De Badaks van Ujung Kulon In de TONG TONG van 15 mei j.l. is een artikeltje onder bovenstaand hoofd opgenomen, van de hand van Zainal A. Het vereist enige aanvulling, teneinde misvattingen te voorkomen. De schrijver vermeldt, dat de javaanse neushoorn (rhinoceros sondaicus) dreig de geheel uitgeroeid te worden, evenals zulks reeds het geval is met de suma- traanse neushoorn, doch dit is op het laatste ogenblik voorkomen door hem de bescherming van de wet te geven tegen zijn belagers. Deze bescherming door de wet is niet een maatregel van de R.I.S. of van de R.l. Bij gouvernements besluit van 16 nov. 1921 no. 60 (St. 683) werden Oe- djoeng Koeion en het Prinseneiland aangewezen als natuurmonument. Bij GB van 24 juni 1937 no. 17 (St. 420) werden deze gebieden omgezet in één wildreservaat, geheten Oedjoeng Koelon-Prinseneiland. De oostgrens werd tevens zodanig gewijzigd, dat aansluiting werd verkregen bij de bos- reserve Goenoeng Hondjé. Bij besluit van gelijke datum no. 18 werden de tot het reservaat behorende terreinen aangewezen als in stand te houden bossen, Het wildreservaat omvat het schierei land Oedjoeng Koeion (28600 ha), het Prinseneiland (12000 ha), het Meeu weneiland (450 ha) en de Handeulum- eilanden (70 ha). Zie voor bovenstaan de gegevens: "3 jaren Indisch natuur leven", opstellen over landschappen, dieren en planten, tevens elfde verslag 1936-1938) van de Nederlandsch-ln- dische vereeniging tot natuurbescher ming, gevestigd te Batavia, blz. 51. De jacht, in welke vorm ook, was in dit reservaat verboden. Over Ujung Kulon en zijn fauna is veel geschreven. Het meest door de heer A. Hoogerwerf, die vóór en na de oorlog hoofd was van de afdeling jacht en natuurbescherming van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg. Hij is de grote promotor van de bescher ming van U.K., zowel wat betreft de fauna als de flora. Talrijke geschriften over dit reservaat zijn van zijn hand. Zijn standaardwerk is: "Udjung Kulon. The land of the last javan rhinoceros". De literatuurlijst vermeldt o.a. 77 pu blicaties van hem over U.K. in allerlei wetenschappelijke tijdschriften. De door de schrijver gemaakte foto's van de badaks zijn uniek. Vermeld zij, dat Hoogerwerf de enige was die het ge lukt is een film (zwart wit, duur ruim een kwartier) te maken van een paar badaks, terwijl deze in een modder poel baadden. Hiervoor bivakkeerde hij in z'n eentje gedurende 17 etmalen in een observatie-tentje in een boom bij de poel; op de 17e dag verschenen de beide badaks. Gedurende deze 17 opeenvolgende etmalen had hij geen contact met mensen. Teneinde te voor komen, dat de badaks hem zouden ruiken en niet bij de poel zouden ko men, deed hij zijn behoeften in af sluitbare blikjes, die in de boom wer den verzameld. Hoogerwerf vermeldt, dat de javaanse rhinoceros (één hoorn; de sumatraan- se twee hoorns) ook op Sumatra voor kwam, n.l. in het zuiden. In 1925 en 1926 schoot de oud-KNIL officier J. C. Hazewinkel zeven van deze dieren, waardoor deze soort op Sumatra is uitgeroeid. Hazewinkel was na zijn ont slag uit het leger enige tijd broodjager. Hij verkocht de hoorns van deze die ren aan Chinezen, die er obat kuwat van maken. Hazewinkel zal de geschie denis ingaan met de kwalijke reputatie van uitroeier van een diersoort, uit winstbejag. De badaks van U.K. staan thans onder de goede zorgen van het World Wild life Fund. Leider van het project U.K. is de bekende zoöloog prof dr. R. Schenkel te Basel. Hij bezoekt het re servaat één of twee maal per jaar. Hij heeft een boek over zijn ervaringen in U.K. geschreven, getiteld: "Mission Nashorn. Auf der Fahrte des selten- sten Saugetiers der Welt". Uitgegeven in 1971 bij Hallwag AG Bern. Het om vat 214 pagina's en tal van foto's. Er bestaat een Nederlandse vertaling van. Het reservaat U.K. bestond t.a.v. het beheer onder het Boschwezen. Vóór de oorlog was daarmee belast ir. M. Hoek, opperhoutvester van Bantam, wonende en kantoor houdende te Se- rang. Hij zorgde voor de bewaking, het open houden van de patrouille pa den, de woningen van de bewakers, de overnachtingsbivaks, het schoon maken van de weidevelden voor de bantengs, enz. Hij had een zeer effi ciënt bewakingssysteem, met controle klokken, ingevoerd. Hoek was evenals Hoogerwerf met hart en ziel aan U.K. toegewijd. U.K. is een onbeschrijfelijk mooi ge bied. Ik bezocht het twee maal vóór de oorlog en twee maal daarna; alle keren gedurende 10 tot 14 dagen. Twee keer met ir. Hoek, éénmaal met de houtvester ir. Vasseur en de laatste keer in nov. 1954 met Hoogerwerf en mijn vriend Poortman, kinderarts te Bandung, die evenals ik grote belang stelling heeft voor dit unieke reservaat met alles wat er in leeft. De tochten door deze oerwereld zijn voor mij hoogtepunten in mijn indische jaren. Hoogerwerf bezocht het reservaat het laatst in nov. 1971, in opdracht van de Nederlandse Commissie voor Interna tionale Natuurbescherming. Uit zijn rapport citeer ik het volgende: "De fauna. De opgedane ervaringen maakten het niet mogelijk om de op timistische berichten welke de laatste jaren inzake de stand van Rhinoceros sondaicus de ronde doen, te bevesti gen. Gedurende rapporteur's gehele verblijf in Udjung Kulon van elf dagen werd slechts één verse mesthoop en de min of meer verse sporen van twee verschillende dieren in'het Tji- bunar-Tjitadahan complex aangetrof fen. Wellicht is dit ten dele te wijten aan de slechte weersomstandigheden, vooral de dagelijks optredende zware regens, waardoor het vaststellen van prenten werd bemoeilijkt. Het is ech ter ook de mening van de heer Wido- do Sukohadi, dat de neushoornstand thans ongunstiger is dan gedurende de periode van rapporteur's bemoeie nissen met dit reservaat." De schatting van het aantal badaks in U.K. op 46, zoals Zainal A. vermeldt, is inderdaad een taxatie. Het juiste aantal is, in een uitgestrekt gebied als (lees verder volgende pagina onderaan) Twee badaks in een modderpoel in het natuurreservaat Ujung Kulon. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 16