LIEVE MENSEN
DANK
NEDERLANDERS
IN JAPANSE KAMPEN
VERHALEN UIT BORNEO (II)
„Wanneer ik hier in Nederland over
Dayaks spreek, krijgt men vaak het
beeld van griezels, engerds of op z'n
zachtst gesproken, gevaarlijke koppen
snellers. Misschien met recht, maar ik
herinner mij hen als echt lieve men
sen. Vaak, heel vaak, denk ik terug
aan hen en dan, terwijl ik hier in
Amsterdam zit, zijn mijn gedachten
heel dicht bij deze mensen en loop ik
weer net als toen, half naakt op blote
voeten met een toembak in mijn rech
terhand en een mandau aan mijn lin
kerzijde, met de ogen scherp oplet
tend en de oren tot het uiterst ge
spannen. En dan, dan voelde ik mij als
een van hen. Een geweldig gevoel.
Maar nu, ruim 37 jaar later, besef ik
hoe bevoorrecht ik was in mijn jeugd
jaren, tussen deze mensen te mogen
leven in de oerwouden van Centraal
Borneo. Dat ik in contact kwam met
deze Dayaks heb ik eigenlijk aan de
Jappen te danken.
Het begon met de bezetting van Ban-
djermasin door de Jappen. Wij, mijn
ouders en ik, voeren met een motor
boot de Grote Dayakrivier op met de
bedoeling de Japanners te ontlopen.
Voorbij Koealakoeroen sloegen wij
een zij-riviertje in en voeren diep het
oerwoud in tot wij een geschikt plekje
vonden om ons schuil te houden. Het
was er onbeschrijfelijk mooi en rustig.
Het is voor mij niet mogelijk weer te
geven hoe gelukkig ik mij voelde tus
sen al die weelde van de Fauna, en
Flora.
Op een dag werd mijn aandacht ge
trokken door een geluid dat mij wel
bekend was maar op dat moment niet
in die omgeving paste. Het werd
steeds duidelijker hetgeen beteken
de dat het naderde. Het was het
regelmatig klappend geluid van roei
spanen tegen een prauw. Even later
kwam het de bocht om en hetgeen
ik hoorde werd zichtbaar. Het was in
derdaad een prauw met twee Dayaks.
Het waren Kena (de pembekal van
kampong Padjangei) en Liter, zijn
schoonzoon, zoals zij zich later aan
ons voorstelden. Zij kwamen met hun
prauw langs de motorboot, gaven mijn
vader, moeder en zelfs mij een hand
en kwamen ons zeggen dat zij voor
ons wel een beter plekje wisten. En
inderdaad was dat zo, want zij brach
ten ons naar hun ladang, en Kena zei
tegen mijn vader dat wij zoveel dja-
wauw (ketella pohong) mochten ge
bruiken uit zijn ladang als wij
maar nodig hadden. Zij hebben die
zelfde dag nog een aanlegsteiger voor
de motorboot gemaakt. Let wel, ge
heel ongevraagd en gratis. Regelma
tig kwamen zij met de prauw terug
met baboei, njioor, bidawang enz. enz.
Alles gratis. Op een dag nodigde Ke
na ons uit bij hem thuis te komen in
zijn kampong, niet ver van de ladang
af. De man wist niet hoe hij voor ons
het leven zo aangenaam mogelijk
moest maken. Wij maakten kennis met
zijn vrouw, dochter en twee zonen die
van mijn leeftijd waren. Met deze twee
Dayakse jongens ging ik regelmatig
het oerwoud in met blaasroer en man
dau op zoek naar avontuur en iets
eetbaars.
Wat ik nooit heb kunnen begrijpen,
is dat deze twee Dayakse jongens
kris-kras door het oerwoud liepen en
toch nooit verdwaalden. En nooit
kwamen zij met lege handen terug. Ik
heb heel veel van hen mogen leren
zoals kantjils vangen, met een speer
vissen uit het water halen, maar ook
planten en vruchten leren kennen.
Vaak kwamen wij ook vreemde Dayaks
tegen en waren dan in het geheel
niet bevreesd alhoewel zij er krijgs
haftig uit zagen. Ik benaderde hen met
de woorden: "Kakohe ketoon. Bara
kohe?" Ik hield ze als jongen gewoon
aan en vroeg of ik hun mandau, soem-
pit en tlabang mocht bekijken. Ook
hun lichaam bekeek ik van top tot
teen vanwege hun tatoeëring en speci
aal had ik dan aandacht voor hun kui
ten omdat ik daar aan kon weten van
welke streek zij kwamen. Dit lieten zij
gewoon toe. Toch deed ik dit niet
zonder respect en eerbied omdat ik
zowel van mijn ouders als van mijn
Dayakse vrienden had geleerd dat men
oudere personen met gepast respect
en eerbied dient te bejegenen. Maar
de Dayaks vonden het vermoedelijk
Dit vrolijke spookdiertje behoort tot de
schilderachtige, zeer bijzondere dierenwe
reld in Borneo, waarvan in het boek "Bor
neo" vele prachtige kleurenafbeeldingen te
vinden zijn. Met zijn scherp gezicht en fijn
gehoor kan het spookdiertje precies be
palen, waar hij 's nachts zijn insectenprooi
kan vinden.
BORNEO (TIME-LIFE uitgave)
van John Mac Kinnon 32,50
Verkrijgbaar bij Boekhandel Tong Tong
ook aangenaam door mij bewonderd
te worden. Ook nu heb ik nog
steeds bewondering en respect voor
oudere Dayaks en ook nu voel ik
mij nog steeds met hen verbonden
terwijl ik deze brief schrijf, en dus is
het bovenstaande eigenlijk geschreven
door een Dayak die door omstan
digheden verzeild geraakt is in Am
sterdam Oost.
R. F. VON STIETZ
Hierbij danken wij iedereen hartelijk
voor Uw vele positieve reacties op
onze advertentie, Opsporing Verzocht,
van jl. 15 februari 1977 in Tong-Tong,
welke ons in staat stelde te vernemen
dat mijn broer, Jacob Makkinje, KNIL-
officier, en zijn boezemvriend, Tjoeka
Soebrando KNIL-officier, niet langer
vermist zijn, maar eervol gesneuveld,
en begraven liggen in Indonesië.
Ook willen wij Tong-Tong hierbij har
telijk danken omdat wij zonder Tong
Tong nooit die groep mensen bereikt
zouden hebben, die ons konden mede
delen dat mijn broer, en zijn vriend,
niet vermist waren, maar begraven lig
gen in Indonesië. Hulde aan Tong-
Tonq die wederom zeer goed blijk
geeft van zijn bestaansrecht. Zonder
Tong-Tong zouden velen vermist blij
ven, wat voor de overlevenden een
hel betekent.
Fam. J. MAKKINJE-VAN KRIMPEN
In de tentoonstellingsruimte "Neder
land in oorlogstijd, 1940-1945" van het
Museum voor het Onderwijs in Den
Haag, zullen tussen 1 maart en 30 juni
1977 nieuwe series geschonken teke
ningen en voorwerpen uit de Japanse
kampen worden opgesteld. Voor deze
vier maanden is de agenda als volgt:
1 maart - 30 april
paardehoofd, gehamerd uit etensblik;
tekeningen uit het vrouwenkamp Lam
persari, Semarang; tekeningen uit het
mannenkamp Struiswijk; bamboe gesp
en knopen, versierd met orchidee-mo
tief; beschilderde bast van kapok
vrucht; aanmaak en gebruik van bam
boe kampgeld in het "Kale Koppen
Kamp", Tjimahi.
1 mei - 30 juni
tekeningen uit krijgsgevangenkamp te
Makassar; tekening uit het L.O.G.,
Bandoeng: tekeningen uit het mannen
kamp St. Louis, Ambarawa; "prikkel-
draad"-broche; handwerkje met O-
ranjeboom, gemaakt door 9-jarige jon
gen.
Elk tijdperk heeft duizenden helden,
die in geen geschiedenisboek vermeld
staan. - Otto Weiss.
17