Pasanggrahans en Logementen
mentspasanggrahans vergunning vragen aan de plaatselijke bestuursambtenaar.
htuL!) woord ook gebruikt voor eenvoudige particuliere hotelletjes, ook
bekend onder de naam logement, in de dessa verbasterd tot loosmen.
In Borneo waar ik als Gouvemements
arts vier jaren werkte en waar ik van
iedere maand twee weken op tournee
was, d.w.z. er op uit per auto, motor-
of roeiboot of te voet, heb ik er twee
jaar lang de helft van mijn diensttijd
aldaar, gebruik van moeten maken. Er
waren er van steen en van hout, al of
niet op neuten. Ze waren steeds keu
rig in orde en aan het hoofd stond een
mandoer. Hij hield alles schoon en be
diende aan tafel terwijl zijn vrouw en
eventuele dochters voor het koken en
de was zorgden. Het waren overwe
gend Javanen, wat mij goed lag van
wege de taal waardoor ik altijd een
streepje voor had.
Wat dieper in het binnenland waren
logeergelegenheden van bamboe en bi-
lik of de duurzame boombast met balé
balé s zonder personeel, zeer primitief,
waar men dus voor eigen eten moest
zorgen. Dat deden voor mij de on
gediplomeerde hulpverplegers, Soe-
koer in het zg. zelfbesturende land
schap. Mempawah en Goesti Boesoe
in Landak. Goesti is een klein
soort Prins, familie van de Panembahan,
weer een bescheiden sultan. Er was
ook geen badkamer of w.c. maar daar
was de meestal zeer brede kali of soen-
gai goed voor, waar helaas vaak kroko
dillen woonden. Op mijn voorzichtige
vragen kreeg ik meestal achteloos ten
antwoord dat ze ongevaarlijk waren.
Meestal tenminste. „Ja, twee jaar gele
den heeft er een iemand opgegeten,
maar dat was toeval."
Het water was in de droge tijd, de ka-
marau, tevens de doeriantijd, zo don
ker als thee-extract door uitgeloogd
hout want er was weinig verval en wei
nig stroom en men noemde het ai'hi-
tam. Als je er tot aan je borst in stond
kon je je navel niet meer zien wat
echt griezelig is. Het geeft onweer
staanbaar het gevoel dat wrede ogen
van verslindende dieren naar je malse
dijen loeren.
Nog dieper in het binnenland sliep je in
een Dajak-kampoeng, de roemah pan-
djang. Zo genoemd omdat het hele dorp
uit één lang huis bestaat. Voor elk ge
zin is er een kamer, een pintoe ge
noemd waar de hele familie sliep met
opa, oma en kinderen, alle vertrekken,
men zou ze nu apartementen noemen,
in een lange rij aan dezelfde kant.
De middengalerij loopt over de gehele
lengte met een open uitgang aan elke
kant waar men in en uit kan lopen via
een boomstam met inkepingen naar de
begane grond 2 a 3 meter daar bene
den. De roemah pandjang staat om ou
de strategische redenen hoog op palen.
Ook kippen en honden mogen hier ge
bruik van maken maar mijn hond Japie
die wel eens mee ging speelde het niet
klaar en moest ik altijd dragen. Er zijn
huizen van 50 pintoes. Tegenover elke
gezins-eenheid aan de overkant van de
galerij heeft elke familie een balé balé
voor zijn gasten en is er een opening
die toegang geeft tot het brede terras
in de open lucht, bestemd voor het
drogen van wat gedroogd pleegt te
moeten worden.
Het dagelijks leven van de Dajaks, die
zich zelf Orang Darat noemen, speelt
zich af in die centrale ruimte en er
Het directie-paviljoen van het Java-Hotel te Rijswijk, Batavia.
28
wordt vaak gemeenschappelijk gegeten
en gekookt, vooral de rijst, gestoomd
in boengkoesans of pintjoeks. Alles is
er zowat communaal bezit, ook wat men
op jacht vangt of schiet. "Ze hadden
voorlaad-geweren en kregen distributie
van zwart kruit. Diefstal wordt volgens
hun eigen rechtspraak zwaarder ge
straft dan doodslag, omdat het een ver
grijp is tegen de gemeenschap.
Het bad is nooit een intiem gebeuren
voor de gast maar een openbare ver
makelijkheid en zelfs als de natuur
roept en men zich stillekens afzondert
kan het gebeuren dat er iemand een
praatje komt maken, wat ik altijd wat
pijnlijk vond.
Maar ik ben wat aan het uitwijden.
Eigenlijk heb ik maar één pasanggrahan
op het oog, die van Dieng Wetan
(Oost-). Daar was namelijk mijn Opa
Wieland mandoer van toen hij gepen
sioneerd werd als soldaat van het
KNIL. Hij „ging af op een jaarwedde
van honderd en twintig gulden" wat
zelfs voor die tijd niet veel was met 11
kinderen. Mijn Oma Ma'Nini en haar 7
dochters kookten en wasten. De petro
leumlampen-verzorger was de jongste
zoon Gotthilf, Oom Gotl zoals wij hem
noemden. Hij deed het samen met Sla-
met, de oudste zoon van mijn tante
Ma'Antji, en even oud als zijn Oom.
Van deze periode herinner ik mij wei
nig.
Later nam de oudste, Oom Hendrik, de
taak van Opa over en werd hij mandor.
Hij was de enige die een paar klassen
van de lagere school had doorlopen in
een detachement waar zo'n instelling
was voor de inleiding tot de Westerse
beschaving, de Europeesche lagere
school wel te verstaan want op Dieng
was er een dessaschool van 2 klassen
met javaans .als voertaal. Hij sprak dus
Hollands. Zijn vrouw heette Mbok Ge-
dé, omdat ze behoorde bij de oudste
zoon, die van de jongere noemden we
mbok tjilik of bij de naam met Ma' er
voor.
Zij hadden geen kinderen en waren dol
op al die neefjes en nichtjes die in de
grote vakantie samenstroomden. Er wa
ren Javanen en Europeanen en van al
lerlei godsdiensten, een heerlijke grote
familie, een ware oecumene, waar men
tegenwoordig alleen heel veel over
praat en schrijft, te veel! Hij had altijd
een blik lekkers voor ons. U herinnert
ze zich misschien nog wel, die ronde
zinken gevaarten, of was het blik, van
een meter hoog en bijna een meter mid
dellijn, twee aan een pikoelan. Bovenop
in het midden een kleinere ronde kraag
waarover een deksel schoof en als die
werd opgetild stegen de heerlijkste
geuren omhoog van kroepoek Palem-
bang of zo.
Oom Hendrik had altijd wat hij noemde
„beskoewit Semarangan", in twee helf
ten gesneden ronde kadetten met boter
gesmeerd en daarna droog gebakken
tot beschuit, een ietsje gesuikerd. Hij
had zo'n blik in zijn slaapkamer in de
bijgebouwen van zijn pasanggahan,
onze pasanggrahan.
Het eigenlijke logeergedeelte betraden