WAARDERING (III) Dank je wel voor het teboe artikel (T.T. no. 5) en dank aan die goede abonnee, die Tong Tong zijn mooie album leende. Jammer, dat je maar enkele foto's kon plaatsen, ik had er wel meer van willen zien. Ik ken het proces van grondbewerken tot rijp riet, van maalfeest tot verpak ken van het eindproduct, maar ik heb er geen foto's van overgehouden. Wel jammer, maar je denkt er meestal niet aan om herinneringen in één of ande re vorm te bewaren voor "later". Of je raakt ze op een of andere manier kwijt. Zo gaat het nu eenmaal. Iedere keer weer is dit blad een ge noegen voor mij. Met belangstelling lees ik ook over de nieuwe aspecten van Indonesia, bekijk ik de foto's van Rogier en van anderen, die het heb ben weergezien". MEVR. C. DIEDRICH-VAN RIJN ANAK MATJAN Op verzoek van de Heer Brendgen doe ik U een aanvulling toekomen op zijn artikel "De Odysee van Anak Ma tjan" de 1e luit. der Mar. H. van Zan ten in Uw blad van 15 sept. j.l. Ik schreef hem als volgt: Met interesse volg ik altijd Uw artike len over Atjeh zo ook nu over de 1e Luit. der Mar. H. van Zanten. Wat U echter niet vertelt is, dat Van Zanten naar Medan werd vervoerd. Hij stond op de pasar, zat in een open vracht auto met zijn rug naar de kabine, zijn mannen in een kring voor hem, ge boeid en met gebogen hoofden. Hij sprak steeds tot hen. Zij hebben daar gestaan van 's morgens tot 's middags ongeveer 4 uur en werden toen afge voerd. Zij stonden al die tijd in de volle zon zonder eten of drinken. Zij werden gedjemoerd zoals wij dat noemden. Ik heb ze zelf gezien en had een groot mededogen met deze dappere mannen. De Jap was kennelijk toch niet zo respectvol tegen hen. Het was opmerkelijk dat de Indone siërs niet scholden of tierden, ze wa ren doodstil. De richting waarin ze afgevoerd wer den ben ik helaas vergeten. Verschil lende Indische jongens hebben op de uitvalswegen gestaan. Zeker weet ik dat het niet de weg naar Brastagi was. Later ging er een gerucht dat ze in kooien opgesloten zaten en dood ge hongerd zijn, dit betreft dan zijn Am- bonnese mannen. Of het waar is weet ik natuurlijk niet. Deze "kabar angin" ging door heel Medan. H. K. v. K. HA DEE In antwoord op het stuk van G. Bartman in Tong-Tong Nr. 4, 15 sept. 1976 kan ik hem helpen. Ik zelf heb ook in mijn jeugd zonder les- t O-Txa fr-y^a sen onze heerlijke Harley Davidson gereden en hij is ook mijn koning der der diverse motorrijwielen (met en zonder zijspan) die ik gereden heb. Ik was 16 jaar, 1e klas van de K.E.S. te Soerabaia, en had een klas genoot die evenals ik in Goebeng woonde. Elke ochtend en middag reed ik met hem mee op zijn 1200 cc. H.D. naar school en naar huis; ik op de duo. Maar ik keek aldoor naar zijn in- en uitschakelen, enz. Toen op een zondag reden wij op Joendjoengan en zei ik: "tjoba, zeg, iaat mij even rijden." Hij zei: "Kun je rijden?" Ik: "Natuurlijk". Wij van plaats gewisseld en ik debrayeerde, schakelde in en gaf gas. En meteen O.K., zonder slingeren of wat. En WAT een genot, als je gas gaf, dan scheurde hij weg. Heerlijk genoten en daarna nog meermalen. Toen ik later bij de B.P.M. werkte op de boorter- reinen, resp. als boormeester en ter reinmachinist, kreeg ik een dienst-H. D. in gebruik. Je begrijpt, Gerrit, hoe ik daar jarenlang genoot van die 1200 c.c., geweldig! Als de motor in revisie moest, kreeg ik een 1200 c.c.-Indian Chief, even geweldig. Ik denk nog dik wijls terug aan dat boorterrein buiten Tjepoe; ik heb zelfs ook door ravijnen gereden met die H.D., de autoweg af naar beneden (Ledok was sterk heu velachtig, vrij diepe djoerangs), over boomwortels en stenen en op de 1e versnelling weer naar boven en kwam dan op de andere autoweg terug. Die oude (onze) H.D.'s (zonder de tegen woordige opsmuk) heb ik gevonden in het oude auto-museum in Leidsen- hage, dicht bij Voorburg. Ik heb er enige foto's van gemaakt en vergroot. Je kunt er een krijgen als je wilt. Daar staan diverse oude motoren, de oude Henderson 4-cyl., die ik ook vroeger gereden heb, de grote 1200 c.c. Indian en H.D. en andere senio ren uit onze jeugd. Heerlijk. Ik zou nu, laat maar als oud, maar nog niet koud, weer zó op een gewel dige H.D. willen rijden; zoiets verleer je nooit, evenmin als zwemmen e.d. En zou dan weer even verrukt zijn als vroeger. Het is wel een halve eeuw geleden, neen, na de 2e wereldoorlog heb ik uit diverse, half vernielde, ga rages in Soerabaia weer een goede, oude 1200 cc-H.D. opgebouwd en nog een jaar of twee gereden, na de A.M.A.C.A.B.-tijd, en weer GENOTEN. So long, collega-motorduivel I K. M. GRAICHEN P.S. Eén foto, vergroot, H.D.-1200 cc, staat in een fotolijst op mijn tafel. INDONESISCHE SAGEN EN LEGENDEN Gelukkig bent u het eens met de te neur van het door mij op 28 augustus jl. in Het Vaderland geschreven artikel n.a.v. de Tong Tong-uitgave Indonesi sche sagen en legenden: verontwaar diging over, om uw eigen woorden aan te halen: "de laksheid of de pure on wil van Ned. uitgeverijen om zich be zig te houden met de vertaling van Indonesische auteurs." Even gelukkig is het, dat ik intussen heb vernomen dat er bij een Ned. uit geverij wordt gewerkt aan een nieuwe bundel Indonesische verhalen, en dat Ned. studenten Indonesisch bezig zijn aan vertalen van werk van Pramudyah Ananta Tur, de grote Indonesische schrijver die zonder uitzicht op vrij lating al meer dan 10 jaar gevangen zit op het eiland Buru. Minder gelukkig is het dat u uit mijn artikel leest dat ik "...een hond..." wil de slaan met "de stok die bij de tong tong hangt" en dat ik "uitgeverij Tong Tong een slinkse schop tegen het ko loniale scheenbeen probeerde te ge ven." Lezers van uw blad zouden zich pas een juist eigen oordeel kunnen vor men wanneer ik dat artikel hier volle dig zou kunnen citeren maar ik begrijp dat dat ondoenlijk is. Ik mag dus vol staan met een aanvulling van de door u geciteerde zinsnede tot de volledige zin: "Terug naar de onschuldige Indo nesische Sagen en Legenden die er zelf niets aan kunnen doen dat zij zulk dankbaar materiaal vormen voor de continuering van onze koloniale en neo-koloniale misvattingen ten aanzien van de intellectuele en artistieke ver mogens van de Indonesiër" en met de in de aanhef van het artikel cursief gedrukte alinea: "Wanneer men naar aanleiding van het verschijnen van een bepaald boek er zijn misnoegen over uitspreekt dat bepaalde èndere boeken niet verschij nen mag dat uiteraard niet gelden als uiting van kritiek op het te bespreken werk. De verschijning van Nènèk Dongeng: Indonesische Sagen en Le genden valt op zich zeker te waarde ren; binnen de totaliteit echter van het Nederlands uitgeversbeleid valt het te betreuren dat er nog steeds zoveel plaats wordt ingeruimd aan wat Nederlanders te vertellen hebben over het voormalig Nederlands Indië en het huidige Indonesië, en dat de oorspronkelijke Indonesische schrij vers - en die zijn er bij tientallen - nog steeds schitteren door afwezig heid, een sporadische vertaling daar gelaten." MARGARETHA FERGUSON Wanneer M.F. zich alleen had bepaald tot het constateren van de lacunes in ons uitgeversbeleid zoals ze hierboven zo vriendelijk aanhaalt, dan zou het ridiculiserend afkraken van onze Sa gen en Legenden me weinig hebben

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 4