Nederlandse Ereschulden Vreemde smak Prof. Dr. C. R. RITSEMA VAN ECK Sedert 15 augustus 1975 hebben wij met vertegenwoordigers van alle frac ties - in totaal met een dertigtal leden - van de Tweede Kamer vele bespre kingen gevoerd. Meerdere Kamerle den adviseerden ons de twee hoofd zaken - in de eerste plaats de ge derfde salarissen van ex-krijgsgevan genen en ex-burgergeinterneerden, in de tweede plaats de niet gecompen seerde verloren gegane oudedags voorzieningen en geleden oorlogs schade van particulieren - als twee afzonderlijke ereschulden te behan delen, omdat zij onder verschillende ministeries en kamercommissies res sorteren. Met ingang van het parle mentaire jaar 1976-1977 hebben wij onze actie zo aangepast. Een korte samenvatting van de in de brochure "Nederlandse ereschulden" van de Federatie Oud-Strijders Orga nisaties gedocumenteerd uiteengezette morele verplichting van Nederland tot honorering van de gederfde salaris sen/inkomens is - met daarin verwerkt een rechtzetting van bij meerdere Kamerleden gebleken misverstanden - recent aan een gróót aantal Kamer leden toegezonden. Dit als voorbereiding op een t.z.t aan te bieden initiatiefwet; hiermede moe ten wij wachten totdat wij zeker we ten dat een meerderheid van de Ka mer zich voor zulk een wet zal uit spreken. Zo ver zijn wij helaas nog niet. Een analoge procedure zal worden ge volgd voor de ereschuld tegenover de particulieren. Aan een ontwerp- initiatiefwet hiervoor wordt gewerkt. Een Stichting Nederlandse Ereschul den is in voorbereiding met als doel de verkrijging van de middelen voor de uitvoering van de activiteiten ge richt op het verwerven van erkenning en honorering van de Nederlandse ereschulden, door de Federatie Oud- Strijders Organisaties met de bro chure "Nederlandse ereschulden" op 15 augustus 1975 als open^appèi aan het Nederlandse volk bij Regering en Parlement voorgebracht. Namens de FOS ir. G. S. VRIJBURG Zoals men weet worden krachtens de Nederlandse Wet Uitkeringen Vervol gingsslachtoffers (WUV) ook uitke ringen verstrekt aan gewezen Neder landers. Met name zijn dat Nederlan ders die sedert de soevereiniteitsover dracht hebben geopteerd voor het In donesisch staatsburgerschap. De be trokkenen moeten aantonen dat zij het Nederlanderschap hebben bezeten en inderdaad te beschouwen zijn als oorlogsslachtoffers. Een maatregel, die recht doet aan ons rechtsgevoel en de aanspraken van ex-Nederlanders, die vaak in zeer moeilijke omstandig heden leven. Het gaat met de uitvoering van deze wet intussen niet zo vlot. Onlangs ont vingen wij een brief van een lezer, die zich beklaagde dat de Nederlandse Ambassade te Jakarta, die de aan vragen behandelt, geen genoegen neemt met het overleggen van een geboortebewijs - een o.i. overtuigend bewijsstuk, omdat de Burgerlijke Stand uitsluitend ter beschikking stond van Nederlanders - maar de overleg ging van een paspoort eist. Een niet onaanzienlijk deel van de aanvragers beschikt uiteraard niet of niet meer over een Nederlands paspoort. Wij zonden die klacht destijds - een maand of drie geleden - door aan het Ministerie van Sociale zaken, die haar doorzond naar het Ministerie van CRM. Tot dusver heeft of hebben de betrokken ambtenaren nog geen ge legenheid gevonden ons met een kluit je in het riet gelukkig te maken: een dodelijk stilzwijgen is tot dusver ons deel. Nu zendt een lezer ons het afschrift van een in gepeperde taal gestelde brief aan de Koningin terzake van de weigering van een uitkering aan een van de slachtoffers van de H. Bureau- cratius. Wij kunnen die brief niet af drukken: publicatie zou teveel ruimte eisen. Maar wel kunnen wij, na lezing van de brief en de daarbij gevoegde copieën van een aantal documenten, ons een oordeel vormen van de zaak, waarom het hier gaat. De betrokkene dan is blijkens zijn ge boortebewijs als Nederlander ter we reld gekomen. Een paspoort heeft hij niet aan de Ambassade voorgelegd, maar wel een document dat o.i. niet minder bewijskracht heeft, nl. zijn ont slagbrief uit de marine, waarvan hij deel heeft uitgemaakt van 1 juli 1941 tot 30 nov. 1948, toen hij met groot verlof werd gezonden. Binnen die ter mijn valt ook zijn gevangenschap in talrijke Jappenkampen, eerst op Java en later aan de Burma-spoorweg. Van de "gastvrijheid" van de Japanners heeft hij ook nu nog de gevolgen te lijden. Nochtans werd hij na de Japan se kapitulatie in staat geoordeeld door te dienen en maakte hij als matroos 1e klasse deel uit van de maritieme actie bij Bali. Hij is drager van enige Nederlandse onderscheidingen Welke bureaucratische sluipwegen het mogelijk hebben gemaakt deze man een uitkering te weigeren kunnen wij niet doorgronden. Ook indien de Am bassade formeel, als gevolg van een tekortkoming in de bepalingen, terecht haar beslissing heeft genomen mag worden opgemerkt dat die beslissing dan toch rechtsdraads ingaat tegen de geest van de wet. Een vreemde zaak! In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van 16 okt. treffen wij een necrologie aan van prof. Ritsema van Eek die op 23 augustus jl. over leed. Hij was tot 1971 hoogleraar in de anesthesiologie te Groningen. Hij was op 23 mei 1905 te Semarang geboren en zijn jeugdjaren werden in Nederlands Indië doorgebracht, waar na hij in Nederland in Breda de mid delbare school afmaakte. Hij promoveerde in 1931; na een kor te periode van werkzaamheid in Su riname keerde hij terug naar zijn ge boorteland als militair arts. Door de Japanse bezetter in 1942 geinterneerd overleefde hij een getorpedeerd trans port naar Singapore, waar hij in het Changi-kamp tot het eind van de oor log verbleef. Hij was tot 1946 hoofd van de Neder landse Medische Dienst in Singapore, keerde toen naar Nederland terug en werd in 1960 benoemd tot hoogleraar - de eerste op het vasteland van Europa in zijn specialiteit. Zijn croniqueur, J. C. Dorlas, geeft voorts een overzicht van zijn vele bin nen- en buitenlands erkende verdien sten en schetst hem als medicus vis a vis zijn patiënten met de volgende woorden: "Ritsema van Eek was in de eerste plaats een toegewijd en meevoelend arts. Zijn patiënten waren voor hem allereerst mensen in nood, die hulp en steun behoefden. Door deze hou ding was hij voor veel van zijn leer lingen een voorbeeld, dat zij zich im mer zullen blijven herinneren. Maar ook in de dagelijkse samenleving zet te hij zich in voor een ieder die hulp nodig had of zijn medeleven opriep." F Verdrietig en verslagen hebben wij bij haar Moeder in het familiegraf te ruste gelegd: CAECILIA Jeunink-HOMPE die door een verkeersongeval in haar woonplaats Zeist, op vijftigja rige leeftijd om het leven kwam op 29 oktober 1976. Zij had nog via Tong Tong oude so- bats willen terugvinden en overle venden van de Junyo Maru willen spreken, die haar Vader Willem E- duard Hompe hadden gekend. Met haar levendige stralende persoonlijk heid, verwachtte "Cieltje" nog zo veel van het leven. Wij hopen, dat zij op andere wijze rust en geluk mag vinden. Namens haar kinderen, broers, zus ters en allen, die van haar hielden: Wil Rijke-Hompe, Ln. v. Henegou wen" 25, Zeist. Laat ons hopen dat zijn Nederlandse pleitbezorger, die blijkbaar geen steen op de andere zal laten voor aan zijn vriend in Indonesië recht is weder varen, zijn ijveren beloond zal zien JHR. 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 3