4, fH^v Oude foto's, van wie zijn ze? Zomaar een wandeling en apenpanieh i k I iiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Mevr. M. J. Hillerström uit de Lubeckstraat 103, Den Haag doet al jaren iets, waar weinig andere mensen de tijd, het geduld en de moeite voor op zouden kunnen brengen. Al bijna 30 jaar heeft ze in "beheer" stapels foto's, negatieven, poëzie-albums en 8 en 16 mm familie-films van voor de bezettingstijd". Ze redde dit materiaal destijds uit verlaten huizen, de pasar rombeng en andere plaatsen waar al deze herinneringen misschien vernietigd zouden zijn. Duizenden foto's heeft ze via oproepen en op de Pasar Malam kunnen teruggeven aan de recht matige eigenaars en nog steeds komt men geregeld bij haar neuzen. Maar niet iedereen weet dat mevrouw Hillerström met haar foto-collectie nog bestaat, of heeft ooit geweten dat ze bestaan heeft. Daarom dit plaatje en haar adres en telefoonnummer voor degenen die de hoop op een verloren album of film nog niet hebben opgegeven. Mevr. M. J. Hillerström Lubeckstraat 103, Den Haag. Tel. 070-39 88 62 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNNNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim Het was in de Marga Samikrian, aan de Boven Ogan. Achter de pasang- grahan, waar we zolang woonden, een eindje het bos in, lag het "Tuintje". Een verlaten, opengekapt stukje oer woud, dat niet meer bebouwd was sinds lange tijd. Hier had de civilisa tie plaats gemaakt voor alles wat maar groeien wilde in het wild. Grassen en onkruid tierden welig. Hier en daar stonden een paar miezerige boompjes oebi kajoe en zowaar een djagoeng- plant, die probeerden het van het on kruid te winnen, doch royaal over woekerd werden. Aan één kant, tegen het bos aan, liep nog een stuk afras tering van prikkeldraad. De palen ver weerd en scheefgezakt. Het draad ge deeltelijk tegen de grond. Mijn man en ik gingen graag langs dit "Tuintje". Op zijn manier straalde het een soort rust uit, die ons weldadig aandeed. Op een dag dat we weer aan de rand er van stonden en e.e.a. overzagen, was er plotseling beweging aan de ene bosrand. Een grijze, gestreepte schim gleed met slangachtige bewe gingen door het gras en toen zagen wij dat het een wilde kat was. Het dier ging op een open plekje op zijn staart zitten en begon de omgeving te verkennen. Ons bemerkte hij niet, want we ston den wat verscholen en de wind woei onze richting uit. Wij konden duidelijk het spitse kopje met de beweeglijke ronde oortjes zien. Een machtig mooi beestje. En zo sierlijk. Toen sprong hij met katachtige soepe le sprongetjes de tuin verder in, om aan de andere kant in het bos te ver dwijnen. Naar dit "Tuintje" was ik op een keer onderweg. Zoals ik wel meer deed, was ik aan het wandelen geslagen, op mijn dooie eentje. De honden had ik deze keer thuisgelaten, want ik wilde genieten van de rustige stilte van het bos en eventuele dieren die ik tegen kwam, observeren. De honden joegen altijd achter alles aan en maakten door hun geblaf alle dieren voor mij on zichtbaar. Mijn weg voerde eerst door een rub bertuin en over een weitje. Daarna moest ik langs het moerassige stukje oerwoud, dat een overblijfsel was van de regentijd. Hier had het water niet weggekund. De diepe donkerte en de lucht van rottende vegetatie, sprak erg tot mijn verbeelding. Wie weet wat voor geheimzinnigs dit zwaar begroei de stukje drabbig oerwoud nog meer verborg, behalve de grote leguanen, die hier hun domicilie hadden. Ik had ze wel eens gezien. Vooral heel vroeg in de ochtend of tegen de sche mer. Het waren nachtdieren en in de donkerte gingen ze op roof uit. Ze hadden van het puntje van de snuit tot het staarteinde wel een lengte van enige meters. Misschien wel een me ter of drie, of meer. Enorme beesten. Soms zag ik er een op het weitje. Bij onraad bleven ze roerloos staan. Hoog op de voorpoten. De slanke lange hals recht omhoog. Daarboven het kleine spitse kopje, dat waakzaam overal heendraaide. Zo in het morgenlicht en de lichte nevel, die nog uit het weitje opsteeg, precies een bronzen beeld van een verkleinde uitgave van een praehistorisch monster. Dan plotseling zakte het gevaarte in elkaar en schoot met hagedisachtige snelheid de wei over en het bos in. Razendsnel. Voor de mensen waren deze dieren ongevaarlijk. Bovendien waren ze erg schuw. Verderop liep het pad door een stuk bos, dat in de natte tijd een modder poel moest zijn. Nu lag alles droog. Zelfs waren er hier en daar scheuren in de stoffige droge bodem. De weg liep hier door een stuk met struik gewas. Tot manshoogte echter zowat zonder blad. De stammetjes waren dun en men kon een heel eind tussen de boompjes doorkijken. Het water moest hier in de regentijd wel hoog gestaan hebben. Een enkel bosje gras ■y iff* 1 'l v Mevrouw Hillerström bij haar fotostand op de Pasar Malam. mil groeide er nog hier en daar. Verder was alles kaal. Het paadje was nu goed te begaan en ik haastte mij door dit stuk trieste natuur, om gauw bij het "Tuintje" te zijn. Plotseling echter gebeurde er iets vreemds. Voor me uit doken eens klaps grijze schimmen uit het niets op. Ze kwamen met grote snelheid op me af. Verbijsterd bleef ik staan en het duurde even vóór ik begreep, dat het hier een troep grijze apen betrof. Van die gewone "ketèh's" of "ke- roh's". Met grote sprongen renden ze over de grond voort. Ze trokken zich niets van mij aan. Het leek wel of ze begeesterd waren. Geen één keek rechts of links, maar strak voor zich uit. Met starre ogen. Sommigen kwa men rakelings langs me heen, omdat ze op het pad liepen. Ze schenen me niet te zien. Dit alles in een doodse stilte. Geen kik werd gehoord. En dat voor apen, die altijd het hoogste woord hebben. Ik zag moeders met kleintjes aan hun buik hangend, jonge apen en oude opa's met bakkebaarden. Alle in één ren van doodsangst. Ik hoorde slechts het geritsel van dor re bladeren en het doffe geroffel van apepoten op de harde stoffige grond. Ik wist eenvoudig niet wat me over kwam. Ineens was alles voorbij. De horde grijze geesten was achter mij in het bos verdwenen en een doodse stilte omringde mij nu, na het geruis van de voorbijtrekkende troep. Vooral ook doods, vanwege de kale omgeving. Ik ben nog even blijven staan en heb me afgevraagd, wat die beesten heeft bewogen, om in zo'n paniek op de loop te gaan. Tijgers en zo waren er niet. Tot nu toe ben ik er niet achter gekomen. Een merkwaardige gebeur tenis. Peinzend zette ik mijn weg voort rr later in het "tuintje" wat te relaxen en weer te genieten van de heerlijke, rustige omgeving. MEVR. ZIESEL-SCH. 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 15