder te planten, liever dan terug te gaan naar de Noord-Hollandse klei. Waarom nu juist in dat rotgat? Wel, gewoon, omdat hij er nu eenmaal ge legerd was, omdat hij het leven in Nieuw-Guinea prettig en gemakkelijk vond en omdat hij er een klein nijver Papoea-meisje tot gezellin had geno men. Het was in het begin een vreemd gezicht, die twee samen te zien. Maar in Merauke wen je aan alles. Eens per dag ging hij voor boodschap pen op stap met de kleine Manoeri achter zich aan. Hij groot, donkerblond met blauwe ogen, bewegelijk, met steeds een opgewekte zin of groet voor iedereen binnen zijn stembereik. Zij een paar meters achter hem, klein, zwart met kroeshaar toch wel een lief, stil gezichtje, de ogen naar de grond gericht, zeulend met allerlei artikelen. Hij had haar na overname van haar familie eerst grondig gereinigd en toen bij beetjes de praktische kanten van het leven met een Hollander bij gebracht. Zij werkte de hele dag, zoals dat thuis was geleerd. Alleen dat al was voor Sjani in de tropische warmte een groot gemak. Hij betaalde haar niet, maar gaf haar onderdak in zijn hut, eten en enkele kledingstuk ken. Op praktische gronden werd hij algemeen geacht met haar getrouwd te zijn, voorlopig althans. Haar ouders trokken eens per week naar het dorp om er op de markt eni ge knollen voor een paar centen te verkopen, die weer aan een plak ge perste tabak werden uitgegeven. Na afloop kwamen zij steeds even langs het hutje om te zien en te horen of alles nog volgens de normen verliep. De belangrijkste reden voor hun we kelijkse bezoek was echter de blikjes corned beef en sliced peaches on syrup en het stuk brood, die Sjanie hun iedere keer meegaf als een soort eeuwigdurende vergoeding voor het gemis van de arbeid van hun dochter. Hoe Sjani verder heette wist niemand meer en hijzelf liet het maar zo. Vergissingen waren niet mogelijk, want in heel Nieuw-Guinea bestond maar één Sjani. Na de demobilisatie was hij eerst mo torist bij het radiostation geweest, daarna chauffeur op een kleine vracht wagen en toen metselaar. Deze baan tjes beschouwde hij meer als bezig heid dan als werk. Daarnaast was hij voortdurend in de weer andere men sen te helpen met allerlei klusjes. Hij wist overal raad op en kon alles. Hier door werd hij de vraagbaak en het 24 hulpje voor iedereen, een fenomeen, dat een grote populariteit genoot. Hij zei van zichzelf: "Ik ben hier net als Onze Lieve Heer, maar ik doe wel wat." Tijdens zijn metsel-periode werkte hij mee aan de bouw van een pasang- grahan, een klein Gouvernements-ho- tel. Toen dit klaar was, werd hij er als beheerder over aangesteld. Zijn vin dingrijkheid en zijn overtuiging alles te kunnen, gepaard aan enig begrip voor organisatie, aangeleerd in zijn diensttijd, deden hem als enige moge lijke kandidaat in dat baantje rollen. Hij was er zelf niet verbaasd over: "Natuurlijk kan ik dat. Altijd." Met behulp van zijn ijverige vrouwtje en enige van haar familieleden draai de het hotelletje onder zijn opgewekt toezicht naar tevredenheid van de gasten. Maar de bijbehorende admini stratie was een warboel. Sjani's lage re schoolkennis en wat hij later zo te hooi en te gras had geabsorbeerd konden niet op tegen de Gouverne mentele normen en de eisen van de bureau-specialisten. "Weet ik veel van al die moeilijke woorden. Refererend naar ons ken merk WC/100/000/AZdaar begin nen ze al mee. En dan wat er allemaal daarna nog komt. Het is gewoon geen Nederlands meer. Ik begrijp er niets van. Maar ja, mijn een biet. Ze heb ben mij aangenomen, dus vinden ze dat ik er geschikt voor ben. Dan moe ten ze ook niet zo zeuren over die papieren. Ik heb nu maar twee mappen geno men. Op de ene staat: "Onbelangrijke stukken" en op de andere een groot vraagteken. Dit bevalt mij goed. Ik leg iedere brief, die ik van daarginds krijg eerst twee maanden in de map met het vraagteken. Als er geen tweede brief komt over hetzelfde onderwerp met de vraag om nu eens te antwoor den, dan verplaats ik die brief naar de map Onbelangrijke Stukken, en daar blijft hij voortaan rustig liggen. Dat gaat best zo en voorkomt een hele boel onnodig geschrijf. Als ze iets be- Sommige misverstanden schijnen het eeuwige leven te hebben. Het eer ste is dit: dat de redaktie verant woordelijk zou zijn voor de inhoud van hetgeen medewerkers ons zen den. Wij plaatsen iedere bijdrage mits zij voldoet aan zekere eisen wat betreft onderwerp, wijze van be handeling en stijl. Maar publicatie betekent niet dat wij het met elke regel van zo'n bij-, drage eens zijn. Een behoorlijk be toog of zelfs vertoog wordt ge plaatst, ook al zijn we het er in het geheel niet mee eens. Wie het met een opstel in Tong Tong niet eens is krijgt volle gelegenheid, van zijn afwijkende mening blijk te geven. Uit de botsing der meningen ont springt de waarheid. Zo komen wij tot het tweede misverstand. Wie wil reageren op een bijdrage in Tong Tong wordt verondersteld dit te doen met vermijding van boze exclamaties ter vervanging van ar gumenten. Naar aanleiding van het eerste stuk van de heer Neeb over "Merauke, het modderigste dorp ter wereld" (TT van 15 mei) schrijft ons een lezer, dat hij dit een "dom kletsverhaal" vindt. Hij heeft het vol ste recht op zijn mening en kan die, mits gedocumenteerd, óók in Tong Tong kwijt, met vermijding van kwalificaties als deze. De bezwaren van de briefschrijver richten zich intussen in de eerste instantie niet eens tegen de heer Neeb, maar te gen de redactie, die Merauke de toegangspoort tot Boven Digoel noemde. Dit is onjuist, waarvoor onze excuses. Onze vergissing stond in het bij het artikel gevoeg de kadertje van de hand van de re dactie. Onze excuses dus ook aan de heer Neeb, die ten onrechte ver dacht wordt van iets, dat hij niet gedaan heeft. Voor het overige beperkt de kritiek van onze briefschrijver zich - be halve dan tot exclamaties - tot de verzekering, dat "de missie die on geveer 100 jaar geleden in Zuid Nieuw Guinea in aktie kwam, de bevolking land- en tuinbouw, be grip voor hygiëne enz. heeft bijge bracht." Waarvan akte. Een - neen elk! - stuk waarin de "uiteraard subjectieve" indrukken van de heer Neeb gedocumenteerd en met vermijding van kwalificaties aan kritiek worden onderworpen is ons welkom, maar loze kreten zul len worden geseponeerd! J.H.R. slist willen weten, bespreken wij het hier, wanneer ze op dienstreis toch eens langs komen. Een paar biertjes erbij en alles is weer in orde. Maar op een keer moest ik waarachtig (lees verder pag. 27, 1e kolom)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 24