Eetbare Vogelnestjes en de Godin van de Zuidzee door Dr. H. J. de Graaf Geen Indonesische vogel is buiten zijn vaderland zo vermaard geworden als de gierzwaluw. Deze bekendheid dankt hij aan de vervaardiging zijner eetbare nest fes Hun meer qeleerde naam is salanganen, terwijl de inheemsen hem boeroeng waiet noemen. Hun gebied beperkt zich niet tot Java alleen, doch zij komen in de qehele Archipel voor, tenminste op plaatsen waar zij geschikt kunnen huizen, n I bij holen en grotten. Het zijn uitstekende vliegers, en zij kunnen een onbe perkte tijd in de lucht blijven, doch hun lopen is meer kruipen dan tippelen. Hun nestjes vervaardigen zij uit het speeksel, dat door klieren onder de tong wordt voortgebracht. Dit vocht, dat zij in grote hoeveelheden kunnen voortbrengen, heeft de taaiheid en kleefkracht van Arabische gom en wordt binnen korte tijd hard. Bij de vervaardiging der nestjes komen ook vaak allerlei onreinheden in deze lijm terecht, zoals veertjes, stukjes zee wier, kleine insecten, waardoor de hoedanigheid achteruit gaat. De zui verste zijn natuurlijk eerste kwaliteit, de minder zuivere tweede soort en de vuilste derde. De nestjes, die de vorm van een half napvormig schoteltje hebben, zijn tegen de rotswand ge plakt en komen zeker niet alleen aan de zeekust voor, doch ook wel bij bergholen in het binnenland. De ver- maardste zijn de grotten bij Rangkob aan de zuidkust van Goenoeng Kidoel en bij Karang Bolong (in Oost-Banjoe- mas). De eetbare nestjes zijn vooral bij de Chinezen in trek, "ofschoon ze zonder smaak of geur zijn. Doch men schrijft er ook zekere geneeskundige werking aan toe, zoals ook aan de hoorn der Javaanse neushorens. Dank zij het feit, dat de eetbare vogel nestjes, ofschoon door de ganse Ar chipel verspreid, toch slechts op be paalde plaatsen worden aangetroffen, nl. aan de wanden van holen en grot ten, en de hoge er voor geboden prij zen, werden ze al spoedig door de machthebbers als openbaar domein beschouwd net zoals b.v. het zout of de visvijvers. Ze werden dan ook door de heren regenten van ouds opge kocht en verzameld en ten eigen bate aan de Chinese handelaren, en later aan de Oost-Indische Compagnie ge sleten. Onze koloniale voorvaderen hadden er reeds in de 17e eeuw (1684) warme belangstelling voor en trachtten de handel in nestjes zo veel mogelijk in de metropool Batavia te concentre ren, waar immers veel kooplustige Chinezen woonden. Evenals bij de regenten was het ook bij de zelfstandige Vorsten. De vogel nestklippen behoorden tot het vorste lijk domein, dat ze na 1755, het jaar der scheiding tussen Soerakarta en Djokjakarta, samen eerlijk deelden. Het bedrijf der inzameling, het plukken was verpacht aan Chinezen, die hun pachtbrieven regelmatig aan de Ne derlandse autoriteiten in Semarang moesten vertonen, om hen wat in de gaten te houden, want de Compagnie hield niet erg van zo maar in het wilde De gierzwaluwen bij hun nesten tegen de steile rotsen. De kust van Karang Bolong in Midden-Java, bekend door de pluk van eetbare vogelnestjes (Foto: K. T. Satake) weg rondzwervende Chinezen in de binnenlanden. Van 1745 tot 1757 behoorden de in komsten der vogelnestklippen uitslui tend aan de Compagnie, maar in dat laatste jaar werden ze weer aan de Vorsten afgestaan, daar dezen ver klaarden de opbrengsten na de ramp spoedige oorlogen der voorafgaande jaren hard nodig te hebben. Tegen het einde der Compagnie plach ten de Vorsten de opbrengst der vo gelnestjes af te staan aan Compag nies opperhoofden in de Vorstenlan den. Deze goedgeefsheid zou daaruit te verklaren zijn, dat Soenan en Sul tan deze vertegenwoordigers van het Bataviase gezag als hun dienaren be schouwden, een opvatting, waarin de in dit opzicht tolerante Compagnie berustte. Zij beschouwden ook zijn benteng of lodji, waar hij resideerde, als een der Kratongebouwen, en aan de vier bastions van Compagnies ves ting schonken zij zelfs Javaanse na men. Nu kwam ook de vorstelijke roy aliteit deze opperhoofden der Com pagnie zeer goed uit, want hun bezol diging was laag en hun onkosten wa ren talrijk. Evenwel, geschenken scheppen verplichtingen en zij vormen een aanwijzing voor de vrij nederige positie, die Compagnies vertegenwoor digers in de ogen der Vorsten, vooral in die van de Sultan, ten hove be kleedden. Nu zou men denken, dat de grote donderende gouverneur-generaal H. W. Daendels daar een eind aan heeft gemaakt, gelijk hij ook het hof ceremonieel grondig wijzigde, ten ein de te laten uitkomen, dat de Vorsten- landse ambtenaren uit naam eens Ko- nings (ten slotte zelfs van een Keizer!) optraden, doch het is mij niet geble ken, dat hij in het geschenk der vogel nestjesopbrengsten verandering heeft gebracht. Dit viel de grote Javanen- vriend, de Britse luitenant-gouverneur John Stamford Raffles ten deel. Bij zijn bezoek aan Solo in december 1811 sloot hij met de Soesoehoenan Pakoe Boewana IV een nieuw verdrag, waarvan het vierde artikel luidde: De Soesoehoenan doet afstand der tol poorten (tollen langs de weg tussen Semarang en de Vorstenhoven) en van de eigendom der sarong borong (sic: vogelnesten). Als vergoeding zou hij daarvoor een jaarlijkse uitkering van 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 10