Een Japanner redde mijn leven
Nimmer is in mij opgekomen om na de Japanse capitulatie deze affaire bij de
bevoegde instanties voor te brengen of aan de openbaarheid prijs te geven;
het zal destijds bepaalde personen in moeilijkheden kunnen brengen in hun
carrière na 1945.
Nu, na ruim 33 jaren, heb ik toch maar besloten om dit trieste verhaal zo goed
en zo kwaad als het kan op papier te zetten, de betrokkenen zijn nu wel ge
pensioneerd en schade kunnen ze dus niet meer ondervinden. Ook dat ex-
Nanggoelan geinterneerden die dit stuk lezen herinnerd zullen worden aan de
bange dagen eind 1943.
Het begon op 8 november 1942, on
dergedoken als ex KNIL-soldaat te
Magelang heb ik mij (door een alge
mene oproep van de jap.) gemeld om
als burger geinterneerde met een 200-
tal anderen te worden geinterneerd in
"Tangsi lama" te Poerworedjo.
Ter gelegenheid van de verjaardag van
de japanse keizer in 1943 werden de
meeste Indische nederlanders vrij ge
laten. Ik moest (mogelijk een beetje
blank) in het kamp blijven met nog
een 40-tal andere Indische nederlan
ders een kleine 80 totok nederlan
ders uit de omliggende ondernemin
gen en 10 B.P.M. medewerkers.
Kort hierna werden we naar Mage
lang overgebracht, eerst in een kam
pement van het militaire hospitaal,
daarna in een Chinese school in
in "Nanggoelan"; het wordt dus kamp
"Nanggoelan". Hier in dit kamp begon
eigenlijk deze trieste geschiedenis.
Deze oude Chinese school in Nang
goelan heeft 5 klas-lokalen en nog
wat logeerruimte in de bijgebouwen,
eromheen dubbele prikkeldraad-om
heining en gedèk doorlopend bewaakt
door Indonesische politieagenten on-
onder leiding van de Japanse kapitein
BABAYUSI die tevens kampcomman
dant is; hij is geen veld-officier doch
een zgn. econoom, een beschaafde
en sympathieke Japanner die nooit
een geinterneerde heeft geslagen,
klachten die bij hem komen worden
zorgvuldig onderzocht.
Onder leiding van een aangestelde
kampleider A. Pronk (boormeester van
de B.P.M.) mogen de geinterneerden
zelf onderling hun kamergenoten uit
zoeken; vanzelfsprekend komen jon
gelui van 18 tot 25 jaar in één lokaal
bijelkaar onder een kameroudste die
verantwoordelijk is voor de goede
gang van zaken. In ons lokaal slapen
dus een 16-tal jongelui, op 3 na In
dische jongens met als kameroudste
een veertigjarige ondergedoken (In
dische) sergeant van het KNIL, zijn
naam is v.d. Ree, afkomstig van Poer
woredjo. Hij hield ons bezig met sport
en gymnastiek, 's avonds werd gezel
lig muziek gemaakt en tweemaal in de
week mochten wij bezoek van buiten
ontvangen.
Mijn moeder, 2 jongere zusters en een
jongere broer wonen in die tijd ook in
Magelang aan de grote weg naar het
zwembad Pisangan dicht bij de kali
Eloij, mijn oudere getrouwde broer is
als militair ondergedoken bij diverse
adressen in Magelang.
Het zal zo ongeveer in november 1943
zijn dat ik bij de gelegenheid van een
bezoek van mijn zus te horen kreeg
dat de onderluitenant L. Z. Syahaya
en de sergeant majoor L. de Leeuw
- beiden van het KNIL - vanwege hun
guerilla-activiteiten in de omgeving
van Gombong, kortgeleden te Antjol
(Batavia) werden gefusilleerd en dat
een onderzoek gaande is naar andere
leden van zijn groep waartoe ook ik
behoor; bij mijn kampgenoten heb ik
dit steeds geheim weten te houden.
Bij het horen van dit bericht ging een
schok door mij heen, stel dat ze mij
ook grijpen; nachten heb ik niet kun
nen slapen omdat ik mij herinner dat
in mijn geval nog niet alle sporen zijn
uitgewist, bij mijn moeder thuis lagen
nog wat foto's van mij in militair uni
form en een jachtfoto waarop ik af
gebeeld stond met Syahaya en ande
ren die later ook tot de guerillagroep
behoorden; ook wat aantekeningen
had ik thuis nog liggen, wel wat dom
van mij om dit niet tijdig te vernieti
gen, maar hoe, de enige weg is dan
nog het kamp uitbreken en dezelfde
avond terugkomen, zodat niemand van
dit alles zal merken. Het is een groot
risico en beslist de doodstraf als je
gesnapt wordt.
Dit gevaarlijke plan heb ik eigenlijk al
uit mijn hoofd gezet, doch het toeval
wil dat ik op een middag met Jan
Kruithof (een kamergenoot) zat te
praten over onze families buiten het
kamp, ook vertelde hij dat zijn moeder
ziek is en hij haar heel graag zou wil
len opzoeken. Jan Kruithof, een 18-ja-
rige jongen uit Magelang (ik was toen
22) kwam geregeld bij mij praten en ik
beschouwde hem ook als een beste
vriend. Van het één en ander beraam
den wij een plan om op een donkere
avond door het prikkeldraad te ont
snappen, hij naar zijn moeder en ik
naar huis om de foto's e.d. te vernie
tigen; dezelfde nacht op een bepaald
uur zullen we dan door dezelfde ge
maakte opening in de kampongheining
teruggaan zodat niemand van onze
nachtelijke ontsnapping zal merken.
Van een kamergenoot - Piet Loojé -
had ik een kniptang geleend en alvast
op stukjes prikkeldraad geoefend, het
ging best. Hoewel wat angstig, hadden
we toch maar besloten om het door
te zetten, we spraken elkaar moed in
en het plan is dan als volgt.
Onder bescherming van de nacht zal
ik een opening maken door het prik
keldraad en gedèk op een afgesproken
plaats zo ongeveer 20 meter achter de
politiepost, tegelijk zal ik naar buiten
sluipen en daar op Jan Kruithof wach
ten, die na 5 minuten zal volgen als
de kust veilig is.
Het was tien uur, een donkere nacht
toen wij beiden naar de prikkeldraad
omheining slopen zo ongeveer 20 me
ter achter de politiepost waar een
politieagent op wacht stond; wij zagen
hem niet, dus ons kan hij ook onmo
gelijk zien.
Mijn hand in een zakdoek gewikkeld
had ik kans gezien om geluidloos de
prikkeldraden stuk voor stuk door te
knippen, via een gemaakte opening
in de gedèk belandde ik achter een
paar kamponghuisjes buiten het kamp;
trillend van angst en emoties wachtte
ik op de komst van Jan Kruithof, de
angst dat op het laatste ogenblik Jan
Kruithof toch nog ontdekt zou worden
beving mij, ieder ogenblik verwachten
de dat de Jap. reeds gewaarschuwd is
of een geweerschot van de wachtpost.
Na vijf minuten kwam Jan Kruithof niet
opdagen, ik durfde mij niet te verroe
ren, het angstzweet brak uit, ik begon
wel te twijfelen, misschien is Jan Kruit
hof wel gegrepen en zijn ze op zoek
naar mij. De minuten kropen en na
1 uur wachten nog steeds geen Jan
Kruithof; uiteindelijk heb ik maar be
sloten op mijn eentje naar mijn moe
der te gaan, de foto's en papieren
vernietigen en direct terug naar het
kamp.
Met veel moeite bereikte ik in het
stikkedonker een rijweg die mij (als
Magelanger) wel bekend is. Verderop
een betja genomen en reed zo naar
huis toe; thuis verbazing en gehuil
van moeder en de anderen over het
gevaar dat ik mij op de hals haal, mijn
oudere broer was daar ook. Ik vertel
de hun wat ik kwam doen en dat ik
direct weer terugga naar het kamp.
Mijn broer vertelde mij dat het terug
gaan naar het kamp wel niet zal gaan
vanwege de avondklok die om 12 uur
ingaat.
Het was al halftwaalf, dus moest ik
wel wachten tot de volgende avond,
tenminste als Jan Kruithof zich koest
hield en zo hij het aan v.d. Ree zal
vertellen, deze zich ook koest zal
houden, van hem als beroepsmilitair
had ik wel enigszins vertrouwen dat
hij mij niet zou verraden bij de Jap,
door mijn gesprekken met hem zal hij
wel kunnen opmaken dat ik niet voor
mijn plezier dit gevaar zal riskeren.
De politie en de Jap zal van deze hele
uitbraak niets te weten komen, met
deze gedachte heb ik de nacht thuis
bij mijn moeder doorgebracht, doch
helaas heeft dit avontuur een andere
loop genomen.
Heel vroeg in de ochtend tegen een
uur of vijf heb ik een bad genomen,
mijn moeder zette koffie voor mij en
een stukje ketan voor ontbijt.
Plotseling werd er op de deur geklopt,
een vriend - Jan Küling - die een paar
huizen verder woonde en vanwege zijn
(lees verder volgende pagina)
7