Zonder geluk vaart niemand wel "INGETMATI" „AD PATRES" Fa. Johs. Ouwejan Zn. Bij de aanvang van de Japanse bezet ting moesten wij, Europeanen te Se- marang, ons laten registreren op het gemeentehuis. We kregen dan een soort persoonsbewijs, waarvoor be taald moest worden. Een bezettings paspoort dus. Precies weet ik het niet meer, maar ik meen dat er voor die pendaftaran met foto 40,betaald moest worden. Als je niet kon be talen, dan kreeg je een voorlopig be wijs zonder foto. In een soort fluister campagne zei "men" dat diegenen, die niet betaalden, in kampen zou den worden ondergebracht. Velen vonden het desondanks toch wegge gooid geld, gingen bij de onvermogen- den in de rij staan en kregen de voor lopige pendaftaran pro-deo. Semarang toen, was een rustig stadje en het gaf dan ook heel wat opwin ding, toen er plotseling een verorde ning kwam, dat als Europeaan gere- gistreerden naar het stadhuis moesten komen om te bewijzen dat ze niet "raszuiver" waren. Er werd met twee stempels gewerkt, een rond en een vierkant. Kreeg je een rondje op de pendaftaran gedrukt, dan was je "moesoeh" en rijp voor het kamp. Een rechthoekje stempelde je tot "echte" Indo, ongevaarlijk in de ogen van de bezetter, ledereen in de stad was hypernerveus; wij zeker, want Pap met zijn ogen, zo blauw als de Méditerranée in de stralen van de ochtendzon, maakte geen schijn van kans. Toen we op de bewuste dag op het punt stonden te vertrekken, kwam mevrouw Corrie Smit-Klop aanhollen. "Laat je vader thuis", riep ze, "zeg maar dat hij ziek is. Bij mijn schoon vader is het ook gelukt." Die dappere Corrie, tot op de dag van vandaag ben ik haar dankbaar voor het opti misme, waarmee ze ons door de Jap- pentijd sleurde. Kort en goed: Pap bleef thuis en Moes en ik gingen op pad. Het stadhuis puilde uit van de mensen die zich kwamen melden. In een lange rij stonden Moes en ik te wachten en hoorden de vragen aan. Die werden in het Maleis gesteld en beantwoord. Het kwam hier op neer, dat je hele stamboom gelicht werd: "Welke na tionaliteit hadden Uw vader en Uw moeder, de vader van Uw vader en moeder, de moeder van Uw vader en Uw moeder enz. enz. Het was belache lijk! ledereen zei natuurlijk tot in het oneindige Indo en volgens mij moeten in die tijd zelfs Adam en Eva tot de Indo's gerekend zijn. Eindelijk was Moes aan de beurt. Steeds weer hoor de ik haar "indo" zeggen. Ze werd goed bekeken en haar zwarte ogen bezorgden haar een Rechthoekje. Op gelucht gaf ze Paps pendafteran-zon- der foto gelukkig - en zei: "Hij is ziek". Na ook voor Paps tot in het oneindige Indo te hebben gezegd kreeg ze het rechthoekje. Een zware last viel van ons af en opgelucht legde ik mijn pendafteran op tafel en zei: "Ik ben de dochter van die twee". Nog voor Moes haar beide persoons bewijzen kon wegbergen viel een gro te mannenhand over de papieren heen. Tergend langzaam werden ze weggetrokken, twee ogen boorden zich in de mijne en in een flits zag ik mijn stommiteit in. Toen ik schuldig het hoofd boog viel mijn blik op^ mijn breiwerkje, het boordje van een sok, gebreid van wit D.M.C. garen, met een blauw randje. Zonder me te be denken greep ik het en legde het voor de ambtenaar neer. "Kijk, zei ik ver trouwelijk, vindt u niet dat ik mooi breien kan?" "Ja", zei hij verbaasd. "Ziet U, ik zoek nog steeds naar het adres waar men sokken kan breien voor de Nippon om wat te verdienen. Kunt U dat misschien voor me op schrijven". Tot mijn vreugde schreef hij een adres op een papiertje, stem pelde de pendafteran rechthoekig, waarna Moes en ik huiswaarts togen als "echte" Indo's. Op het bewuste adres heb ik mij natuurlijk nooit laten zien. H. C. v. W.-D. Illllllllllll]lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!lllllllllllllllllll'n:n:!!lilllll!lllllllllilll!l!lllllllllllllllllllllllllllllllll!l!lll!l!l!lllllll]lllllll!l!lll!lllll!lllll1!llll!lllllllllll Ill!l!lll[l!l!lll!l1lllllllllll!lllll!lllll:!llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!lllllllllll!llllllll!llllllllll!lllll!l!lllllllllllllllllllllllll!l[l!ll!l|[lllllllllllllllllllllllllll!lllllllll!l (Vervolg: "Een Japanner redde mijn leven") het advies om het aan de Jap te mel den. Met zijn drieën togen ze te mid dernacht naar de politiecommandant om te vertellen dat ik ontsnapt was. Jan Kruithof verklaarde gezien te heb ben hoe ik door het prikkeldraad ging, doch van zijn medeplichtigheid had hij helemaal niet gerept, v.d. Ree hield hem de hand boven het hoofd. Begrij pelijk, uit angst en zelfbehoud hebben zij ten opzichte van mij verraad ge pleegd, uit schaamte hadden deze twee nadien mij steeds ontweken; ook de kampbewoners en in het bij zonder mijn vrienden lieten hun ge voelens blijken ten opzichte van deze twee. Wat de rol van de kampleider Pronk betreft, nou ja, deze had geen keus, ik werd aangegeven door twee kamergenoten, dus moest hij het wel aan de Jap doorgeven met het gevolg de omsingeling van mijn ouderlijke woning heel vroeg in de ochtend. Het wonder dat ik nog in leven bleef is het volgende, (dit hoorde ik later van Pronk die het zelf van de politiecom mandant had vernomen). De Japanse kampcommandant kapitein Babayusi had na mijn arrestatie door de Kempei-tai zijn ware karakter ge toond. Er moeten in hem twee motie ven gespeeld hebben; ten eerste zijn eergevoel als samurai-officier, het moest voor hem een slag zijn geweest dat zijn burgergevangene zomaar door de kempei-tai werd weggevoerd om doodgeschoten te worden, ten tweede kan het ook zijn dat zijn menselijke gevoelens een grote rol hadden in dit tragische drama. Een paar dagen na het gebeurde is hij naar Semarang gegaan om met zijn superieuren over deze affaire te praten, op dat ogen blik was mijn lot in zijn handen; het mag een wonder genoemd worden dat hij in dit geval van de kempei-tai won en hij verlof kreeg om mij terug te brengen naar zijn kamp in Nang- goelan, door hem ben ik eigenlijk in leven gebleven. Vanuit het kamp Nanggoelan zijn wij naar Tjimahi overgebracht. Kort na de bevrijding zag ik v.d. Ree aan het hoofd van een KNIL-peloton marche ren in de rang van sergeant-majoor KNIL. Jan Kruithof was het laatst dat ik van hem hoorde ook sergeant-ma joor van de Koninklijke Landmacht in Roermond. Doch nogmaals, een wrok heb ik tegen deze mannen nooit ge had, we leefden in het kamp onder andere omstandigheden. Met zijn zor gen en angsten. Daarom leek mij de titel "een Japanner redde mijn leven" beter dan b.v. "mijn vrienden hebben mij verraden". Ellende hebben wij al genoeg. S. M. JALHAIJ Op 2 juli 1976 is in Canada over leden WILLEM H. LE SUEUR in leven ge-employeerde der Neder landse Handel Maatschappij, laat stelijk Agent te Soekaboemi. E. A. Ie Sueur-Zimmer Onze vijf getrouwde kinderen en onze dertien kleinkinderen 106 Elmwood Ave, Crystal Beach. Ontario. Canada. Begrafenis- en Crematie-Onderneming Opgericht 1924 ROUWKAMERS en ONTVANGKAMERS AIRCONDITIONED Kantoren: Fred. Hendriklaan 7 Den Haag, Tel. 070-556427 (3 lijnen) OP VELER VERZOEK WEER IN VOORRAAD De elegante, exclusieve Tong- Tong lepeltjes, zwaar verzilverd in doosje 4,75 incl. porto ƒ6, per half dozijn incl. porto 28,50 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 9