Van Pasar Ikan naar Rodriguez
Blij einde van een ongelooflijke tocht
Twee vriendelijke lezers van Tong Tong zonden ons elk een exemplaar van het
boekje, dat Cor van der Star zelf in 1946 bij Van Goor publiceerde over zijn
tocht van de vissershaven van het toenmalig Batavia naar het bij de Oostkust
van Afrika gelegen eilandje Rodriguez - een speldeprik op de kaart. Bovendien
zond een derde lezer, die wij niet minder erkentelijk zijn, ons enige bijzonder
heden over de "Pieternel", het jachtje waarmee Van der Star en zijn beide
metgezellen deze onmogelijk schijnende tocht dwars over de Indische Oceaan
volbracht. Deze lezer was de eigenaar van de "Pieternel" en zijn brief publi
ceren wij in een volgend nummer. Aan het reisverhaal van Van der Star,
"Vier maanden onder de Jappen en mijn ontsnapping" zijn voornamelijk de
volgende bijzonderheden ontleend.
Toen Cor en zijn beide vrienden na
eindeloos schijnende voorbereidingen
op 6 juli 1942 van Pasar Ikan vertrok
ken was de uitrusting van het jachtje
verre van compleet, hetgeen wel nie
mand zal verbazen. Het plan om, ge
bruikmakende van de in het seizoen
heersende windrichting de Indische
Oceaan "in de lengte" over te steken
leek een onderneming die alleen een
waaghals kon bedenken. In zekere zin
was Van der Star dat ook, maar hij
wilde nu eenmaal niet ander de Jap
leven en nam dus het risico, dat hij
er het leven bij zou verliezen bij een
poging tot ontsnapping.
Van der Star was een goed zeiler. Hij
had zijn kennis van het zeezeilen o.a.
opgedaan op een Canadees jacht, dat
op een tocht over de Pacific ook Bali
had aangedaan, waar Schotel (zie TT
van 1 april en 1 mei) hem als 18-jarige
knaap heeft ontmoet. Maar zijn beide
metgezellen op deze tocht hadden van
zeilen geen kaas gegeten. Dat waren
de KNIL-officier F. van der Veen en
Willem Stokhuyzen, die in het reis
verhaal van Van der Star voorkomen
als "Dirk" en Willem".
Van der Veen zal het later ver bren
gen; hij is zijn loopbaan geëindigd als
stafchef van het Nederlands leger. Hij
leeft nu rustig in Den Haag. Willem
is overleden.
Het eerste gedeelte van de tocht,
meteen het gevaarlijkste uit een oog
punt van het risico door de Jappen te
worden ontdekt verliep boven ver
wachting gunstig. Eenmaal Straat
Soenda gepasseerd verminderde het
risico niet maar veranderde wèl: nu
kreeg men te kampen met de grillen
van weer en wind. Nog niet ver van
huis werd de "Pieternel" overvallen
AFRIKA
Sumatr;
Java
Rodriguaz
Madagascar
AUSTRALIË
Dit kaartje geeft een beeld van de route die Cornelis van der Grift (Cor van der Star) met
zijn beide lotgenoten volgde na hun ontsnapping uit Java tijdens de Japanse bezetting. Het
eindpunt van de tocht, Rodriguez, die speldeprik op de kaart is het minst bekende van de
drie eilandjes die gezamelijk de Mascarenen-groep (vernoemd naar hun ontdekker): vor
men Mauritius, Reunion en Rodriguez. Zij waren toen Brits bezit. Rodriguez ligt 560 km
ten oosten van Mauritius, telde in die tijd ongeveer 10.000 inwoners die in hun onderhoud
voorzagen door tropische landbouw (katoen, tabak, suikerriet, zuidvruchten). Hoofdplaats
van het eiland was en is Port Mathurin. Het eiland bestaat grotendeels uit vulkanisch
bergland.
door een zware storm, waarbij de mast
afbrak en overboord ging. Nu halen
wij iets aan uit het reisverslag van
Van der Star (zoals gepubliceerd on
der het pseudo Cornelis van der Grift
- waarom onder pseudo is ons niet
bekend).
JTg:" r.
"Toen de mast, gewikkeld in de flarden
van het zeil, eenmaal langs de boot lag,
leunden we tegen het boord en probeerden
zo kalm mogelijk deze onmogelijke situatie
te overzien.
Dirk en Willem waren zo volkomen ont
moedigd door het rampspoedige gebeuren,
dat ik moest trachten hun wat moed in te
spreken, een moed, die ik op dat moment
zelf helemaal niet bezat. "We halen mor
genochtend de mast aan boord," zei ik, op
een toon alsof het totaal niets om handen
zou hebben.
"We kunnen beter de hele tocht opgeven,"
zei Dirk, zich vastgrijpend aan het boord,
om zo te vborkomen, dat hij in zee
gesmeten zou worden door het slingeren
van het scheepje. "We kunnen altijd naar
Cocos-eiland roeien." "Ten eerste is dat
absoluut onmogelijk tegen deze storm in,"
antwoordde ik, "en ten tweede vallen we
dan in handen van de Jappen. En dat
nooit van z'n leven."
We waren meer dan 100 mijl van Cocos-
eiland verwijderd en we zouden geen meter
tegen deze vliegende storm kunnen voort
gaan. Ik was vast besloten mijn eigen ont
moediging niet te laten merken en geduren
de de nacht praatte ik maar door, ook al
om mezelf weer wat moed in te spreken.
We vertelden elkaar onze levensgeschie
denissen, met veel details, alleen maar om
het gesprek gaande te kunnen houden.
Maar geen van drieën vergaten we ook
maar één moment het gevaar waarin we
ons bevonden. Maar daar zorgden de zee
en de wind ook wel voor. Het bootje be
gon steeds onheilspellender te slingeren,
want de storm nam in kracht toe. De regen
zwiepte neer.
We waren dolblij, toen een zwak licht aan
de horizon aankondigde, dat de nacht voor
bij was. Maar het was geen "Morgenstond
met goud in de mond" die aanbrak. Zware
wolken bedekten de hemel en geen zonne
straaltje kon doorbreken.
"Hoe kan je die mast aan boord krijgen?"
"En wat kun je er mee doen als het lukt?"
Allemaal vragen, die Willem en Dirk stel
den, toen ze de nog ellendiger massa bij
daglicht, weer eens bekeken. "We hebben
niet eens gereedschap."
"We hebben toch een schroevendraaier en
een mes", antwoordde ik. "Laten we maar
aan het werk gaan, dat is beter, dan elkaar
op te winden en er is een bende te doen,"
stelde ik voor. Na twee uren hard werken,
hadden we de mast en alles wat er bij
behoorde aan boord; het slingeren van de
boot hinderde ons zeer bij het werk. De
18