(iii)
Indonesisch leren van Tante Koes
Ooienvlees Voor Leeuwen
DURIAN KOPEN
Geeft U een beetje meer mevrouw! Stel je voor, dat U
voor zulke grote doerians maar tweehonderd rupiah biedt.
Goed dan, twee honderd vijftig.
Maar je maakt ze eerst open hoor. Als ze niet zoet zijn,
gaat de koop niet door.
Wees maar niet bezorgd mevrouw. Hij kiest een vrucht
uit. Tikt ertegen met een houten mes. En maakt vervolgens
de top een beetje open.
Hier, proeft U maar.
Jaahet gaat wel. Kies vier stuks voor me uit. Help
ze vast te binden pak, dan is het gemakkelijker om ze mee
te nemen.
Ik geef hem duizend rupiah. Met het geld slaat hij luchtig
op zijn handelswaar en zegt bezwerend: laat ze uitver
kocht raken I
BELI DURIAN
Tambah sedikit nyah! Masa, durian besar besar begini cuma
ditawar dua ratus.
Bolehlah, duaratus lima puluh. Tapi dibuka dulu ya. Kalau
tidak manis tidak jadi.
Jangan kuatir, nyah. Dia memilih sebuah. Diketuk-ketuknya
dengan sebilah pisau kayu. Lalu ujungnya dibuka sedikit.
Nih, coba saja.
Yaalumayan. Pilihkan ampat biji. Tolong di-ikat ya Pak,
biar mudah dibawa.
Saya beri dia seribu rupiah. Uangnya dikibaskan didagang-
annya sambil mengucapkan laris! laris!
nyah afkorting van nyonyah mevrouw
nih afkorting van ini
pak afkorting van bapak vader of meneer
sebilah pisau een mes
mmitmiii
In de planter voor ons huis, tussen
twee enorme heesters, ligt een plat,
grijs cementbrok waarop in gele let
ters de naam van ons huis. "Bintang
Samudra". Vertaald "Oceaan Ster".
Eens las ik die naam op de boeg van
een Indonesisch schip dat voor anker
lag in de buurt van de Jachtclub in
Djakarta, Indonesia. Misschien ligt dat
schip daar nu nog. Die naam intri
geerde mij toen erg vanwege de ro
mantische klank. Wijzelf wonen an
derhalf mijl van de Pacific Ocean van
daan. Toen we besloten ons huis een
naam te geven, was de keus gauw
gemaakt. "Bintang Samudra" geeft
het aanzien van ons huis iets aparts.
Ook voor de schoolgaande jeugd, die
elke morgen ons huis moet passeren
om op de buurtschool te komen, heeft
die vreemde naam op het cementbrok
een aparte bekoring.
"It says Baintèng", zei er een. "No",
beweerde een ander "Try it this way.
Bintóng'. Bij "Samudra" kwamen ze
niet verder dan een gesis"Sè...
SêSahmmmmmen het ge
sputter begon weer van vorenaf aan.
Binnenshuis vond ik dat gehaspel
maar vermakelijk en ik dacht terug
aan een komisch voorval in mijn jeugd.
Als zesjarige, eersteklasser, liep ik op
Sètêran in Semarang samen met m'n
broer. Babu Djah volgde ons met on
ze schooltassen in haar slendang. De
weg naar school was zelden verve
lend. Er viel zoveel te zien en op te
merken. Spellen was toen mijn lust en
leven; hoe moeilijker hoe beter. Alles
wat los of vast zat werd door mij
gretig uitgespeld, van lege katjang
peperhuisjes tot kleine en grote naam
borden op hekken en erven. Eerst
passeerden we het levenloze Pasar
Malamterrein; daarna kwam de hui
zenrij, gevolgd door een Japanse
school. Het moest bij het tweede of
derde huis zijn, toen ik met een schok
stil stond. Had ik wel goed gespeld?
Nogmaals proberen. Ja, het stond er
duidelijk: "Leeuwen", maar de waar
schuwende stem van Babu Djah zei
"Non"!
De volgende morgen bij het Pasar
Malamterrein aangekomen, zette ik -
om tijd te winnen - het opeens op
een holletje tot ik ademloos voor het
huis stond met "Leeuwen". Omzichtig
nam ik het huis op. Heel gewoon
stenen huis met twee hoge bomen
links en rechts op het voorerf. Een
stenen stoep naar de voorgalerij waar
op een tafel en vier stoelen met hoge
rugleuningen het enige meubilair wa
ren. Dan kwam een tochtdeur die naar
binnen leidde. Maar geen stukje
leeuw te zien. In één van die bomen,
heel hoog, hingen tussen de takken
drie petroleumblikken aan elkaar ge
bonden. Een lang kabeltouw dat tot
aan de grond hing, diende als klokke-
touw. Ik vroeg me net af waarvoor
dat nu weer diende, toen hoog in die
boom het schorre "kah...kah...kah..."
van een wegzoefende blêkok (reiger)
klonk. Ach, hoe vernuftig. Het raadsel
van de blikken was opgelost. Maar
die leeuwen, waar waren ze? Je zou
ze anders toch moeten horen!
Juist op dat moment kwam mijn broer
aan. Hij vond mijn gedrag maar vreemd
en wou er het zijne van weten. "Zoek
je wat?", vroeg hij onschuldig. "Sst...
stil", siste ik en wees naar de plank
in de voortuin. "Daar, leeuwen!" zei
ik met nadruk en strekte mijn nek nog
eens extra verder om maar niets van
een mogelijk gebrul te missen. Mijn
broer zat twee klassen hoger en kon
sneller lezen. Hij had de hele situatie
door en besloot mij eens tuk te ne
men. "Ach, natuurlijk zie je ze niet;
ze worden immers gevoederd". Hij
zei het zo overtuigend dat ik aan die
mogelijkheid niet meer twijfelde. De
stem van Babu Djah zei weer "Ajo
lekas, nanti lat". Op een holletje ging
het weer tot bij de Japanse school met
de tennisbanen, schommels en glij
baan, toen ik buiten adem vroeg "Wat
eten ze?" "Rauw ooienvlees", zei hij
dramatisch. "Kijk maar", en met z'n
kin wees hij vooruit naar iets dat aan
kwam.
Op dat moment kwamen we bij de
brug over de kali Semarang. Men was
bezig met het kanaliseren van die
brede modderige rivier en op de brug
en omgeving was het een drukte van
belang. Beton werd gestort en lorries
vol modder gleden af en aan. Uitkij
ken was de boodschap. Eer ik het
wist bevonden we ons in een troep
blatende kambing gèmbèl met een on-
gebade katjong als herder. Ze gingen
de richting van de "leeuwen" op. Hoe
kon John het toch weten over dat
ooienvlees, verwonderde ik me. Wat
een ooi is, wist ik wel. Het was me
eens uitgelegd. Maar deze dieren wa
ren donkerbruine geiten met gèmbèls
aan. Mogelijk dat ze nog familie wa
ren van ooien. Maar vlees is immers
vlees; ook voor een hongerige leeuw.
Ach, hoe zielig toch! Met een mede
lijdend hart oogde ik de blatende
troep na en nog vele dagen daarna
weigerde ik pertinent vlak langs het
onschuldige Ingenieurs Bureau "Ooi-
men en van Leeuwen" te lopen, in die
Sètêran straat.
AMY FOLKERINGA
29