De tragedie van Teuku Radja Sabi, het „Adelaarsjong" De geheimzinnige band tussen Atjehers en Nederlanders De Atjehse historicus Aboe Bakar voelde zich zo bewogen en gegrepen door de verhalen van de journalist H. C. Zentgraaff, dat hij niet alleen het gehele boek "Atjeh" in het Indonesisch heeft vertaald, maar ook verschillende historische gegevens heeft verzameld van het Atjeh na 1942. Hij beschrijft ook de laatste levensjaren van Teuku Radja Sabi, door Zentgraaff aangeduid als het "adelaars jong", waarvan ik de gegevens voor U vertaal en samenvat. T. Radja Sabi in de Atjehse oerwouden T.R. Sabi was het zoontje van T. Tjhi' Tunong, oorspronkelijk landschaps- hoofd van Keureutoë (Lho' Soekhon) en Tjoet Meutia. (meutia parel) Na de ter dood veroordeling van T. Tjhi' Tunong in 1905 wegens zijn ver meend aandeel in de overval op een Nederlandse patrouille te Meurandeh Paja, beval deze aan de vooravond van zijn executie, zijn vrouw te huwen met Pang Nanggroë, teneinde op deze wijze de strijd tegen de Hollanders voort te zetten. In de moerassen en in het gebergte werden Pang Nanggroë, Tjoet Meutia en het zoontje door de Ned. patrouil les achtervolgd en verliezen toege bracht, waarbij het "adelaarsjong" steeds als door een wonder gespaard bleef. Eerst in september 1910 sneuvelde Pang Nanggroë bij een actie van de Sergt. van Slooten, waarna Tjoet Meu tia de strijd voortzette, het zoontje in de oerwouden steeds met zich mee voerend. Eerst na een hardnekkige achtervol ging door Sergt. Mosselman in okto ber 1910 zou het laatste uur voor de moeder slaan. Bij een overval op de schuilplaats werd het sein tot de tegenaanval ge geven door een gillende, slanke en blank-uitziende vrouw met loshangen de haren, zwaaiend met een Atjehse klewang in haar hand. Door een kogel in haar hoofd getroffen stortte zij op enkele meters voor de maréchaussée's neer. Wat was het, dat haar tot de aanval deed overgaan? Was het haar moe der-instinct tot behoud van haar zoon tje, of was het de gedachte aan haar eerste echtgenoot, Teuku Tjhi' Tunong, door 12 kogels geveld op het strand van Lho' Seumawé of de herinnering aan haar tweede man Pang Nanggroë, gevallen in de moerassen van Paja Tji- tjem? T. Radja Sabi (10 jaar oud) ont kwam wederom! Vergezeld en geleid door enkele overgebleven bendeleden en achtervolgd door de dood zwierf de jongen door de uitgestrekte oer wouden, waarna hij zich uiteindelijk in maart 1919 meldde. Het Bestuur van het landschap Keureutoë. Als uleë-balang (landschapshoofd) fun geerde toen Teuku Tjhi' Béntara, stief broer van T. Tjhi' Tunong Na diens verscheiden werd zijn zoon Teuku Tjhi' Bovenstaande foto werd genomen tijdens de studietijd van T.R. Sabi, die links achter in de auto zit, te K. Radja. Naast hem Teuku Radja Djuma'at van Lhong, vermoord door de Japanners. De foto werd in 1925 ge maakt op Keudah door de fotograaf Chen. M. Basjah als tijdelijk wnd. uleë-ba- lang benoemd. Door zijn temperament vol karakter en onbeheerstheid tra den echter herhaaldelijk controversen en meningsverschillen op met zijn on- derhoofden. In het jaar 1936 werd hij dientenge volge voor één jaar geschorst van zijn functie, en tijdelijk vervangen door de in feite enig rechthebbende Teu ku Radja Sabi, echter als wnd. uleë- balang van het landschap Keureutoë, terwijl T. Tjhi' M. Basjah in Kuta Radja werd geplaatst. Alhoewel het hem rechtens volkomen toekwam uleë-balang te zijn, hetgeen door het ganse volk werd beaamd, beriep T. R. Sabi zich hier nimmer op. Inderdaad was dit de houding van een edelman. Hij beschouwde zich als een element van de samenleving, welke als zovele andere een bepaalde taak had, en trachtte nimmer T. Tjhi' M. Basjah door uitspraken a.a. van zijn plaats te ver dringen. Het beleid van T. R. Sabi, die met "Ampon Tjhi' werd aangesproken, leidde tot een grote eensgezindheid en saamhorigheid in Keureutoë. Zijn belangstelling was voornamelijk ge richt op het opvoeren van de welvaart van zijn volk. Landbouw en onderwijs hadden zijn speciale aandacht. Hij zorgde voor bevloeiingswerken bij Kruëng Pasè en Aluë Ubai. Na verloop van een jaar droeg T. R. Sabi zijn functie weer over aan T. Tjhi' M. Bas jah. Tijdens de Japanse bezetting van Lho' Soekhon werd laatstgenoemde aan gesteld als Guntyo (wedana) van het district Lho' Soekhon, terwijl T. R. Sabi werd benoemd als uleë-balang van Keureutoë. Gevangenneming van Teuku Radja Sabi. In het begin van de Merdeka-tijd (1945 -1946) nam hij deel aan het formeren van strijdgroepen. Gezien ook zijn ge leden ontberingen tijdens de strijd van zijn ouders tegen de Kompenie, was de gedachte moeilijk aanvaardbaar, dat hij opgenomen zou zijn in een groep van uleë-balangs, die een "Co mité van ontvangst" voor de Hollan ders voorbereidden, m.a.w. hij kon moeilijk als een "persona non grata" beschouwd worden. Wij volgen nu het door de heer Aboe Bakar genoteerde verslag van de oudste zoon van T. R. Sabi, Teuku Djohan, in 1946 zestien jaren oud: Het was op een zaterdag, januari of februari 1946. Ik was juist terugge keerd uit Langsa, waar ik de S.M.P. (soort M.U.L.O.) volgde. Zoals ge woonlijk ging mijn vader op die on geluksdag naar zijn kantoor, niet ver van ons huis. Hij ging echter niet rechtstreeks naar kantoor, maar via de pasar. Lho' Soekhon. Plotseling kwam uit O. richting een gemotoriseerd convooi, vol met ge wapende lieden. Voor het station van de Atjeh tram stopte het convooi; de mensen stegen uit en verspreidden zich naar alle kanten van Lho' Soe khon. Wat ik duidelijk zag, was, dat een groep het Politiekantoor binnenviel. Eerst vernielden zij de telefoonlijn, daarna werd alles in het kantoor on derste boven gehaald. Politie perso neel werd gevangen genomen en ge bonden; Hoofd van Politie was een zekere Sjamsuddin, die de Politie school te Sukabumi had gevolgd. Een andere groep doorzocht het huis van het districtshoofd. Hier werd ook alles overhoop gehaald en naar buiten ge dragen, o.a. matrassen, raamgordijnen, enz. Een andere afdeling, waaronder men sen waren, die ik kende, begaven zich naar ons huis. Op correcte wijze deel den zij aan mijn moeder mede, dat zij het huis wilden doorzoeken. Op kalme en rustige wijze, maar innerlijk zeer verbaasd, gaf mijn moeder hier toe stemming voor. Nimmer gebruikte la kens en Coromandelse doeken werden naar buiten gebracht. Eveneens von den zij een Atjehse lange klewang en een bari (sierkris) welke erfgoederen zij tot onze ontsteltenis ook medena men. Want deze wapens hadden toe behoord aan T. Tjhi' Tunong en Tjoet Meutia tijdens hun strijd tegen de Hol landers. Mijn moeder vroeg, wat haar man verkeerd had gedaan, dat op de ze wijze werd opgetreden. Het ant woord was: "bevel van hogerhand". Na het vertrek van de groep was mijn moeder zeer bezorgd en ongerust o- 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 18