TJALIE
EEN TEKEN AAN DE HEMEL?
<3-let 3^Cerótkieed
llllllllllllllllIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIjllllllllllllllllllllllllllllllfllllllllllllllllllljll^
Den Haag, 22 november 1970
Het andere, wat hierna komt, is zó ontzagwekkend veel wijder en veel vormiger, 1
dat het me gewoonweg nieuwsgierig maakt om er zo gauw mogelijk aan te
beginnen. Het is een WERKELIJK ontsnappen aan de kringlopen van weder
geboorten van mensen die alleen "wéér willen leven" (dus overdoen) en "op I
dezelfde wijze nog een keer leven". Dus in beide gevallen NIET veranderen. 1
Aangezien Voortbestaan is: door verandering in herhaalde metamorfosen ken
baar worden als Leven, MOET dus de hoogste wens aan het eind van je men
selijke bestaan zijn: Veranderen, en NIET herhalen. Daar ben ik dus de laatste
jaren mee bezig. Dat maakt mij vaak verstrooid: d.i. met de gedachten ergens
op een totaal andere wijze mee bezig zijn om acht te kunnen slaan op de doenin- j
gen van NLT. Het merkwaardige is dat de enige zekerheid van ons bestaan is:
dat wij sterfelijk zijn. D.w.z. dat ieder mens de kans krijgt om De Grote Stap
te doen, die ten grondslag ligt aan Alle Veranderlijkheden. En te deksel, wij
durven niet! We krabbelen terug. We willen zo lang mogelijk wijntje en trijntje
en dansie-dansie hebben en de wensdroom realiseren, een beurs-die-nooit-leeg-
kan te bezitten! Dus met een letterlijke onbestaanbaarheid leven, terwijl wijzelf
nota bene in dit leven "onbestaanbaar" zijn in deze zin dat we nooit langer als
"tastbare realiteit" gedurende ons leven telkens alleen maar één dag dezelfde zijn.
Méér dan dat: alleen maar één uur; méér dan dat: alleen maar één seconde (en j
dan zijn wij al "anders" geworden). Met nóg weer andere woorden: we zijn J
altijd alleen zó onmeetbaar kort wat we precies zijn, dat we eigenlijk NIET
BESTAAN. 1
Meer niet.
Ieder ouder mens heeft niet alleen het Recht om zich met deze gedachten bezig
te houden, desnoods ten koste van nuttige arbeid voor de samenleving, maar j
ook de Plicht op deze wijze gebruik te maken van ons Voorrecht om lang te
leven. Het is ons "geestelijk pensioen", oneindig veel méér waard dan welk pen-
sioen in geld ook. Aangezien ik niet alleen als Indischman geboren ben, maar j
ook als Indischman zal sterven, en zeker elke minuut van mijn leven Indischman
bén, behoren ook deze Eeuwigheidsgedachten bij mijn "Destiny" als Indischman.
Dus zijn bovenstaande gedachten tot in elke vezel en trilling Indisch. Zeker
hoop ik (en werk ik er zoveel mogelijk aan mee) om het Geschenk van het Leven
tot de laatste minuut waardig te zijn. En dus tot de laatste minuut toe te GE-
TUIGEN overeenkomstig mijn aard. Daarom staan deze woorden in Tong Tong.
Zij zijn van het eerste tot het laatste woord ernstig gemeend. Howgh!
TJALIE ROBINSON
niiiiiiiiiiiiiiiii miuiniiiiiiiiiimin
Het was 24 december 1945 tijdens on
ze tawanantijd in Kamp "Soemobito".
't Was een stralende, warme dag; de
lucht was helderblauw en de zon
scheen vrolijk over ons. ledereen was
druk doende, om zoveel mogelijk ver
snapering te gêdekken voor de ko
mende feestdagen. Op onze dagelijk
se vraag, wanneer we naar huis gin
gen kregen we steeds het laconieke
antwoord: "O, met Sinterklaas; met
Kerstmis; met Nieuwjaar; zijn jullie
weer thuis." Dus vroegen we niets
meer; al pêgêl op 't laatst.
Ik zie die kleine, dikke mevrouw nog
voor me, toen ze naar de hemel keek
en plots heel verbaasd en luid uitriep:
"Kijk, kijk! Een regenboog om de
zon", ledereen liep uit, om het te zien
en ging het opgewonden van mond
tot mond: "Dit is vast een goed teken,
nü zullen we wel gauw naar huis
gaan." Ja, ja, help te douwen; we
bleven in "Soemobito" tot juni-juli
1946. We hadden Kerst- en Nieuwjaar
gevierd met Bidstonden en muziek- en
zangavonden. De muziek werd ver
zorgd door twee teenerboys, die 'n
gitaar en mondharmonica bespeelden
en een ladycrooner verzorgde de zang.
Wel kregen we van 't Hoofd van de
pemoeda's een verrassing, nl. de o-
rang djoealan van buiten mocht op
Oudjaarsdag in het kamp pasar hou
den, en zó onze feestvreugde ver
hogen. That's all.
MEVR. J. BOOGAARD-STANEKE
Toen vroeger, daar, in de omgeving
van Molenvliet, Sawah-Besar Petodjo
Djagamonjet, opereerde ik na mijn
kantooruren tussen kinderen van 8 tot
12 jaar. Kinderen, die thuis niets had
den, maar bij ons in het wijkgebouw
"Wasscherijweg" een prettig middag
uur konden hebben. Wij speelden,
verhaalden, zongen en handwerkten
twee maal per week. Wij maakten
poppekleertjes tot eigen spullen toe,
leuk opgeborduurd. Wat konden ze
trots kijken en parmantig huistoe gaan
in eigen gemaakte kledij. Het werd je
warm om het hart.
Josephien, van ongeveer 10 jr., werd
ziek. Typhus! Hoge koortsen en op
een kritieke avond weigerde hun huis
dokter te komen. De volgende dag
moest ik na kantoor direct Dr. v.d.
Roemer van de C.B.Z. halen en hem
ginds brengen, om samen de ouders
te bewerken het kind te doen opne
men, want zij weigerden dat.
Ver de sawah in, riekend naar stil
staand gootwater stond het huisje.
"Hier dokter". "M'n hemel!" was z'n
antwoord. Josephientje hoorde ons en
riep "Juf, juf". Ik verliet dokter en
rende het huisje in. Liggend op een
baleh-baleh- met erboven een sprei
gehangen, lag het kind. Ze omarmde
mij en ik drukte haar tegen m'n borst
en fluisterde: "Wij gaan je beter ma
ken en je gaat naar het ziekenhuis.
Daar, die dokter heeft alles al ge
regeld. Je gaat zó, want de zieken
auto staat voor. Ondanks gesputter
van de ouders kwam ze in de C.B.Z.
Na twee maanden mocht ze huistoe en
opknappen. De hoge koortsen hadden
haar geloensd (scheel kijkend). In de
ze tijd maakte zij een kerstkléed voor
juf. Een kerstcadeautje, dat ze zelf
bracht. Een verrassing, want het was
gewoon beeldig. Wit, met in de hoe
ken slechts hulsttakken in rood en
groen. Ik was er trots en heel zuinig
op. In de bezettingstijd krioelde het
van dieven. Eén sloop ook ons erf op,
maar Topsy de hond waarschuwde
ons. De dief sloop de badkamer in en
bang geworden nam hij slechts één
ding mee, m'n kerstkleed, dat in 'n em
mer water lag te weken. Mijn commen
taar was: "O, dat kerstkleed, dat komt
vast terug". Nog geen morgen was
er om, of Mas Oppas komt met de
dief ons erf op en vroeg: "Is dit van
U?" Blij nam ik het terug. "Zie je wel,
het kerstkleed komt terug." Ik heb het
nog, ruim 40 jaar oud, gemaakt door
een dankbaar en ziek meiske.
P. JÜCH-ARNOLD
19