n
w
ONZE VRIEND COLA MARTHA
x y
Hf
Het is de mode om de koloniale verhouding te zien als een permanente strijd
zonder qenade tussen „overheersers" en „onderdrukten", en het oude Indie als
een land dat met de knoet geregeerd werd. Maar toch kan men bewijzen vinden
welk een innige verstandhouding er kon bestaan tussen blank en bruin met een
diepgang, in het huidige Holland onbekend.
Deze woorden van J. H. Ritman in
„Tong-Tong" van 15 april 1976 als on
derschrift bij het artikel „Een unieke
foto", bevatten waarheden die niet al
leen op Oost-lndië slaan. Wij, Indische
mensen, hebben er slag van om met
anderen om te gaan. Zo was het
in Oost-lndië en zo is het elders
ook. Op Curagao bijvoorbeeld, waar ik
de prettigste jaren van mijn leven van
1956 tot medio 1973 heb doorgebracht.
En daaraan terugdenkend rijst steeds
het beeld op van onze negervriend Co
la Martha, de Curacaose visser, die niet
lezen en schrijven kan, in benarde om
standigheden verkeert, maar meermalen
blijk heeft gegeven over een helder ver
stand te beschikken.
Hoe wij - onze zoon, de in zijn jongens
jaren vlasblonde Hendrik, die thuis Puk
kel werd genoemd, onze dochter, vier
jaar jonger dan hij, die wij nog steeds
Zusje noemen en ik - Cola Martha
leerden kennen, ben ik vergeten. Maar
die kennismaking liep uit op een le
venslange vriendschap. Wederzijds zul
len wij elkaar nooit vergeten!
Zijn conversatie met mij was heel
vreemd. Hij hield er van zijn geringe
kennis van de Nederlandse taal te
luchten en daardoor ontstond een taal
tje dat niemand anders verstond. Dit tot
grote hilariteit van Hendrik en Zusje,
die zich met Cola en zijn gezinsleden
onderhielden in het Papiaments.
„Nou jij komen met mij juanas (legua
nen) jagen", voegde hij mij eens toe.
„Ik jou wijzen die grandi (de grote
exemplaren) en jij skiet". Zo begonnen
onze veelvuldige jachtexpedities 's zon
dags op deze dieren, ik leverde het
dubbelloops geweer, de patronen, de
olie en de benodigde benzine en Cola
zijn oude boot met aanhangmotor.
Daarmee gingen wij langs de rotsige
kust van Curacao. Wij, dat waren Hen
drik en ik. Soms vergezelde ons Zusje,
die tot taak had in zee te springen en
de daarin gevallen leguanen op te dui
ken. Soms ging er een vriendje van
Hendrik mee. En dank zij de arends
ogen van Cola was de buit meestal res
pectabel. Het grootste deel daarvan
kreeg Cola, wij namen slechts een of
twee leguanen mee naar huis om die
door moeder de vrouw te laten berei
den. Daarin is zij onovertroffen!
„Caramba Fikkie, ta un grandi (daar is
een grote)" riep hij wel eens. Hij kon
het woord Pukkel niet uitspreken. Maar
niet altijd zag Hendrik (even bijziend
als ik) het beest direct. Dan legde Cola
geduldig uit waar de leguaan was. En
als Hendrik dat wist, stuurde Cola de
boot naar de rotsen. Daar klom Hendrik
op een rotsblok, greep de dubbelloop
en wat patronen en klauterde ongeveer
Hendrik van Goens (reehts) en
Edwin Vantina met buitgemaakte leguanen.
tien meter hoger naar het rotsplateau,
terwijl Cola de boot weer de zee in
koerste en van daar uit van tijd tot tijd
aanwijzingen gaf. De buit werd vervol
gens in de boot gegooid. En kwam ze
in zee, dan dook Zusje haar op. En was
dit alles achter de rug, dan moest er 'n
slokje rum op gedronken worden. „Voor
geluk", zei Cola en wij kwamen daar
niet vanaf. Want Cola was en is bij
zonder bijgelovig. Een staaltje daarvan
kregen wij toen ik een vriend meenam,
die steeds misschoot. Na het zoveelste
schot gaf Cola er de brui aan en gin
gen wij naar huis. „Nó mas" (niet meer)
zei hij later. „Die macamba (wij zouden
zeggen totok) brengt pech aan!"
Van zijn vriendschap kreeg ik een an
der staaltje. Toen ik op een gegeven
moment verhuisde en een beroep op
hem deed, stond hij meteen klaar. Op
de een of andere manier scharrelde hij
een vrachtwagen op en drie vrienden.
En zij brachten al onze bezittingen over
en op de juiste plaatsen in het nieuwe
huis. En Cola's drie vrienden namen
met tegenzin het geld aan, dat mijn
vrouw hen aanbood. Cola toonde zich
hevig beledigd dat wij hun diensten
wilden belonen. Toen ik hem vijftien
gulden ter hand wilde stellen schudde
hij het hoofd en zei: „Nó! Mi nö ké
placca!" (Nee, ik wil geen geld!). „Wij
toch vriend? Waarom placca? Jij gek!"
Ik antwoordde: „Ik boos als jij niet wil!
Jij nemen deze placca, anders wij nö
mas jaag", en stak het geld in het zakje
van zijn overhemd. Toen liep hij naar de
vrachtauto en ik hoorde hem zeggen:
„Esta nö bonita" (Dat is niet mooi).
Toen ik Curacao zou verlaten vroeg
hij: „Oenda bo ta bai?" (Waar ga jij
heen?). „Naar Oostenrijk", antwoordde
ik, maar noch ik, noch Hendrik konden
hem en zijn vrouw uitleggen waar dat
was. „Hopi frioe", voegde ik er aan
toe, wat betekent „Heel koud". Waarop
hij vroeg: „Waarom jij dan weg? Hier
toer bon. Wij jaag leguaan". (Hier is
alles goed). Daar hij vrijwel geen in
komsten had gaf ik hem enige tijd voor
mijn vertrek tweehonderd gulden en
legde uit, dat hij daarvoor een goede
boot en fuiken kopen moest. Hij beloof
de het, maar er kwam niets van terecht.
Het geld, vertelde Hendrik naderhand,
smolt weg als sneeuw voor de zon.
Dit jaar ging Hendrik, die hier een
goede baan gekregen heeft, naar Para
maribo. „Ik gaf mijn oude auto, mijn
boot en nog zo wat aan Cola", vertelde
hij. "Hij vond dat hij het niet kon aan
nemen, omdat het een te groot ge
schenk was. Toen zei ik, zoals jij des
tijds, dat ik dan boos op hem zou zijn.
Toen begonnen hij en zijn vrouw te hui
len. Hij omhelsde mij voor het ge
schenk en zei dat hij ons, de beste ma-
cambas die hij ooit had ontmoet, nooit
zou vergeten".
En dat zal Cola ook niet! En wij zullen
hèm nooit vergeten! Zoals de heer Rit
man schreef is er tussen ons en hem
(en ook andere eenvoudige mensen op
Curacao) een innige verstandhouding
ontstaan, met een diepgang in het hui
dige Holland onbekend!
RIJKLOF VAN GOENS
De jonge journaliste intervieuwde de
man, die die dag zestig jaar getrouwd
was. Op zeker moment waagde ze een
ondeugende vraag. Was zijn huwelijk
altijd gelukkig geweest? Had hij nooit
eens echtscheiding overwogen?
De man keek haar ernstig aan en zei;
Echtscheiding? Nooit van mijn leven!
Moord wel!
Men kan het leven verdelen in drie
fasen: Jeugd, middelbare leeftijd en
de periode waarin men tegen je zegt:
Je ziet er nog best uit!
Elke cent die U kunt missen
Is ONMISBAAR voor vele
arme adiks in Indonesië
Bruine Bus, voor bruine mensen
Alle beetjes helpen! giro 6685
Char. Fondsen Tjalie Robinson
10