Zorgen over Padjadjaran (I) Een soendanese legende naverteld door PAK ASIKIN Sinds lange tijd was het Koninkrijk Padjadjaran in zorgen gehuld. Er was een gebrek aan respect voor de gezaghebbende personen, er was veel rumoer, maar de beschaving was in verval. De mensen bezaten geen verantwoordelijk heid meer voor hun plichten. De wijzen waren dwaas geworden, en de dommen voerden het hoogste woordMenslievendheid en naastenliefde waren verdwenen. De jonge generatie was ongebonden en verviel tot vandalisme, dikwijls door schuld van de ouders, die hun kinderen slecht opvoedden. Het normbesef was verloren gegaan. Het staatshoofd, Koningin Padmawati was wel onbaatzuchtig en zuiver, maar door slechte raadslieden in verwarring gebracht. Ten einde raad wendde zij zich tot de Allerhoogste om hulp en raad en bad: "O, genadige God, ik zoek mijn toe vlucht tot U, vergeef mij, dat ik U las tig val met mijn klachten en verdriet in Uw grote Rust en Vrede. Verhoor mijn bede, geef mij Verlichting, laat Uw Geest nederdalen in mijn stoffelijk bestaan. Laat mij weten hoe en waar om Padjadjaran zo in disharmonie is geraakt." Het antwoord van omhoog luidde: "Ar me ziel, gij doet geen goed Mij aan te roepen; Ik ben voor iedereen vol mededogen. Van de aanvang af, ben Ik steeds bij U geweest, altijd zege nend, opdat het U aan niets zal ont breken, steeds Uw levensweg verlich tend, zodat ge niet zoudt dwalen. Nu zijt ge U er van bewust geworden, dat Padjadjaran in disharmonie en on vrede is geraakt. Ge vraagt wat de oorzaak is, maar het antwoord ligt in U zelf. Ge hebt U eigen kind, Munding Laja, uit Uw huis verdreven en hem weg gezonden om in dienst te treden bij Guru Gantangan in Kota Barang. Symboliek: Ge hebt de voorkeur ge geven aan stoffelijke welvaart boven geestelijk/cultureel welzijn. Waarom hebt ge de raad der Ouden in de wind geslagen? Zegt niet het spreekwoord "Dajang Sumbi verliest de strijd, vernederd door eigen, on bewust, laag gedrag". Dit is de ware reden van Uw ongeluk. Roep daarom Munding Laja (Uw kind, Uw ware zelf) terug. Hij is nu gedompeld in de diep te van het water Sipatahunan. En als hij terugkomt vaardig hem dan af naar Djabaning Langit (de buitenhemel) om de amulet te halen die genoemd wordt "Kracht des Levens", ook Lajang Sela- ka Domas ('t Gouden Schrift) en de Duhung Kabujutan (Het Heilige Wa pen). treuzel niet, het grootse werk moet snel gedaan worden. Mijn bood schap is duidelijk genoeg. (Toelichting: Het was de Goddelijke (Innerlijke) stem die tot Padmawati sprak. Met Munding Laja wordt be doeld het ware Zelf van de doorsnee mens. Met Guru Gantangan wordt be doeld degene die slechts stoffelijke (materiële) normen kent. Kota Barang is duidelijk het symbool van het Stof felijk Bezit, de zuivere materiële we reld. Met Leuwi (meer) Sepatahunan wordt bedoeld de op onszelf gecon centreerde aandacht. Padmawati is ons hoger zelf.) Toen Padmawati haar ogen opende, zag zij Batara Lengser eerbiedig voor zich gehurkt. Padmawati gaf hem uit leg van haar belevenis. Lengser zei: "Ja verheven meesteres, ik vraag U vergiffenis dat ik U stoor, maar ik verzoek U naar mijn woorden te luis teren". "Dank Lengser, dat gij van de berg hebt willen afdalen om mij goede raad te geven." "Verlichting zal spoedig Uw deel zijn, maar U dient Munding Laja spoedig af te vaardigen om het Heilig Wapen (Duhung Kabujutan) te halen, dan zal het Land weer gezond worden." (Toelichting: Batara is de Goddelijke gedachte, belichaamd in de mens. Lengser wordt in vele pantoen-verha- len afgetekend als de boodschapper. De berg is hier de berg van het be wustzijn. Batara Lengser is dus: de Goddelijke dienaar of boodschapper.) Toen Batara Lengser het verhaal van Padmawati had gehoord, zei hij, dat hij een soortgelijke boodschap had ontvangen van Sanghiang Pohatji Riru Managgaj (naam voor de Goddelijke Geest, die haar zegen uitstort.) Ik zal Ki Batara nu vragen om ten spoedigste te ontbieden Girang Uwa Rama Patih Gelap Njawang, en Girang Rama Kidang Panandjung. (Girang Uwa hogere ziel; Rama Pa tih Gelap Njawang het onderschei dingsvermogen. Girang R.èma Panan djung de hogere ziel, die Goddelij ke zegen uitstort.) Deze twee "Ouden" (van ziel) ver schenen weldra en Padmawati ver zocht hen naar Kota Barang te ver trekken om Munding Laja te halen. Munding Laja werd door Gelap Nja wang uit zijn begoocheling verlost en gezegend door Kidang Panandjung. Wakker geschud, gezond naar lichaam en ziel, athletisch en innemend van uiterlijk, glimlachend als een pas ont loken bloem, aantrekkelijk voor ieder, die hem zag. Munding Laja, geflankeerd door de twee wijze Ouderen, vertrok vol zelf vertrouwen en onbevreesd om de taak te gaan volbrengen, die hem door de twee Ouden was uitgelegd. (Toelichting: Al is de jeugd nog zo strijdvaardig en idealistisch, zij kan het niet stellen zonder de begeleiding en de goede raad van de ervaren ou dere generatie.) Spoedig verscheen Munding Laja voor zijn moeder, Padmawati. "Mijn dier bare zoon! Vertrouwen van mijn hart! Gode zij dank, dat ge spoedig geko men zijt; ge wordt verwacht om een groots werk te verrichten. Het Land is in diepe zorgen. Alleen Gij kunt orde op zaken stellen. Laat het treuren maar aan Uw moeder over, aan U de taak om te trachten met alle kracht die in U is, Uw werk met succes te voltooien. Ge dient het Heilige Wapen terug te brengen alsmede de Heilige Geest, die het Land in de steek heeft gelaten. Ga! Uw moeder geeft U haar zegen. Laat U niet verleiden, verkoop Uw ziel niet. De twee Ouden zullen U tot aan de poorten van de hemel begeleiden." Munding Laja maakte de sembah en vertrok, links geflankeerd door Gelap Njawang en rechts door Kidang Pa nandjung. De weg leidde langs berg en dal, over Gunung Putri en het on metelijk diepe meer Sipatahunan, dat vol is met water- en vuurgeesten, spo ken en allerlei bovenzinnelijke elemen ten. Munding Laja stond verstijfd van schrik bij het zien van al die vijande lijke machten en vreesde zeer het meer te moeten oversteken. De boze geesten lachten hem honend uit en tartten hem zich met hen te meten. Maar Gelap Njawang, scherp van inzicht, plukte echter snel een rood handjuang blad; Kidang Panan djung zegende het, en zie, het werd een sterke en sierlijke prauw. De dreigende wolk van boze geesten week uiteen, het werd helder als de dag, en Munding Laja met zijn twee geleiders konden het meer zonder moeilijkheden oversteken. Na de oversteek volbracht te hebben, landden zij op de kust van een prach tig land, gesierd met parken en vijvers. De natuur was ongeschonden, 't land vrij van misdadige elemenen. Muara Beres heette dit land (het Land van Orde), de heerseres was een schone Godin, de lieftallige Gambir Wangi; de Gouverneur was Tadji Malela, een bezadigd raadsheer; zijn rustige kracht en moed waren onweerstaanbaar. En boven hen waakte de Geest des Lands, Dewi Asri (Juweel der Ziel). Op de kust van dit goede land aange komen, gaf Munding Laja zijn ogen goed de kost, ging zitten en verzonk weldra in diep gepeins, zijn gedachten de vrije loop latend. 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 28