Vrouwen in Atjeti
Chacun de nous a sa blessure, (leder van ons heeft zijn wonde.)
Begin oktober 1913 vertoefde in Sigli de Amerikaanse schrijfster Mrs. Mary
Ware, die gaarne kennis wilde .maken met het Atjehse volksleven.
De overste Scheepens, Civiel gezaghebber van Sigli, had hiervoor reeds alles
geregeld, maar moest op 10 oktober nog even naar de moesapat (Atjehse land
raad), om een vervelende zaak af te wikkelen. Een kampongman had n.l. de
zoon van het landschapshoofd geslagen, omdat deze zich aan zijn eigendom had
vergrepen.
Dit was in die dagen een zwaar ver
grijp in het oog van de regerende uleë-
balangs (landschapshoofden), en toen
Scheepens naar de moesapat ging,
zeide hij tot zijn vrouw: "Dit muisje
zal een staartje hebben."
Op de zitting eiste de uleë-balang een
zware straf voor de man, die zijn
zoon had geslagen, doch Scheepens
vond drie maanden dwangarbeid meer
dan voldoende.
"Dat neem ik niet" riep de vader, doch
Scheepens maakte hier een eind aan
met de woorden: "Het blijft drie
maanden, afgelopen."
Plotseling greep de uleë-balang in
drift zijn rentjong, en stak Scheepens
in de zijde. Een paar Atjehse oppas
sers stortten zich met hun klewangs
op de aanvaller, en sloegen hem neer.
Een aanslag op de ook bij de Atjehers
zeer geziene Scheepens was hun te
veel.
Scheepens, zwaar gewond en inwen
dig bloedend, verloor zelfs op dat
moment zijn zelfbeheersing niet. Hij
deed of er niets bijzonders was ge
beurd, en met de hand op de wond
wandelde hij rustig naar huis, en zei
tot zijn vrouw: "Het is niets, een on
beduidend schrammetje, en we drin
ken een fles champagne op de goede
afloop".
Er werd een botol (fles) open gemaakt,
en van Galen Last, een persoonlijke
vriend van de familie, dronk een glas
mee. Beide mannen wisten echter, dat
het om het leven ging. Daarna ging
Scheepens naar de ziekenzaal, waar
reeds naar Kota Radja getelefoneerd
was voor de chirurg dr. Dubinsky. Een
extra trein werd ingezet, welke deze
dag een record rit maakte, door met
razende vaart over de smalle tram
rails te jagen.
Dezelfde middag werd Scheepens ge
opereerd.
Mrs. Mary Ware, de Amerikaanse, was
naar de ziekenzaal gesneld, waar
Scheepens haar zeide: "Uw program
ma gaat door, alleen mijn vrouw zal
niet met U kunnen meegaan."
Het was de vijfde maal, dat Scheepens
gewond was, en dit was de laatste
maal. Na een dag of drie was het
duidelijk, dat Scheepens het niet zou
halen. De luitenants Grashuis en van
Galen Last -bezochten hem voortdu
rend en hielden tevens een oogje op
Mevr. Scheepens, die in stille wan
hoop rondging.
Toen de dokter hen waarschuwde, dat
het einde naderde, bleven zij 's nachts
Luit.-Kolonel W. B. J. A. Scheepens,
Civiel Gezaghebber te Sigli, waar hij
in oktober 1913 aan de gevolgen van
een aanslag het leven liet.
bij hem. 's Morgens om vijf uur was
het afgelopen.
Nu kwam de moeilijk taak .Mevr
Scheepens hiervan op de hoogte te
stellen, en toen men in de voorgalerij
kwam en men dit bericht voorzichtig
wilde inleiden, opende Mevr. Schee
pens plotseling de deur van de bin-
nengalerij, zag hen beiden aan en
riep: "U hoeft me niets te zeggen,
mijn man is dood."
Zij gingen naar de ziekenzaal, en toen
herinnerde zij zich, dat Scheepens
vroeger placht te zeggen, als zij langs
Peutjoet kwamen: "Wat een geluk, la
ter hier te liggen tussen de oude
krijgsmakkers."
Nu boog zij zich over de dode en zei:
"Je bent nooit bang geweest voor de
dood; je noemde hem "de grote rust".
Het was altijd je verlangen op Peu
tjoet te liggen, bij je oude kameraden,
Webb, Campioni
Naast haar stonden onbeweeglijk de
twee officieren, die zich moeilijk goed
konden houden.
Heel Atjeh was er bij, toen Scheepens
zijn laatste rit maakte naar Peutjoet.
Mrs. Mary Ware schreef in haar boek:
"Het was een vreemd gevoel voor mij,
zo te moeten wenen bij het overlijden
van deze voor mij eigenlijk onbekende
man".
De andere vrouw in dezelfde tragedie.
Op die noodlottige dag der zitting van
de moesapat te Sigli, zat de vrouw
van de uleë-balang Teuku Titeuë in
haar huis te wachten op de afloop.
Haar zoon was geslagen door een
kampongman en zij was "maloe", zo
lang haar stand geen recht was ge
daan.
Totdat het bericht van de aanslag haar
bereikte: 'haar man neergeslagen
door de Atjehse oppassersen
het was, of zij plots in een wereld van
onbegrijpelijke mogelijkheden was ge
worpen. Zij sloot alle vensters en
deuren.
Nadat de uleë-balang van Titeuë aan
zijn wonden was bezweken, liep de
zoon, door wie al deze misère was
ontstaan naar huis. Hij trok vergeefs
aan de deur, en riep zijn moeder:
"Moeder, maak open! Ik ben het, Uw
zoon Bén.
Waarop een scherpe stem hem van
binnen toesnauwde:" Mijn zoon
mijn zoon Bén. Ik heb geen zoon meer.
i Mijn zoon is gedood, toen hij zijn
vader verdedigde, die voor hem op
kwam. Zij zijn samen gestorven."
En de deur bleef gesloten.
Inderdaad: "Chacun de nous a sa
blessure."
(Verkort samengesteld uit schetsen
van H. C. Zentgraaff uit het Alg. Ind.
Dagblad van 14 december 1937.)
J. H. J. BRENDGEN
SPECIALE TONG-TONG EDITIE
De geschiedenis van Soekaboemi; de
hotels, scholen, de Politieschool. Her
inneringen aan bekende Soekaboeme-
laren, uitgaan op Soekaboemi en ge
meente-parkara's.
Meer dan 150 briljante foto's van
groot formaat en 3 plattegronden van
Soekaboemi. Samengesteld door J. M.
Knaud. Formaat van het album 20 x 30
cm., 132 pag.
Prijs f 25,plus porto f 4,
Verkrijgbaar bij boekhandel
TONG TONG
"^ierinneringen aan Soekaboemi
19