4
Indonesië altijd een deel van
mezelf - daarom geen heimwee
ROB NIEUWENHUIJS
Een van onze jongere vrienden, in Indonesië geboren en grootgebracht tot zijn
twintigste jaar, warga negara door de keuze van zijn ouders, in Nederland
levend en werkend, zei eens toen ons gesprek erop kwam: "Toch zal ik eenmaal
terugkeren, want Indonesië is een land dat vasthoudt wat het eenmaal bezit."
We moeten deze formulering even goed in ons laten doordringen. Niet hij
heeft bezit genomen van Indonesië, maar Indonesië van hem! Deze omgekeerde
formulering (en anders dan een andere wijze van formuleren is ze niet) lijkt op
het eerste gezicht weinig verheldering te brengen, maar toch doet ze dat,
althans voor mij. Door te zeggen dat Indonesië hèm vasthoudt en voor altijd in
bezit genomen heeft, drukte hij in ieder geval uit, dat onze verbondenheid met
Indonesië, een soort gebeuren is, een gegeven, zoals je huidskleur een gegeven
is, of je karakter, iets waar je dus mee zit, zoals je met de liefde van je ouders
kunt zitten - en waar alle andere overwegingen aan ondergeschikt zijn. Dit is
het enig zekere, al het andere is aan twijfel onderhevig. Welnu, wat voor deze
jonge man geldt - hij is overigens al een begin veertiger - geldt ook voor mij.
"Indië" zeggen) geboren en grootge
bracht. Pas op mijn negentiende jaar
De stichting BZZTÓH theater te Den
Haag organiseerde op 17 januari j.l.
een zogenaamde Heimwee Avond
in het HOT-Theater. Dat er veel be
langstelling voor het onderwerp be
stond, bleek uit de zaal die stampend
vol was. Velen moesten zelfs worden
teleurgesteld. Er waren verschillende
sprekers als Aya Zikken, Hella Haas-
se, Margaretha Ferguson, Marijke
Merckens, Rob Nieuwenhuys en Al-
bert Vogel. De laatste had de moei
lijke taak enige eenheid te brengen
in de diversiteit van benadering. In
één opzicht bleken alle sprekers het
met elkaar eens: ze hadden allen
moeite met het begrip 'heimwee'.
Geen van allen gaf er een direct
antwoord op. Rob Nieuwenhuys be
handelde het onderwerp zo persoon
lijk mogelijk en gaf daarmee weer
wat velen in de zaal ook als hun
ervaring herkenden.
ging ik voor het eerst naar Holland.
Mijn vader was een totok, een zeeman
die aan de wal was blijven hangen en
die in Semarang mijn moeder leerde
kennen. Daar ben ik ook in 1908 ge
boren. Mijn moeder was een Indische
met een uitgebreide Indische familie
achter zich uit de lagere en midden
klasse van de Indo-samenleving. Als
ik u vertel dat zij bij familie in de kost
was die op Belankang Kebon woonde,
zullen oud-Semarangers haar sociaal
kunnen situeren. Mijn vader was in In
dië familie-loos. Daardoor betekende
"familie" voor mij de Indische familie
van mijn moeder. Ze waren altijd om
ons heen: Tante Tien en Tante Willy
en Tante Corrie, Tante Betsy, Oom
Dorus, Oom Priet, Oom Tjen, Zus en
Non en Yvonne en zo kan ik nog een
hele tijd doorgaan. Mijn moeder was
nauwelijks getint, maar wie haar voor
al in Indië nog gekend heeft, weet hoe
Ook ik ben onherroepelijk met Indone
sië verbonden, op allerlei wijzen, op
emotionele gronden vooral, die ik de
waarde toeken van een realiteit, van
een onvervreembaar bezit.
Ik zal trachten voor u aannemelijk te
maken hoe het bij mij zit en trachten
u mijn positie duidelijk te maken, want
ik weet dat velen van u in dezelfde
positie verkeerd hebben als ik. Zij
zullen mij direct begrijpen, maar er
zullen hier in deze zaal ook zijn voor
wie dit veel moeilijker is. Ik moet dus
nauwkeurig formuleren, omdat eigen
lijk alles in de gevoelssfeer ligt. Daar
om heb ik wat ik u zeggen wil, opge
schreven, wat zeer tegen mijn gewoon
te is. Ik mag zeker ook niet verwach
ten dat iedereen mijn werk kent, want
wat ik nu ga zeggen staat ook daar in,
zij het her en der verspreid. Ik vind
het vervelend dat ik nu moet gaan
herhalen en het staat me vooral tegen
weer over mezelf te moeten praten.
Dat kan een ongewilde indruk wekken,
ik vind het heus niet allemaal belang
rijk, maar mijn geval is natuurlijk niet
beperkt tot mijzelf. Ik spreek in zekere
zin namens velen.
Ik ben in Indië (en nu moet ik wel
Als baby in de armen van mijn totok vader, nog in Semarang. Op de achtergrond Nènèk
Tidjah zoals het vroeger betaamde. Terwijl ze me toch zo na aan het hart lag I
16