"AWAS, SINJO PON-SETIK" VERHALEN UIT BORNEO (III) Door M. VON STIETZ Het was in het jaar 1950 toen ik als jongeman van 19 te Bandjermasin door de Ringweg liep en plotseling een Chevrolet pickup naast mij stopte. Deze werd be stuurd door Herman van Zanten, tweede man bij de P.T.T., afdeling Telefonie te Bandjermasin. "Zeg von Stietz, wat voer je tegenwoordig uit, werk je niet?" vroeg hij me. Inderdaad, ik had op dat ogenblik geen werk en woonde bij mijn moeder in, die een weduwenpensioen genoot. Ik leefde volgens westerse be grippen nogal pauperig. Maar hoe kan een westerling mijn leefwijze begrijpen? Inderdaad, ik liep rond in een versle ten militaire uniform en liep op Aus tralische legerschoenen, die tot op de hakken toe versleten waren. Maar wat dan nog, ik zat toch op Borneo!! Voor mij het mooiste eiland ter wereld, met geweldige oerwouden, mooiste orchi deeën en waar op elke vierkante me ter leven te vinden is. Met zijn uitge strekte oerwouden en moerassen vol slangen, krokodillen, bloedzuigers en muskieten. Met zijn indrukwekkende rivieren, zoals de Kahayan, de Kapoe- as en dan de schoonste onder de rivieren van Borneo, de zingende Ba- rito-rivier, waar ik, oh zo vaak ge heel alleen aan de oever uren aan dachtig heb zitten luisteren naar het electronisch gezang van de Barito- rivier. En dan is er nog het interes santste van alles, wat op Borneo te vinden is. De autochtone bevolking. De Dayaks, koppensnellers Ach ja natuurlijk, maar zij snellen een hoofd als de omstandigheden hen er toe dwingen. En dan zijn deze mensen slechts gewapend met een mandau en een blaaspijp met giftige pijltjes. Het is in ieder geval niet hun gewoon te om hele kampongs uit te roeien met vlammenwerpers en Bren machinege weren. En dat ik dit schrijf is toch het bewijs, dat deze Dayaks mijn hoofd hebben gespaard en op z'n plaats hebben laten zitten, niet waar? Daarom voelde ik mij op Borneo in het geheel niet pauperig. Integendeel. Ik was rijk, stinkend rijk!! In het oerwoud was elke woudreus, elke orchidee, elk dier, gewoon van mij! In het oerwoud voelde ik mij zo klein als een microbe. Een gevoel, dat mij diepe nederigheid, maar ook dank baarheid jegens de "Schepper van het gehele Universum" afdwingt. Dankbaar een nietig onderdeel te mogen zijn van een onmetelijk oerwoud. Opgeslokt te worden door een pracht van een Flora, dat zijn eigen strenge wetten vast stelt, maar toch vriendelijk en zelfs liefelijk kan zijn, zolang men er zich van blijft vergewissen, dat de "wet van de jungle" continu van kracht is en men zich ter dege aan die wetten houdt. Kent men die wetten niet, of veronachtzaamt men het, dan is men binnen de kortst mogelijke tijd, ten dode opgeschreven. Maar ik ben graag gehoorzaam aan het Borneose oerwoud wat ik heb mogen leren lief hebben. Daarom voelde ik mij op Bor neo zo onnoemelijk rijk. Rijker dan alle hereboeren van heel Nederland bij elkaar!! Maar de heer van Zanten zei dat hij mij, als Indo, graag zag werken op zijn afdeling. Dus, ik liet mij overhalen, grotendeels, omdat ik hem wou over tuigen, dat ik niet werkschuw was. Mijn werk bestond uit het opsporen van storingen en het leggen en onder houden van de telefoonverbindingen. Inderdaad heb ik bijzonder aangenaam mogen werken met de Indonesische lijnleggers, zoals Poetoet, Sabar, Boesra, Hidjau en nog vele anderen. De Martapoera-rivier liep dwars door Bandjermasin heen en mondde uit in Een neushoornvogel in het tropische oer woud van Borneo, een van de talrijke prachtige kleurenafbeeldingen van de bij zondere fauna van dit eiland, die in het boek "Borneo" te vinden zijn. Met hun eigenaardig gevormde snavel wor den deze vogels door de Dajaks als heilig beschouwd. BORNEO (TIME-LIFE uitgave) van John Mac Kinnon f 34,50 Verkrijgbaar bij Boekhandel Tong Tong de Barito-rivier. De afstand Bandjer masin tot de monding van de Marta poera-rivier bedraagt naar mijn schat ting ongeveer 8 tot 10 kilometer. Aan de monding van de Martapoera-rivier was een meldingspost, die telefonische verbinding had met de havenmeester van Bandjermasin. Met de Indonesi sche lijnlegger Hidjau, heb ik deze telefoonlijn, die dwars door een moe ras-gebied liep, mogen vernieuwen en onderhouden. Er ontstond een aange name en zelfs vertrouwelijke band tussen mij en het Indonesisch perso neel van de P.T.T. en een ieder op Bandjermasin kende mij als sinjo "Pon -Setik" (sinjo von Stietz). Maar in die tijd werd de toestand in verband met de Indonesische vrijheidsstrijd, op Borneo rumoeriger met als gevolg, dat het Indonesisch personeel op een dag niet op het werk verscheen. Daar stond ik dan, alleen, zonder mijn In donesische vrienden. Wat moest ik doen? Meedoen met de staking en thuis blijven? Kan niet!! Toch komen en door blijven werken? Gevaarlijk!! Uiteindelijk besloot ik toch maar te blijven werken voor de P.T.T. met het vertrouwen, dat de Indonesiërs voor mijn situatie begrip konden opbrengen, mij dus niet kwalijk zouden nemen. Immers, Hidjau zei toch op een keer om mij te plagen, dat ik "boekan Blan da, boekan Indonesia" was. Dus, zo doende bleef ik komen en aangezien ik toch alleen was (slechts de centra- listes die hoofdzakelijk uit Chinese meisjes bestond, waren aanwezig) be stond .mijn werk op dat ogenblik uit het opsporen van storingen. Intussen hadden Indonesiërs van Ban- djarmasin en Hoeloe-Soengeigebied, een ondergrondse organisatie ge vormd, die "Tengkorah Putih" werd genoemd. De leden van deze organi satie bestonden zowel uit manlijke, als Bovenstaande opname van de haven van Bandjermasin is niet van de Heer von Stietz afkomstig, maar uit het fotoarchief van Tong Tong. Hoewel niet geheel met de tekst van het artikel overeenkomend, geeft het toch een goed beeld van Bandjermasin. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 20