Over Onze Oude Indische Kerk
door Dr. H. J. de Graaf
Dissertaties of proefschriften ter verkrijging van de doctorsgraad iri de een of
andere wetenschap zijn zelden aangename lectuur. De meest jeugdige auteur
doet zijn uiterste best om niets over te slaan en zijn onderwerp zo volledig
mogelijk te behandelen (uitputtend noemt men dat). Verder omringt hij zijn be
weringen met een prikkeldraadversperring van argumenten, ten einde de ver
wachte aanvallen zijner hooggeleerde opponenten te kunnen afweren, hetgeen
zijn werk wel degelijker, maar niet leesbaarder maakt.
Des te verheugender is het, wanneer
men eens een dissertatie in handen
krijgt, welke zich vlot laat lezen en op
vele plaatsen interessante lectuur op
levert over een voor schrijver dezes
min of meer vertrouwd onderwerp, nl.
de Indische Kerk. Het betreft hier het
proefschrift van de Heer dr. Frangois
John Cornelis Barkmeyer (in 1928 te
Batavia geboren), waarop deze in 1973
aan de Universiteit van het Duitse
Göttingen, waar hij van 1966 tot 1970
wetenschappelijk medewerker was ge
weest bij het Instituut voor Volkeren
recht, promoveerde. Dit uiteraard in
het Duits geschreven werk telt een
390 bladzijden, waarvan 89 gevuld zijn
met een zeer lange boekenlijst, terwijl
83 pagina's bedrukt zijn met niet min
der dan 612 noten. Jammer dat een
register ontbreekt. In elk geval is het
werk zeer degelijk opgezet. De lang
ademige Duitse titel luidt: Die Ent-
wicklung der Protestantischen Kirche
und die gesellschaftliche Position
der Protestantischen Christen in In-
donesien von circa 1815 bis zum zwei
ten. Weltkrieg, unter besonderer Be-
rücksichtigung der Europaischen
Bevölkerungsgruppe, wat dus wil zeg
gen: De ontwikkeling der Prot. Kerk
en de maatschappelijke positie der
Prot. Christenen in Indonesië van om
streeks 1815 tot aan de 2e Wereld
oorlog, met bijzondere in achtneming
der "Europese" bevolkingsgroep.
Natuurlijk bevat dit proefschrift ook
wel droge, juridische gedeelten, b.v.
het eerste hoofdstuk, een toelichting
van het begrip "Europeaan" bevatten
de, zodat men het ook beschouwen
kan als een beknopte geschiedenis
van het ontstaan der Indo-Europese
maatschappij in Nederlands-lndië.
Hoofdstuk twee behelst de ietwat
langwijlige en vrij ingewikkelde ge
schiedenis der verhouding van kerk
en staat in de Archipel, vanaf koning
Willem I tot aan de Grote Synode van
1933, welke leidde tot de administra
tieve scheiding tussen beide, helaas
nog geen financiële.
Doch daarop volgt het derde hoofd
stuk, dat onze meeste aandacht vraagt,
hetgeen de positie der Europeanen in
de "Indische Kerk" beschrijft.
Daardoor krijgen wij wat meer begrip
over deze zo sterk van de staat af
hankelijke kerkelijke instelling, en
ook wellicht wat meer waardering
voor hetgeen deze wonderlijke organi
satie toch nog heeft kunnen bereiken.
De oorsprong der z.g. Protestantse
Kerk in Nederlands-lndië ligt in het
vaderlijke en bevoogdende optreden
van onze koning Willem I, na 1817,
doch haar definitief karaker kreeg zij
pas in 1844 door de van hogerhand
bevolen samensmelting der Gerefor
meerde en Lutherse kerken in 1844.
De prediking in deze Kerk kon daar
door niet streng dogmatisch zijn, doch
diende een "eenvoudige voorstelling"
te bevatten "der Christelijke waarheid
en van de Persoon en van het Leven
van Jezus". Daar tegenover de dogma
tiek of geloofsleer zekere afstand werd
bewaard, was dit Christendom in veel
gevallen minder een zaak van het
verstand, dan van het hart. Leertucht,
toezicht op de gepredikte leer, be
stond er niet, zodat in de tweede helft
der vorige eeuw de "Vrijzinnigen die
"de goddelijkheid van Christus loo
chenen", de meerderheid der predi
kanten vormden. Een orthodoxe stem
werd slechts zelden vernomen. Sedert
het begin dezer eeuw kregen echter
de orthodoxen meer de overhand,
hetgeen ook beter bij de "blijvers
paste. In de dertiger jaren kwam nu
en dan eens een vrijzinnig theoloog
uit Nederland de gedunde gelederen
der "vrijzinnigen" wat voorlichten en
bemoedigen. Over het algemeen wa
ren de "blijvers" niet zo bijzonder op
dogmatiek gesteld. Zij die meer "ge
reformeerd" dachten, hadden zich in
het laatste kwart der vorige eeuw
reeds afgescheiden en in de in 1877
opgerichte "Kwitangkerk" een gees
telijke toevlucht gevonden. Bij de "In
dische mensen" speelde een zeker
ethisch pietisme, dus een m.o.m. mo
ralistische gevoelsgodsdienst een gro
te rol, vandaar dat daardoor ook de
z.g. Pinkstergroepen in al hun varië
teiten zulk een bijval konden vinden,
sterker nog dan in het moederland.
Dr. Barkmeijer deelt mede, dat vooral
Kerstmis en Oudejaarsavond zeer e-
motioneel gevierd werden. "Meer dan
in de Nederlanden werden deze hoog
tijdagen als romantische feesten be
leefd, ongeveer op de wijze, waarop
zij in Duitsland gevierd werden". Met
Kerstfeest werd in de Kerk, en ook
wel thuis, de Kerstgeschiedenis voor
gelezen, meestal uit Lucas II volgens
de oude Statenvertaling en er werden
toepasselijke kerstliederen gezongen.
Het lied "Stille nacht, heilige Nacht"
was dan een der geliefdste ge
zangen. Meestal werd de Kerstbijeen
komst met het lied "Ere zij God!" be
sloten. Daarop werden in de familie
kring geschenken uitgereikt, hetgeen
wel zeer populair in Duitsland is, doch
in tegenstelling is met het gebruik der
Gereformeerden, die de Kerstviering
uitsluitend als een godsdienstig feest
willen zien en men elkander daarom
bij het Kerstfeest in de huiselijke
kring geen geschenken geeft, zelfs nu
nog niet, hoewel de winkeliers dat
natuurlijk wel graag zouden zien.
Tot mijn spijt moet ik bekennen, dat
ik tijdens mijn verkeer in kerkelijk In-
dië nooit van dit geven van cadeau's
in de familiekring veel gemerkt heb,
doch daérvoor was ik misschien te
veel een buitenstaander. Wellicht kun
nen de lezers van dit blad mij over
deze zaak wijzer maken.
De Kerkeraad van Solo in 1937, staande in de gerestaureerde kerk, voor oe kansei met
Statenbijbel en bij het doopvont, v.l.n.r.: de Hm. Portier en Smith, uit families, die reeds
anderhalve eeuw in Soerakarta woonden; de Hr. v. Goudoever, directeur der Chr. Kweek
school; ds. Goedhart, predikant, te voren in Borne (Overijsel) en Maria-Hoornbeke (Vlaan
deren); de Hr. den Duik, accountant, natuurlijk uit Schevenir.gen; de Hr. Jansen, bij de
milit. administratie; de Hr. Wattimena, Ambonnees. Achteraan (met baard), Dr. H. J. de
Graaf, schrijver van dit artikel.
8