REISBRIEVEN VAN (V) jï&MMS Links: verkeersdrukte op de Darmo-boulevard-Palmenlaan-zuid. Rechts: bruggetje van Peneleh, met architectuur die men al haast niet meer ziet in Jakarta, maar nog heel veel in Surabaia! (Foto's Rogier) Weer staat een stuk oud-Soerabaja op het punt om te verdwijnen. Binnen niet al te lange tijd is de marinekazerne Goebeng bij het viaduct er niet meer. Met de sloop van het gebouwencomplex is een begin gemaakt. Wat er voor in de plaats komt weet ik niet. Als je b.g viaduct opgaat zie je rechts beneden station Soerabaja-Goebeng met een uitgestrekt emplacement, dat er stil, verlaten en leeg bijligt. Java nen zouden zeggen: Sepi. Ook hier is sprake van een ontwikkeling, die niet tegen te houden is. De D.K.A. (of is het J.K.A.?) maakt gebruik van stoom- tractie, zij het uitsluitend voor het goederenvervoer; passagierstreinen hebben Diesellocs. DÈ transportmid delen tegenwoordig zijn het vliegtuig en de bus. De Indonesiër die zeer airminded is kan per comfortabele en snelle DC9 maar liefst 10 x per dag uit Soerabaja naar Jakarta vliegen. En dan de bussen! De terminals (zo noemt men begin- en eindpunten) b.v. bij Wonokromo/Darmo en de Rode- Brug in de benedenstad beslaan com plexen om er U tegen te zeggen. Wie reist er dan nog per rail? Neen, de gezellige treinen getrokken door d'al- oude Sharps Stewarts, Mallets, Heat- steamers en I D D 's (hoort U de brullende dubbeltoonsirene van een I D D nog als de locomotief tegen een zware helling in de Preanger op- optornt?) uit onze tijd zijn er niet meer. Maar vergeten hebben wij ze beslist niet. Herinnert U zich de coupé's die banken hadden met leuningen en zit tingen van fijn gevlochten rotan, glas en gaas voor de ramen en aan de wanden hingen foto's gemaakt door Kurkdjan (of was het Isken?) voorstel lende: "Het meer van Klakah bij zons ondergang""Koffieboom in bloei" of "De Boroboedoer"En geef mij nu maar één adres op de hele wereld, waar de nasi-goreng zó voortreffelijk smaakte als geserveerd in een restauratiewagen van de Staats spoorwegen op Java. Oh zo I I Maar ik dwaal lelijk af. Kajoon. Op de brug over de kali Bran- tas biedt men U schilderijen aan in hevige kleuren. De eertijds brede ri vier heeft nog maar een smalle vaar geul. De rest is bedekt en dichtge groeid met vitaminerijke kangkoeng. Uitgestrekte, sappige kangkoengvel- den, zo ver het oog reikt. De linker oever is bezet door onwettige grond- occupanten, die in bouwsels wonen van gedeg, karton en gegolfd plaat ijzer. Ik vraag mij af, als de kali gaat banjirren, wat dan? Hetzelfde trooste loze beeld treft men aan op de linker oever van de rivier tegenover de voor malige marinekazerne, maar vooral op Genteng. Hier en daar steken in de stad de rails van de electrische tram boven het asfalt wegdek uit. En als de zon erop schijnt, schitteren en blikkeren ze, als om te getuigen van een voor bije glorietijd. Tanjoeng Perak herken je bijna niet meer. Daar zijn evenals op Ngagel uitgestrekte nieuwe woonwijken bijge komen, om de geweldige bevolkings aanwas, zeg maar bevolkingsexplosie, zo goed mogelijk op te vangen. He laas is het openbaar vervoer niet goed geregeld, zodat men hoofdzakelijk is aangewezen op betjaks. Waar zijn op Perak de havenkroegen gebleven? Waar Janmaat (tussen twee satees door) zo graag de slow-fox danste met bejurkte Mina (zomermode Pasar Pabean). Gone with the wind! Buiten de stad "op het land waar het leven goed is", is veel hetzelfde ge bleven. Nog staan langs de weg Pro- bolinggo-Klakah-Lumajang stoere a- sembomen, naast de reusachtige, vor stelijke randoe-alas. Blauwe bergen lokken in de verte en sterke karbou wen trekken geduldig de "kedjèn" (ploegmes) door Java's vruchtbare aarde. De vogels zijn verdwenen. Hier en daar zag ik op een sawahdijkje een eenzame koontool (zilverreiger), maar de zwermen bondols (nonnetje) en manjars (wevervogels) zijn weg. Niet alleen door de DDT, maar hoofdza kelijk gevangen en geëxporteerd. Was het niet een vertrouwd beeld een kleurige glatik te zien wiebelen op een doorbuigende padihalm? De kat- joong in een goeboek, trekkend aan een touw waaraan stukjes blik waren bevestigd om de vogels af te schrik ken is er dus ook niet meer. God dank heb ik op de Smeroehellingen onze oude vrienden gezien en ge hoord. Boshanen met hun wilde, schor re, roep, koerende duiven en kwette rende koetilangs. Tot hier is de com mercie nog niet doorgedrongen. Vergeleken met West-Europeanen heeft de Indonesiër het niet breed. Ik zag dikwijls zeer armoedig geklede jongelui op straat met een soort dja- pitan sigarettepeukjes oprapen om van de tabaksresten, na sortering, wassen en drogen weer nieuwe kokertjes te maken. Ook een man, die iedere mor gen in de kali bij Ngagel dook om op de bodem te grabbelen naar wegge worpen flessen, conservenblikken, stukken ijzerdraad etc. Vergeet ook niet de tienduizenden betjakvoerders, die het werkelijk heel moeilijk hebben. "Neemt U een andere betjak meneer, ik ben ziek!" In Indonesië is de strijd om het be staan erg zwaar. En toch. Al deze mensen dragen hun armoede blijmoe dig en waardig. Nooit hoor je hun kla gen en kankeren, maar ze blijven goed lachs en optimistisch. Morgen zal het beter gaan. Steeds beleefd maken ze je graag een compliment voor het goede Javaans dat je spreekt. "Loh! Sampejan sangking poendi?" Om te besluiten: Er is ontegenzeggelijk op vele plaatsen vooruitgang te be speuren. De Indonesische overheid doet er alles aan om de armoede te bestrijden en de vaak nijpende wo ningnood op te lossen. Maar niet alles kan tegelijk gebeuren en men kan ook (lees verder volgende pagina, 1e kolom) 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 12