MAAR HOUDT U ZE
ALSTUBLIEFT UIT ELKAAR I
eenmaal BRETON
tweemaal ROB
tweemaal DE NlüS
Dit is Rob Nieuwenhuys, Neerlandicus,
publicist en schrijver. Gebruikt als
pseudoniem de naam E. BRETON DE
NIJS o.a. bij "Tempo Doeloe", "Ver
geelde portretten", "Batavia, Koningin
van het Oosten". Zestiger. Zingt niet,
tenminste voor zover wij weten niet in
het openbaar.
Rob de Nijs, zanger voor tv, radio en
grammofoonplaten. Dertiger. Bekend
van liedjes als "Jan Klaassen is trom
petter", "Zet een kaars voor je raam
vannacht", "Malle Babbe" e.a. eigen
tijdse meezingers. Geen familie van
E. Breton de Nijs, noch Rob Nieuwen
huys. Gewoon Rob de Nijs. Schrijft
niet, tenminste voor zover wij weten
niet voor publicatie.
Wilt u daarom alstublieft niet meer vragen naar het "laatste boek van Rob de
Nijs". En of u het adres van Rob de Nijs hebben mag omdat u een manuscript
voor hem ter beoordeling hebt. E. Breton de Nijs schrijft en zingt niet. Rob de
Nijs zingt en schrijft niet. En als u die twee weer door elkaar haalt, zet ik een
pet op en ga schreeuwen I_ q
(Vervolg: "Munding Laja)
Guru Gantangan ter ore, ook wel ge
naamd Dalem Prahu Nangkoda
Koning der Scheepvaart). Deze had
een aangenomen zoon, Sunten Djaja
genaamd nuchter in de avonduren
- sonten avond), een slaapmuts dus.
De vader sprak tot hem: "Hei, Sunten,
ga naar Muara Beres en vraag de
hand van Asri Dewi. Het gerucht doet
de ronde, dat zij de aanstaande is van
Munding Laja, maar die is nu dood,
de prooi van Guriang Tudjuh. Het over
lijdensbericht heeft Padjadjaran be
reikt. En mocht hij nog in leven zijn,
wat kan 't ons schelen, hij is dan toch
een arme drommel, zonder have en
goed. De keus van Asri Dewi zal ze
ker op jou vallen, Sunten, want jij
zwermt van aardse welvaart, boven
dien de zoon van een scheepvaart
koning, machtig en rijk in Kuta Barang.
Sunten Djaja had reeds eerder naar
Dewi Asri willen dingen, maar nu voel
de hij zich gesterkt door de toezeg
ging van een grote bruidsschat door
zijn vader. Hij trok zijn mooiste kleren
aan en voelde zich van hoge en rijke
afkomst.
Onderweg toonde hij zijn trotse aard.
Hij schopte ieder die in zijn weg kwam,
wierp onderste boven die zich in de
zon zaten te koesteren, en sloeg ieder
die hem voorbij ging.
In Muara Beres aangekomen, viel hij
hooghartig uit: "Heerser van dit land,
ik kom hier een wijle rust nemen om
mijn zweet te drogen."
Geger Malela, de heerser van Muara
Beres, een fatsoenlijk en bescheiden
mens, schrok hevig en zei: "Wel na
tuurlijk, neem plaats in de Balai Pang-
heujeukan (Raadszaal).
Geger Malela vroeg bescheiden wie
zijn gast was en wat hij kwam doen.
"Weet ge niet, dat ik Raden Sunten
Djaja ben, de zoon van de rijkste edel
man van Kuta Barang, Guru Gantan
gan. Ik ben hier niet voor niets ge
komen, ik kom hier om de hand te
vragen van Dewi Asri. Ik heb gehoord
dat ze verloofd was met Munding Laja,
maar weet, dat deze is gedood door
de Guriang Tudjuh."
Geger Malela antwoordde: "Allen we
ten 't wel dat Munding Laja de a.s.
echtgenoot van Dewi Asri is. Nu is hij
ten Hemel gevaren, ongelooflijk dat hij
de strijd verloor. Of hij al in 't land
Gunung Gumurruh (dodenrijk) is aan
gekomen is ons niet bekend."
En Sunten Djaja sprak: "Huh, hij is al
dood! Mocht hij nog in leven zijn, wat
heb je aan hem? Sta Dewi Asri maar
aan mij af."
De huisheer sprak: "Dat gebeurt zo
maar niet. Laten we 't de persoon in
kwestie zelf vragen."
Asri werd ontboden en verscheen, en
vroeg naar de wensen van de huis
heer. "Kijk eens, zuster, ik heb hier
Raden Sunten Djaja te gast, een
schatrijke prins. Het doel van zijn
komst is naar Uw hand te dingen."
Een schaduw trok over het gelaat van
Dewi Asri, maar ze liet haar veront
waardiging niet merken tegenover dit
arrogante heerschap. Zij overwoog,
dat ze Munding Laja steeds zou lief
hebben al zou hij ook arm en versla
gen zijn.
Sunten Djaja drong aan en wilde het
huwelijk onmiddellijk voltrekken. Maar
Dewi Asri gaf zich niet zo maar ge
wonnen, en stelde een aantal eisen,
die niet of nauwelijks te voldoen zou
den zijn.
"Welnu dan, indien gij mij dwingt, dan
wens ik een land rijk van inhoud. Dat
is tachtig gudangs vol waren. Een kas
teel, hemelschoon met houtsnijwerk
de pilaren en wanden. Verder een sta
pel bekers van goud, twee armswijd-
ten hoog, evenzo dienbakken. Ook
moeten er runderen zijn, gele ban-
tengs, rijdieren voor de ministers, bon
te olifanten, 't tuig van goud, goudgeel
de slurven en slagtanden, goudgegolfd
de kwast der staarten, en de oren van
geplet goud, rijdieren voor de pung-
gawa's Niet te vergeten groene paar
den te berijden door de regenten, al
lerlei muziekinstrumenten, luister ge
vend aan de bruiloftsstoet. Ook kippen
met eendeveren, enz., enz., wensen
die onmogelijk zijn te vervullen. En als
al mijn wensen vervuld zijn, ben ik
genegen in het huwelijk te treden."
Sunten Djaja sloot de ogen van ver
bijstering, zijn gezicht gloeiend rood.
Hij was radeloos, alles leek donker
om hem heen. Zijn lippen krulden in
een zure plooi.
"Mijn hemel, wat een wensen! Maar
laat ze zo zijn, ik zal ze alle vervullen,
ik ben toch schatrijk. Maar gebeende
rupsen en gehoornde miereneters dat
is toch te erg. Ook oom Lengser wilde
een duit in het zakje doen: "Het heeft
alles niets te betekenen, want kijk
eens hoe schoon Dewi Asri is!"
(wordt vervolgd)
12