Terzijde van het Leven
Herinneringen aan onze
grote steden op Java
PASAR MALAM -
WAARTS IN DE LENTE
Herinneringen aan barre tijden
en U brengen waar gij niet gaan wilt (Joh. 21.18)
Het vierde oorlogsjaar. Als haringen in een ton, kop staart, lagen we in de barak.
Doodmoe na weer zo'n dag. Tien uur achtereen patjollen in de zware modder,
emmers klei dragen naar de dijk. Gisteren deden we dat, morgen en overmorgen
zullen we het, bij "leven en welzijn", weer doen. Eindeloos. Hopeloos. Zinloos.
Velen hielden het niet, meldden zich ziek, maar werden zonder pardon met de
karwats naar het karwei geranseld. Ook het laatste sprankje humor had ons
verlaten.
In een drietal opstellen heeft de
schrijver, de heer J. H. Ringrose, ons
deelgenoot gemaakt niet alleen van
zijn ervaringen vlak voor de oorlog,
maar ook van zijn persoonlijke be
leving van de feiten. In dit vierde
artikel van zijn hand schrijft hij over
zijn ervaringen gedurende zijn inter
nering. Ervaringen die hij met zeer
velen deelt en die wij, in overleg met
de heer Ringrose aanzienlijk hebben
bekort. Dit vooral met het oog op
onze plaatsruimte; Tong Tong telt
nu eenmaal - tot onze spijt - niet
meer dan 24 bladzijden en de mede
werking aan ons tijdschriftje is zo
groot, dat wij met de dubbele om
vang ervan nog niet alles zouden
kunnen verwerken wat onze vrienden
en vriendinnen ons toezenden!
Tot slot zai nog een vijfde opstel
- over zijn gevangenschap na de
Japanse capitulatie - volgen.
Met mij was het al niet anders gesteld
dan met de anderen. Oedeem en dy
senterie streden, bij wijze van spreken,
om de voorrang om mij er onder te
krijgen. Nog lukte het me om me elke
morgen, anderhalf uur sjouwen, naar
het werk te slepen, al nam het aantal
keren, dat ik de padivelden in moest
duiken om de krampen even kwijt te
raken, onrustbarend toe. Ik zwoegde
als in een waas voort; gaf braaf, doch
volstrekt afwezig, op z'n tijd emmertje
aarde aan de volgende man door. Kon,
ondanks aandoenlijke pogingen van
mijn vrienden geen hap meer door
mijn keel krijgen, sjokte laat in de
middag met de hele kompenie gelaten
en apatisch weer "huiswaarts". Vies
en vuil strekte ik me op mijn brits uit.
De moeheid bleef aan me hangen. Te
gen negen uur, de tijd waarop we "bin
nen" moesten zijn, werd de barak al
voller en voller. Het stonk er naar
slechte adem en ongewassen licha
men.
De meesten sliepen nu. Velen snurk
ten luid; nachtmerries gaven lucht aan
overdag bedwongen angsten. Ook nu
kon ik de slaap niet vatten, alle do
delijke moeheid ten spijt. Ik voelde het
leven van me wegglijden. Kreeg het
steeds benauwder, moest dan - be
waakt door een Heiho - naar de kali
toe om mijn darmen even vrij spel te
geven. Terug op mijn matje, begon
het opnieuw: zo wazig als ik overdag
was, zo helder drongen in de nacht de
beelden zich aan mij op. Beelden van
het verleden; beelden van een verre
en zorgeloze toekomst. Dagdromen
midden in de nacht. Zo begon het.
Maar aldra ging ik het benauwd krij
gen, tot ik bijna stikte. Uitgeput dook
ik dan onder in een slaap, waaruit ik
alleen maar nog vermoeider ontwaakte.
Zo ging het al dagen achtereen. Ik
wist, dat het zo niet door kon gaan.
Dat er eens een eind aan móest ko
men. Ik wist ook, wat voor een eind:
een verstikking, waaruit ik niet meer
wakker zou worden. Dat vooruitzicht
was zó ondragelijk, zó absurd en zin
loos, dat ik me er elke keer vertwijfeld
tegen verweerde. Tegen beter weten
in, want ook dit verweer was immers
zinloos? We hadden het verloren. Mijn
leven was een verloren leven. Eens
zou ook de kracht van mijn laatste
verweer gebroken worden en die dag
was niet ver meer af. Mijn wereld
vernauwde zich, verdichtte zich tot
één enkel punt.
Onbeweeglijk lag ik daar; links en
rechts van mijn hoofd: de voeten van
mijn buren, vuil-bruine voeten, pik
zwarte randen aan de tenen. Links,
rechts, boven en onder mij: overal
voeten en tenen. Waar waren de hoof
den gebleven? Mijn vingers stootten
tegen iets aan. Schuins naar beneden
loerend zag ik een zwart boekje, het
Bijbeltje van mijn buurman. "Zij, die
het leven willen behoudenIk wil
het behouden; koste wat het koste, ik
wil blijven leven. Jezus had mooi pra
ten, nu ging het om mijn leven.
Een oneindige weemoed overviel me;
ik sliep even in. De weemoed trok
weg.
Het was doodstil, de stilte van de
Nacht. Ik wist me in een lange, don
kere tunnel; ik kreeg het benauwd,
voelde me gedesoriënteerd, verloren,
hulpeloos. Ik wilde schreeuwen;
schreeuwde misschien ook wel. Maar
niemand antwoordde. Ik was dode
lijk alleen, ik moest alléén door die
tunnel heen; kon ook niet meer terug.
Ik ging, aarzelend, zeer aarzelend.
Iets kwam op mij af - raakte me aan,
hief mij op. Mij?
Wie was ik? Waar was ik? Was ik nog
wel? Ik was niets meer; ik had niets
meer, geen kleren, geen hoofd, geen
ik meer. En toch was ik, ik was er
zeker van; zekerder dan ik tot nu toe
Batavia koningin van het oosten
- E. Breton de Nijs 50,plus
f 5,porto
Bandoeng - Hein Buitenweg
30,plus 4,porto.
Herinneringen aan Soekaboemi -
J. M. Knaud 25,plus 4,
porto.
Fotografiën van Soerabaia
G. H. Bartman f 13,90 plus
2,75 porto.
Slenter door Semarang - Hein
Buitenweg 16,90 plus 2,75
porto.
BOEKHANDEL TONG TONG
zeker van mijn ik-bestaan geweest
was. Ik droomde niet, ook daar
was ik volstrekt zeker van. Ik begreep
er niets meer van, maar ik wilde er
ook niets meer van begrijpen. Er was
geen verleden meer, ook geen toe
komst. Was er een heden? Geen twij
fel aan: hier, om mij heen, lagen mijn
vrienden, daar lag het Bijbeltje, en
ginds was de nacht.
De stilte was tastbaar, levend. Levend
waarmee? Levend waarvan?
Met die vraag keerde ik terug. Het
was geen hallucinatie geweest. Ik was
nog even ziek als gisteren. Maar ik
had het niet meer benauwd en ik kon
verder. Het leven was nog even ab
surd, maar ik was niet meer vertwij
feld.
J. H. RINGROSE
Zie ook het beroemde boek van
Helmut Gollwitzer "Und führen, wohin
du nichst willst" (Bericht einer Gefan-
genschaft) Fischer B. 1954.
"Erschüttert erlebt sich der Mensch
nun unversehens in einer ganz anderen
Dimension, aufgefangen von einer ihn
tragenden, zutiefst neu bewegenden
und gütig bergenden Macht (von
Dürckheim in "Vom doppelten Ur-
sprung des Menschen", blz. 135. Her-
derb. 1973).
Bergen op Zoom - 1, 2, en 3 april
Zwolle - 9, 10 en 11 april
Schiedam - 10, 11 en 12 april
Rotterdam - 29, 30 april en 1 mei
Den Haag - 24 juni t/m 3 juli
Nog veel plaatsen volgen: Eind
hoven, Roermond, Venlo, Maas
tricht, Alkmaar.
22