hield ik voortaan mijn ingevingen voor me en dat ging al jaren heel goed. Niemand werd meer lastig gevallen met mijn paniekerige opmerkingen en ik voer er wel bij. Tot op deze dag dat het me toescheen, dat de goden wraak namen voor het zo lang verborgen geschenk, dat zij, waarschijnlijk beter hadden zien be nuttigd. Het leek me toe, dat ze graag gezien hadden, dat ik het vermogen om "din gen" te zien, nog meer ontwikkeld had. Hoe dan ook, ik zat er maar mee. Morgen zou ik mijn vijfendertigste verjaardag vieren en hoe moest ik dat doen met dit wonderlijke ding middenop mijn voorhoofd? Ik voelde me diep ongelukkig. "Wat zit je daar toch te suffen, schat? Eerst por je mij ruw wakker en dan ga je zelf voor de spiegel zitten dut ten!" Tom stond achter me, gehuld in zijn badjas. Ik schoot overeind, naarstig zijn ge zicht afzoekend naar een spoor van verbazing of afkeer. Van dit alles was echter niets te zien. Vertwijfeld be gon ik aan mijn morgentoilet. Niemand zag dus iets, alleen maar ik. Ik begon de dag met tegenzin. Toch moest ik proberen zo gewoon mogelijk te doen. Na het ontbijt deed ik mijn dagelijkse arbeid en werkte ik mijn boodschap penlijst af. Toen ik klaar was, speelde ik badminton met onze jongste zoon, maar tijdens al die afleidingen, had ik het gevoel of er een loden last op me drukte. Was het maar weer maandag dan kon ik het tenminste aan de dok ter vertellen, jammer dat hij vandaag geen dienst had, dat scheelde mij weer tijd. Naar mijn gevoel sleepte de dag zich voort. Driemaal vroeg Tom mij of er iets scheelde, hij zei dat ik zo bedrukt keek soms. Met alle geweld probeerde ik om er weer bij te zijn. De zondag die volgde was zomogelijk nog verschrikkelijker. De verjaardags visite zag helemaal niets bijzonders aan me. Ze spraken over koetjes en kalfjes. Niemand had er enig idee van dat ik in nood verkeerde. En misschien was dat nog goed ook, want mij hel pen kon toch niemand. In de namiddag kwam Tante Loes, een zuster van mijn gestorven moeder op bezoek. Ze was nog nauwelijks bin nen, of ze zei, terwijl ze me opmerk zaam aankeek, "gunst, het lijkt wel of je een vlek op je voorhoofd hebt, een soort moedervlek. Net zo'n vlek had je moeder, toen ze rond de veertig was. Ze zei dat ze geen idee had hoe dat nu zo opeens gekomen was. Hoe komt die vlek er zo opeens bij jou?" Gelukkig schoot me iets te binnen o- ver pigment en huidverkleuringen bij minder jonge mensen, maar ze had gelijk toen ze zei dat ik toch niet die leeftijd had. Het leek of mijn hart even stilstond toen ze zei, "Net als je moederDie zin bleef in mijn hoofd hameren. Zou zij soms ook Ik durfde bijna niet verder te denken. Was ze daarom eigenlijk steeds te- ruggetrokkener gaan leven? Zou ze geprobeerd hebben zich ermee te ver zoenen? Hoe dan ook, ergens vond ik troost bij de gedachte dat mogelijk mijn moeder eenzelfde euvel had ge had als ik. Toen werd ik koud van bin nen als ik eraan dacht hoe lang ik met dit oog zou moeten leven. Mijn moe der had er tot haar zestigste jaar mee rondgelopen. Hoe lang zou ik dat moeten doorstaan. Als tenminste mijn moeder hetzelfde had gehad, het was ook mogelijk, dat ze inderdaad een pigmentvlek had gehad. Terwijl wij een glas wijn zaten te drinken, dacht ik hier steeds over na. Middenin mijn gepeins schrok ik plot seling op, ik had een gevoel of ik in een flits iets aan me voorbij zag trek ken. "Tom, kijk eens waar Vick is, ik heb een gevoel of hij van het fietspad is afgegaan en de grote weg op.' Tom sprong op en ging kijken, hoewel hij mij wat vreemd aankeek. Even later kwam hij met het huilende jon getje binnen. "Hij was inderdaad de weg op gegaan, maar voor hij tijd had om brokken te maken had ik hem te pakken. Er kwam notabene al een auto aanrijdenJe hebt me net op tijd gewaarschuwd, wat goed van je zeg!" Tante Loes zei peinzend: "Vroeger als jong meisje had ze ook wel eens van die gezellige opmerkin gen, die toch ook wel eens van pas kwamen. Later is dat gelukkig over gegaan." "Ja, hoe kon je dit nu ineens zomaar weten?" Tom's stem klonk hoogst verwonderd. Hem flink aankij kend zei ik, "Ik zag het met mijn derde oog!" Onthutst keek hij me aan en barstte toen in lachen uit. "Die is goed zeg, om zoiets te bedenken moet je ook eerst vijfendertig wor den!" ledereen lachte, ook tante Loes. Vriendelijk zei ze "Dat is dan zeker dat vlekje op haar voorhoofd, dat heeft ze zeker geërfd van haar moe der." Getroffen keek ik haar aan, zou ze eigenlijk weten hoe dicht bij de waar heid ze was? Mijn zwager merkte flauw op dat hij ook een derde oog bezat, maar dat kon het daglicht he lemaal niet verdragen, ledereen lachte om zijn flauwe grap, maar tussen de bedrijven door keek ik toch tersluiks naar hem. Er was helemaal niets te zien, maar het zou natuurlijk altijd kunnen datAch onzin, hij had vast een flauwigheid bedoeld ermee. Toen iedereen weg was, aten we een sandwich en dronken een kop soep. Toen bracht ik de kinderen naar bed. "Tom ik maak het vanavond ook niet laat, ik heb al een tijd hoofdpijn en morgenvroeg wilde ik naar de-dokter, misschien heeft hij iets voor me." Gelukkig vroeg hij verder niets en ik ging na een kopje koffie naar de slaapkamer. Ik kleedde me uit en fris te me wat op. Daarna ging ik voor de spiegel zitten. Met mijn borstel ging ik door mijn donkere haar en intussen zag ik dat het oog mij onafgebroken aanstaarde, alleen maar knipperend als mijn eigen ogen het deden. Er straalde bijna een zekere warmte uit het oog en het werd mij vreemd te moede. Opeens besefte ik, dat ik het oog nog niet met mijn vingers had aangeraakt. Blijkbaar was ik er zo door geïntri geerd, dat het niet bij mij was opge komen om het aan te raken. Langzaam bracht ik m'n rechterhand naar de bewuste plek en tastte voor zichtig. Ik voelde niets bijzonders, al leen was het erg week op die plaats, maar een oog voelde ik niet. Toch kon ik in de spiegel zien, dat ik het wel aanraakte. Ik besloot het nu met mijn linkerhand te proberen. Duidelijk kon ik nu een ooglid voelen en wim pers. Ik probeerde toen de oogbol aan te raken, waarop het oog hevig begon te knipperen. Ook mijn andere twee knipperden mee, hadden het ook ge voeld blijkbaar. Een beetje geschokt bleef ik voor me uit staren. Als dit zo doorging zouden ze mij binnen twee maanden naar een kliniek kunnen brengen. Morgen zou ik direct naar de dokter gaan, gelijk om acht uur, niet wachten tot 's middags, hoe eer der ik het wist, hoe beter. Doodmoe liet ik me op het bed zakken en sliep bijna onmiddellijk in. Die grauwe maandagmorgen zat ik daar in de wachtkamer. Zeker vijf mensen waren voor mij aan de beurt, ondanks het vroege uur. Ziekte is niet aan tijd gebonden, al zou het beter uitkomen als het dat wel was. Toen ik bijna aan de beurt was, raakte ik in paniek. Stel je voor dat hij helemaal niets zag! Onmiddellijk verwierp ik deze gedach te weer, dat was toch uitgesloten. Na tuurlijk zag het oog van een medicus meer dan dat van een ander. Als tante Loes iets kon zien, dan kon hij het zeker. Eindelijk was ik dan aan de beurt. Lichtelijk aarzelend kwam ik de on- derzoekkamer binnen. Hij liet me te genover hem plaats nemen en keek me toen verwachtingsvol aan. Ik wist niets te zeggen, maar sperde mijn drie ogen goed wijd open, als om de aan dacht erop te vestigen. Tot mijn ont zetting zag ik dat hij niets bijzonders zag! Ik voelde me ellendig en terwijl ik mijn linkerhand naar mijn voorhoofd bracht, lispelde ik: "Ik heb zo'n last van hoofdpijn en nekpijn, kunt u even naar mijn hoofd kijken, het doet zo'n pijn." Ik kon het niet helpen, maar plotseling barstte ik in tranen uit. Waarom in godsnaam zag niemand iets? (lees verder volgende pagina) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 13