Tjalie's Lampoe Templek Pasen is eigenlijk voor de meeste mensen alleen nog eitjes eten, echt of van chocola. En wie het beter doen kan, maakt er een goed eetfeest van. Kijk maar naar de paas-recepten in alle kookrubrieken. Ik misgun het niemand. Dit is ondanks alle rijkdom vaak geen prettige tijd. En de behoefte aan een verzetje schijnt groter dan ooit tevoren. Wat het eten betreft als facet van Pasen vinden we oorspronkelijk voorafgaand aan het rijke eten een periode van vasten, symbolisch voor: vrijwillig afstand willen doen, opofferen, korban. En dat vasten zit er tegenwoordig helemaal niet meer bij. Maar het inzicht in de waarde van een periode van soberheid om het "Raadsel van de Verrijzenis" te kunnen begrijpen ontbreekt tegenwoordig vol komen. ELF JAAR GELEDEN Dit artikel schreef Tjalie in Maart 1966, toen we nog onbezorgd in Californië woonden, niets vermoe dend van de komende veranderingen in ons leven. Mijn terugkeer naar het land dat ik voorgoed vaarwel had willen zeggen, Tjalie terug naar zijn levenswerk waar hij nooit afscheid van kon nemen, dan door de dood. Zijn stoffelijk heengaan, juist in de tijd van Pasen, is een lang vooraf bepaalde bestemming geweest, ge heel in overeenstemming met de Herrijzenis waarover hij altijd met zoveel overtuiging kon schrijven. Is het toeval dat ik, bij het zoeken naar iets "Wat Tjalie schreef" deze bun del opensloeg, op juist dit artikel? Waarin hij in 1966 iets schreef over de verwachtingen om en nabij 1977? "Wie behoedt onze kinderen en kleinkinderen als we nog maar elf jaren hebben?" Niemand maakte zich daar toen druk om, en zal zich er de komende elf jaar evenmin druk om maken. Gelovend aan een Herrijzenis als Tjalie deed, kunnen we misschien veel in een ander licht zien. L.D. En nochtans tart dit Raadsel elk den kend mens altijd weer opnieuw tot onderzoek. Ook al schijnt het zinloos. Want het curieuze is juist dat hoewel het leven zinloos is, het zich hardnek kig continueertalsof het dus toch wél ergens zin heeft. Dat de Dood, hoewel hij onoverwinnelijk is, toch tel kens weer door het leven voorbijge streefd wordt. Dat de mens kan blijven voortleven in hetgeen hij gesproken of gemaakt heeft, ook al is hij zelf dood. Dat onze karaktereigenschappen in onze nageslachten voortleven Elke keer als cultuur en kunst dood schijnen, komt weer een Reveil, een Renaissance. Zulke "herlevingen" wor den niet georganiseerd, niet bewust in elkaar gezet, ze beginnen als een vonk, onbegrijpelijk, onblusbaar ook - en nieuwe idealen "vangen" en "be geesteren" de mens. Het is dit wonder van het "en tóch dat de Mens telkens weer doet verrijzen uit zijn as. En het is deze verrijzenis, dit vermo gen tot herrijzen, dat eigenlijk de vreugde hoort te scheppen van het PaasFEEST. Nochtans worden maar weinige men sen erdoor geboeid tegenwoordig. De onoplosbaarheid van het Raadsel van de Dood brengt de meeste mensen ertoe zich tevreden te stellen met de schrale troost van het leven zo lang en zo aangenaam mogelijk te maken. Geen piekerans verspillen aan de Dood of de Herrijzenis, neen, probeer NU zoveel mogelijk te verdienen, te eten, te reizen, te beminnen, enz. enz. Pas na een poosje beginnen vele men sen te merken dat deze schrale troost niet limietloos te genieten is. Vele vreugden gaan vervelen, de zintuigen gaan slijten, enz. Vroeger of later wordt ieder mens tóch geconfronteerd met het raadsel: morgen ben ik dood... en wat dan? Zelfs het meest frenetieke niet willen denken, zelfs de meest koppige vlucht in verdovende midde len of in "werken tot je erbij neervalt", helpt de "genieters van het leven" niet. Het schijnt dat het Leven óók omvat, de bezinning over Dood en Herrijzenis. Het denken in deze richting kent drie stadia. Het eerste stadium is zuiver negatief: "Na mij de zondvloed". "Mor gen de nucleaire oorlog". "In het jaar 2000 de Apocalypse". Enz. enz. Er zijn honderden gedachtencomplexen van de Laatste Ondergang. Sommige men sen slaan in wanhoop de hand aan zichzelf (in Amerika sterft op deze wijze jaarlijks ruim één divisie men sen!); anderen doen onverschillig en stoer of zingen "wij zijn niet bang" (wat in zichzelf een bangheidsver schijnsel is!) Een mooi voorbeeld zag ik dezer da gen (maart 1966) op het TV-nieuws, waarbij de spreker vertelde dat Oos tenrijkse geleerden met computers aangetoond zouden hebben dat er 15 tot 20 kans is dat de wereld niet vóór 1977 in een atoomoorlog komt. De nieuwsman trok in twijfel of wel ooit alle factoren gevonden konden worden om de computers betrouwbaar te "voeden" en stelde ook de "mense lijkheidsfactor": als Mao Tse Tung morgen met het verkeerde been uit bed stapt, IS het al mis"Maar", zei hij, "het kan dus even lang vóór als na 1977 zijn. Dit jaar geeft dus toch wel enig houvast." Merkwaardig was het ongeschokte en egoistische karakter van deze uit spraak: geen "doodschrik": "Mijn God, we hebben nog maar elf jaren! En wie behoedt onze kinderen en kindskinde ren?" Treffend is ook dat deze opinie algemeen is. Er is geen "wereldge- schoktheid". Geen verlangen om deze hele beschaving bij de schouders te pakken en door elkaar te schudden en toe te brullen: "Ben je nou helemaal gek. Wil je wel eens direct beginnen maatregelen te treffen om dit onheil af te wenden!" Neen, men zit en wacht. Het tweede stadium is merkbaar bij "doordenkers". Die dus b.v. zó den ken: "De hele mensheid wordt ver nietigd! Hoeveel atoombommen zouden daar voor nodig zijn? Waar zouden die al lemaal neergegooid moeten worden?" En die dan ontdekken dat al is de Mens tegenwoordig nóg zo machtig en nóg zo moorddadig, hij toch niet in staat zal zijn om alle leven uit te roeien. Er zullen dus zeker veel "klei ne haarden van menselijk leven" be houden blijven. Zo ja, waar? En hoe zullen zij de apocalypse overleven? En wat kan ik NU al doen om dit voor anderen mogelijk te maken? In dit sta dium is men dus uit het egoisme ge komen en denkt men aan andere men sen, aan Het Leven. Dit is de goede stap in de goede richting. En het is een troost te weten dat hóe onver schillig de massa's ook zijn, er steeds meer kernen komen van positief den ken. En dit is het denken in de ware Paasgeest: de Verrijzenis. Hier komen wij in het derde stadium: het ontwikkelen in een nieuw toe- komstgeloof, een nieuw geluksthema, dat bezielt en begeestert. Niet langer: welke "bararig" zal ik bewaren voor later. Niet langer: moet ik per sé erbij zijn? Neen: individu en bestaansvoor waarden van dit individu NU spelen geen rol meer. De mens zal zich meer bewust worden van De Mens. En 1977 is geen gesloten muur meer, maar een open deur. Het Zien welke mogelijk heden van verrijzing er straks zullen zijn, zal geen voorrecht zijn van de gestudeerden, de pienteren, de ster ken. Daar waar een Hart en een Wil zijn, daar is Hulp.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 4