INDONESIË begint reeds bij Uw reisbureau INTRAS Indonesian Tours Travel Service B.V. v/h Brachthuyzerstraat 4 IS TEGENWOORDIG GEVESTIGD IN DE Valeriusstraat 98 - Amsterdam - Telef. 020 - 76 08 65 72 52 56 INTRAS Indonesian Tours Travel Service B.V. het enige door de IATA erkende echte Indone sische reisbureau in Nederland, zal U graag adviseren over de mogelijkheden Indonesië te bezoeken als de "sentimental" toerist dan wel als de toerist die er nog nooit geweest is. Ook voor familiebezoeken hebben wij goedkope retours naar Jakarta of naar Medan. SELAMAT DATANG op ons klein, maar gezellig kantoor, waar wij U gastvrij zullen ontvangen, zoals wij dat gewend zijn in ons geboorteland INDONESIË. Vanzelfsprekend kunnen wij ook Uw vliegreis naar bijv. Bangkok, Singapore of Tokyo verzorgen. Komt U eens praten met onze reisinformatrices, de dames Fanggidaej of Panggabean of belt U eens op. Ook Uw brieven worden beantwoord. Kantooruren maandag t/m vrijdag van 09.00 tot 17.00 uur. Zaterdag van 10.00 tot 13.00 uur. (Vervolg: "Een Japanner redde mijn leven") Zwitserse nationaliteit niet was ge ïnterneerd, kwam ons vertellen dat een hoop politie agenten en Japanners ons huis naderden. Zo was Jan Küling vertrokken of ik rende naar buiten en zag in dat het nutteloos was om nog te ontsnappen. Het huis was reeds omsingeld door Japanners en Indone sische politieagenten, één van de a- genten zwaaide stoer met zijn klewang boven mijn hoofd en het scheelde niet veel of hij had mij goed te pakken. Ik gaf mij over, werd in een zwaar bewaakte auto geduwd die met grote snelheid naar het kamp Nanggoelan reed; daar wachtten reeds een groep kempei-tai militairen en Indonesische rechercheurs in Japanse dienst; uit angst keken mijn kampgenoten uit de verte naar mijn binnenkomst, niemand durfde iets tegen mij te zeggen wat wel begrijpelijk is. Door een paar mensen van de kem pei-tai werd ik ondervraagd wat de reden was van mijn ontsnapping en hoe ik het heb klaargespeeld zo dicht bij de schildwacht. Ik heb helemaal niet gerept over de rol van Jan Kruit hof en de reden die ik vertelde was dat ik graag mijn zieke moeder wilde bezoeken. Dezelfde middag werd ik overgebracht naar het bureau van de kempei-tai en aldaar in een cel opgesloten met vier Indonesische gevangenen, twee in brekers, een zakkenroller en een be schaafde midden-javaan die vanwege de armoe een haan van de buurman had gestolen en geslacht. Deze man genaamd Soetirdjo heeft mij geduren de mijn verblijf in de cel veel geholpen o.a. door de striemen op mijn rug vanwege de slagen tijdens de ver horen, met koud water te betten. Op het moment dat ik door de kem pei-tai werd weggevoerd, hadden mijn kampgenoten mij min of meer afge schreven, temeer daar de politiecom- mandant in het kamp rondvertelde dat niemand levend uit de handen van de kempei-tai kon komen, mijn geval be stempelde hij als één van de ernstig ste misdrijven. Drie weken in de cel afgewisseld met ondervraging en mishandeling leek mij een eeuwigheid, ook mijzelf heb ik afgeschreven en zocht troost door 's nachts urenlang te bidden en sme ken om een wonder dat ik levend uit deze hel mag komen. Op de twee en twintigste dag ver scheen heel vroeg in de ochtend de kapitein Babayusi voor de tralies van mijn cel, ik sprong overeind, maakte de gebruikelijke buiging met de ge dachte "nu is mijn laatste uur gesla gen". Kapitein Babayusi gebaarde een a- gent om mijn celdeur te openen en ik werd naar buiten geroepen. Eer biedig namen mijn celgenoten afscheid van mij als een afscheid van een do de. Ik werd naar de wacht gebracht en daar kreeg ik mijn kleren terug die ik onmiddellijk moest aantrekken. De kapitein Babayusi stapte in zijn auto, ik moest naast hem plaats ne men en hij reed met woede in zijn ge zicht weg; misschien (zo dacht ik) wil kapitein Babayusi mij deze eer bewij zen door mij persoonlijk naar de exe cutieplaats te rijden, doch vreemd vond ik wel dat hij niet gewapend was, zelfs geen samurai, ook geen bewa kers reden mee. We reden door de stad Magelang in de richting van het kamp Nanggoe lan, daar aangekomen werd ik aan kampleider Pronk overgedragen met de boodschap van Babayusi dat ik dergelijke geintjes niet meer moest uithalen, want dan zal hij niets meer doen, en maakte een gebaar met zijn hand op zijn hals; "potong kepa'a" had hij gezegd. De eerste ogenblikken was ik sprake loos van verbazing en kon ik niet ge loven dat ik zomaar naar het kamp werd teruggestuurd; de bewakers en mijn kampgenoten waren plotseling zeer vriendelijk voor mij; ze wisten reeds van mijn komst. Mijn beste vriend Pim Visser had mijn bed en andere spullen naar een andere kamer overgebracht (ook van hemzelf) omdat hij toch wel voelde dat ik na het ver raad van de kameroudste - de sgt. van het KNIL v.d. Ree - en Jan Kruit hof die mij in de steek liet, toch niet in mijn oude kamer wilde blijven. Een troost voor mij dat ik ook van velen vriendschap had ondervonden, ontroerd werd ik toen ik werd ont haald op het lekkerste eten wat som migen van buiten nog binnen het kamp weten te krijgen, ja zelfs nog een halve gebraden kip kreeg ik. De na men als Molenmaker, Lagarde (in kamp 4 Tjimahi overleden), Kommer, Franken, Gilles Moor en nog vele an deren zal ik niet gauw vergeten, deze waren de vrienden die mij in de bang ste dagen van mijn (kamp)leven nog steun hebben gegeven. Na de bekomen schrik en angst be gon ik de hele affaire te reconstrue ren. Dit begon op het moment dat ik buiten de prikkeldraad omheining in het stikkedonker op Jan Kruithof zat te wachten. Toen ik éénmaal buiten het prikkeldraad was, kon Jan Kruihof uit angst niet meekomen en had mij in de steek gelaten, hij ging terug naar onze nachtverblijf en wekte de kameroudste v.d. Ree om te vertellen wat er gebeurd was. Als deze twee mannen zich koest hadden gehouden was er niets aan de hand; v.d. Ree vond het nodig (uit angst of misschien achtte hij het als plicht) om dit door te geven aan de kampleider Pronk met (lees verder volgende pagina onderaan) 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 8