Hoe Sabang reageerde op codewoord „Berlijn"
a.)
Een herinnering aan de eerste actie tegen Nazi-Duitsland.
In het uiterste Noordwesten van het grote eilandenrijk van het voormalige Ned.-
Indië, benoorden Sumatra ligt Sabang, een klein plaatsje op een nietig eilandje;
dit eilandje heet Poeloe Weh; het ligt daar aan de rand van de Indische Oceaan
als een zandkorrel uit God's hand neergevallen zoals Hein Buitenweg het zegt.
Gelegen op enige afstand van het politiek zo rumoerige Atjeh ging van dit zand
korreltje een weldadige rust uit.
Een beeld uit rustiger tijden: het S.S. "Tambora" van de Rotterdamse Lloyd vertrekt uit
Sabang.
Sabang is bekend doordat het lange
tijd de eerste Ned.-Indische haven
was, die door de uit het vaderland
komende mailboten werd aangedaan.
Voor de naar het vaderland terug
kerende mailboten was Sabang de
laatste haven, waar de Nederlandse
driekleur wapperde. De mailboten,
waar wij met recht trots op konden
zijn, kwamen met de regelmaat van
de klok zondagochtend heel vroeg de
baai binnenstomen. Hierdoor werd in
tegenstelling met elders op zondag
door de Europese gemeenschap niet
uitgeslapen; de komst van de mailboot
was steeds weer een evenement. Di-
rekt na het aan de steiger afmeren
gingen de Sabangers aan boord. De
dames voor het merendeel om hun
coiffure door de scheepskapper te
laten opknappen; de heren om van
het ijskoude Hollandse biertje te ge
nieten onder het aanhoren van sterke
verhalen van de teruggekeerde ver
lofganger.
Zo vredig en rustig als het normaliter
in Sabang was, zo bedrijvig werd het
tegen de tweede Wereldoorlog aan.
Japan was slaags met China. Materi
aal voor beide kemphanen werd aan
gevoerd via de vrijhaven Sabang.
Rangoon vormde bijvoorbeeld een
achterdeur voor China, en Mercedes
Benz trucks, aangevoerd door Duitse
schepen, stonden in Sabang tot bo
ven de grote goedangs opgestapeld,
wachtende op de transito over Ran
goon naar China. Schepen van aller
lei nationaliteit brachten staal aan, dat
te Sabang werd overgeladen in Ja
panse schepen voor verder vervoer
naar Japan. Plaatsgebrek noopte tot
eindeloos verhalen van schepen, waar
mede de drie loodsen, geen loodsen
van de Dienst van Scheepvaart, doch
mensen in dienst van de Sabang
Steenkolen Maatschappij t.w. de chef
van de buitendienst C. van der Vel
den, de assistent-chef C. D. Sax en
collega B. Dommisse, het druk had
den in die overigens zo vredige ha
ven. Vooral Sax en zijn collega waren
voortdurend in touw; slapen en eten,
ach, dat deden zij zo als het uitkwam
(er waren after all geen vakbonden en
vakbondsreglementen; er werd ge
werkt afhankelijk van de noodzaak en
niet afhankelijk van de voorschriften).
Zo moesten bijvoorbeeld ook eens
Duitse schepen vóór het strand voor
bij de Handelskade "in de laag" af
gemeerd worden, d.w.z. vlak onder de
kust ten anker liggend werd het ach
terschip aan bomen vastgemaakt.
Daarmede was een loods zo'n zes
uur bezig. Op een gegeven ogenblik
kwam van hen het verzoek om vol te
bunkeren; dit impliceerde verhalen
naar de steiger en na het bunkeren
weer terug "in de laag". Het ging hier
om Duitse koopvaarders, die in de
aanvang van de tweede wereldoorlog
waren gevlucht om asiel te zoeken
tegen de Engelse en Franse oorlogs
schepen, die in deze wateren patrouil
leerden. Intussen moest ook doorgaan
het gewone werk met af en toe als
verrassing een schip van de Holland-
Amerika-lijn of van de K.N.S.M., zelfs
een Spanjool met een lading benzine
in vaten bestemd voor de Spaanse
burgeroorlog. Dit schip kon nergens
zijn lading kwijt, de kapitein smeekte
om bunkerkolen en drinkwater.
Tegen de tweede Wereldoorlog aan
en in het begin van de tweede We
reldoorlog was het in de haven van
Sabang, waar havenmeester T. R. van
Dam de scepter zwaaide, je reinste
gekkenhuis.
Gelukkig voor de harde werkers wa
ren er ook schepen, die het zonder
loods konden doen bijvoorbeeld de
"Wega" van de Gouvernements Ma
rine, welke tak van dienst op 2 sep
tember 1939 door de Commandant der
Zeemacht na bekomen machtiging van
de Gouverneur Generaal gemilitairi-
seerd was. Hr. Ms. "Wega", die op
Oleh-leh gestationeerd was, lag ge
woonlijk elke vrijdag in de baai van
Sabang in afwachting van de "mail
boot" om de uit het vaderland komen
de ambtenaren, die een plaatsing in
het gewest Atjeh hadden, over te ne
men en naar hun standplaats te bren
gen.
Een goede waarnemer moest gemerkt
hebben, dat Hr. Ms. "Wega" echter
hoe langer hoe meer en vanaf begin
1940 praktisch doorlopend in Sabang
lag; opdracht van de Commendant
Zeemacht om de neutraliteit te hand
haven in verband met de Duitse koop
vaarders. De echtgenoten van diverse
officieren van de "Wega" hadden in
die tijd zelfs hun intrek genomen in
het enige hotel van Sabang, het "Sa-
banghotel". Af en toe voer het schip
uit voor oefening met het IV2 cm
semi-automatische kanon, waarmede
de "Wega" de lange, zeer lange kus
ten niet alleen van Atjeh maar ook van
de rest van Noord-Sumatra tegen een
eventuele vijand, wie dan ook, moest
verdedigen. 2de Officier, J. A. Wel-
cker, die met het oog hierop een drie
maanden durende opleiding op de
Oedjoeng bij de Kon. Marine had ge
volgd, kende het kanon van binnen en
van buiten en met dat monster in zijn
handen "ach, dan zal het waarachtig
wel gaan". Hoe dan ook, de continue
aanwezigheid van een oorlogsbodem
te Sabang, in de baai van dat uit
Gods handen in de oceaan neerge
vallen zandkorreltje, was voor een
ieder een niet te onderschatten ge
ruststelling.
De militaire bezetting van Sabang
was klein; zij bestond uit 1e luitenant
A. E. Kelder met 50 KNIL-militairen.
Zij waren, zoals het officieel heette,
belast "met het tegengaan van de
sluikhandel". Sabang was een vrij
haven en er was dus nog al wat
smokkelhandel met de vaste wal van
Atjeh.
Voor het uitoefenen van zijn werk
zaamheden kreeg luitenant Kelder van
havenmeester T. R. van Dam een klein
gewestelijk vaartuig met Atjehse be
manning (djoeroemoedie met nog drie
man) volledig ter beschikking.
10