DE BRUIDSSCHAT
Wat verlegen stonden Sarmi en Par-
djo op de stoep van het zusterhuis.
"Mogen we zuster even lastig vallen?"
begon Pardjo. "Ja ziet U, we wilden
gaan trouwen, maar er is nog een
probleem dat we graag met zuster
wilden bespreken."
Ik was sinds enkele maanden in het
zendings-hulpziekenhuis in Zuid Nias
werkzaam als verpleegster, belast met
de algehele leiding. De zendingspost
lag zeer afgelegen, veel vertier was
er niet. Een bruiloft, met de daarbij
behorende adat-feesten, zou een wel
kome onderbreking zijn van de dage
lijkse routine-bezigheden. Ik verzocht
het a.s. bruidspaar plaats te nemen
en bestelde thee en koekjes.
Sarmi was een ongehuwde moeder en
had een zoontje van zes jaar. Volgens
Niasse begrippen het gevolg van een
grote misstap. De vrouw is over het
algemeen in de tropen een vrij inferi
eur schepsel - in verhouding tot de
man staat ze op een duidelijk lager
niveau. Op Nias is dat juist tegenge
steld, omdat een dochter daar geld in
't laadje brengt. De bruidegom moet
naar vermogen voor zijn a.s. vrouw
betalen. De minimum-prijs is 75,
Het bedrag mag betaald worden in
geld, varkens, landerijen, hout, rijst,
bladgoud, sieraden, etc. Maar daar
blijft 't niet bij, want bij elke nieuwe
baby moet hij weer een bepaald be
drag aan de ouders van zijn vrouw
uitkeren. De Niassers zitten dan ook
hun hele leven in de schulden en ho
pen dat hun huwelijk rijk gezegend
zal worden met dochters, zodat t.z.t.
de a.s. schoonzonen weer wat geld in
hun laadje zullen brengen. Een meisje
dat een buitenechtelijk kind krijgt heeft
geen geldswaarde meer en wordt on
herroepelijk uit het familie (stam) ver
band gestoten. Hoe streng deze adat
voorschriften ook waren, toch kwam
't nog wel eens voor dat een meisje
buitenechtelijk zwanger werd. Deze
vrouwen hadden 't heel erg moeilijk,
ze werden overal met de nek aange
keken.
Ook Sarmi had een ongelukje gehad.
Gelukkig had een zendeling zich over
haar ontfermd en ze was na de beval
ling in 't zendings-ziekenhuis gebleven
als wasvrouw.
Samen met haar zoontje woonde
ze op het terrein. Maar de andere
personeelsleden bleven haar met min
achting bejegenen en ze mocht alle
mogelijke nare karweitjes opknappen.
Tegen de praatjes en hatelijkheden
had ze zich gewapend met het pantser
van de onverschilligheid.
Toen kwam Pardjo in dienst als tuin
knecht. Hij zag wel wat in Sarmi. 't
Was dan ook een frisse, knappe ver
schijning en ze kon goed werken. Par
djo had een leuk huisje en er was
plaats genoeg voor Sarmi en haar
zoontje. Een huwelijk was voor beide
partijen de beste oplossing.
Ik was blij voor Sarmi en vroeg wan
neer het huwelijk voltrokken zou wor
den. Maar zo eenvoudig was 't niet.
Daar was de adat waaraan voldaan
moest worden. Sarmi was uit 't fami
lieverband gestoten en nog steeds
wilden haar ouders haar niet erkennen.
Ze had té grote schande over de fa
milie gebracht. Maar Pardjo zou voor
haar moeten betalen, anders zou zij
voor goed geblameerd zijn. En Sarmi
wilde volledig gerehabiliteerd worden.
"Ja," zei Pardjo, "we hadden zo ge
dacht: de zending heeft Sarmi aange
nomen en zuster vertegenwoordigt de
zending. Misschien .mogen we aan
zuster de bruidsschat betalen?". Twee
paar donkere ogen keken mij hoopvol
aan. Ik zag zowel de humor als de tra-
gipk van 't geval. Natuurlijk wilde ik
niets liever dan deze twee mensen
gelukkig maken. Maar ik wilde geen
geschenken aannemen en bovendien
wilde ik er niet aan meewerken dat
deze jonge mensen tot over de oren
in de schulden kwamen, 75,was
voor de doorsnee Niasser een groot
bedrag). Maar als dit probleem 't hu
welijk in de weg stond, dan moest er
toch een oplossing te vinden zijn. Na
enig wikken en wegen kwamen we
overeen dat er een symbolisch ge
schenk gegeven zou worden, dat be
slist niet duur mocht zijn. Tevreden
gesteld ging 't span weg. De huwe
lijksdatum werd vastgesteld en alle
voorbereidingen werden getroffen.
De avond voor de huwelijksplechtig
heid kwamen ze nog eens bij me aan.
De bruidegom dankte me met welge
kozen woorden dat ik mijn dochter
Sarmi aan hem wilde afstaan. Hij be
loofde goed voor haar en haar zoontje
te zullen zorgen. En hierbij kwam hij
dan tevens aan zijn verplichtingen
voldoen en de bruidsschat betalen.
Plechtig overhandigde hij mij - onder
't wakend oog van Sarmi - een een
voudige haarspeld, die ik meende te
moeten accepteren. Terloops zei hij
nog dat de speld van bladgoud was,
maar slechts van geringe waarde (dit
laatste als geruststelling na mijn ver
schrikte gezicht). Het sieraad zag er
inderdaad niet duur uit, 't was vrij pri
mitief van makelij en had de kleur van
oud en vuil koper. Ik had in 't geheel
geen verstand van edele metalen en
kon de speld, van uit kunstzinnig oog
punt, ook niet mooi vinden. Maar 't
ging hier niet primair om .mooi of niet
mooi; 't belangrijkste was dat Sarmi
zou kunnen trouwen en dat de jonge
man geen duur cadeau zou geven,
zodat ze niet met schulden zouden
beginnen, ledereen was voldaan,
't Werd een mooie bruiloft en Sarmi
was een stralende bruid. Ze was ge
rehabiliteerd en fleurde helemaal op.
Ze werd een totaal andere persoon
lijkheid.
Hoe slecht ik, met alle goede bedoe
lingen, deze beide mensen begrepen
had, besefte ik pas veel later. Jaren
gingen voorbij, waarin de oorlog de
wereld in vuur en vlam zette en ook
op Nias kwamen de veranderingen.
Ik moest weg en mocht slechts 't al-
ler-noodzakelijkste in een klein valies
je meenemen, met achterlating van de
rest. Op 't laatste nippertje ontdekte
ik nog de haarspeld. Die moest ook
mee. 't Ding had wel geen waarde,
maar 't ging om de herinnering die er
aan verbonden was en 't nam geen
plaats in en woog niets. Ik werd van
't ene interneringskamp naar 't andere
gedirigeerd en trouw ging de speld
mee. Eens zag een japanse officier
tijdens een huiszoeking de koperkleu
rige speld liggen, doch na een gron
dige inspectie smeet hij haar als een
waardeloos prul in een hoek, waar ik
het weer opraapte. Na veel omzwer
vingen arriveerde ik in Holland, be
rooid, met kleren van 't Rode Kruis
en met de speld. Geen Japanner of
interneringskamp is ooit in staat ge
bleken om de ijdelheid van de vrouw
te vernietigen. En zo ging mijn ver
langen uit naar een eenvoudig gouden
speldje, ter versiering van de jurk die
ik van de bedeling gekregen had.
Maar hoe zou ik zó iets kostbaars
ooit kunnen bekostigen?
Ineens schoot mij de haarspeld in de
gedachten. Had Pardjo niet gezegd
dat die van bladgoud was? Als ik er
eens- mee naar een juwelier ging en
hem 't geval liet onderzoeken. Hoogst
waarschijnlijk zou hij wel zeggen dat
't waardeloos was, maar 't kon ge
probeerd worden. Bij de juwelier kwa
men er vier experts aan te pas en töen
bleek dat 't "waardeloze prul" van 't
mooiste en zuiverste goud was dat
men zich kon denken. Ik mocht een
speldje uitzoeken ten bedrage van de
waarde van het gewicht van de haar
speld. Die waarde bleek te zijn 75,
zijnde de minimum prijs van een bruid
in Nias.
HANK VISKER
Zaai goede daden en er zullen zoete
herinneringen uit groeien -
Mme De Staël
5