(SLOT) Wat doet een mens, als hij ruim negen maanden alleen in een cel moet door- brenqen? Ik wist natuurlijk niet, dat dit verblijf negen maanden zou duren, bo vendien hing me een proces boven het hoofd, waar ik me koortsachtig op tracht te voor te bereiden. Dat alleen al hield de spanning er wel in. Al gauw wisten we verder dat van het dagelijks luiden van de vesper, ginds in het noorden, ons wel en wee afhing. Indien het luiden zou uitblijven, zou dat betekenen dat qeallieerde troepen hierheen zouden oprukken. Dan zou het met ons 9e°a^ zijn, wisten de bewakers ons veelbetekenend te vertellen. Dit probleem hield ons danig bezig, elke dag weer. Via de onbetamelijk dikke celwanden kon je alleen met klopsignalen in aan raking komen met elkander, bv. als er onraad dreigde, een huiszoeking op til was of zo. Maar 's avonds kon je door het langzamerhand bebaarde hoofd door het WC-gat te steken, u- renlang samen converseren. Zo wijdde mijn rechterbuur, Joop, mij minitieus in in wat hij noemde "de biecht van 'n ex- katholiek". Q., mijn linkerbuurman, on derrichtte me in de regels van bridge; hij deed dit zo voortreffelijk, dat we samen de tweede prijs behaalden van 'n drive, die na negen maanden senten tie, tijdens een gezamenlijk vrij uurtje werd gehouden. We droegen, met het hoofd benedenwaarts gericht, gedich ten voor, waagden ons aan grafolo- gische analyses en bespraken de po litiek van de dag. Dat laatste aspect was wel actueel. Niet zonder moedwil werden de radioloudspeakers in de middag- en avonduren extra hard aan gezet en in onze richting geplaatst. En de angstaanjagende, ophitsende rede voeringen van de verschillende grote Boengs logen er niet om; de belanda's moesten de zee ingedreven worden. We doorstonden een (mislukte) over val op de gevangenis door een groep fanatieke extremisten en een grote op stand van de inheemse gevangenen, die bloedig werd onderdrukt. Er bleef genoeg tijd over voor "andere dingen". Er waren niet veel "andere dingen". De cel, twee bij twee, be schikte alleen over een stenen slaap bank en een hurk-WC. De 100-Watts- lamp moest dag en nacht blijven bran den. De enige lectuur, die ik had was het Bijbeltje, dat me na wat aandrin gen was overhandigd. Het was voor het eerst, dat ik het in alle ernst be studeerde. Ik putte er weinig troost uit, kon de taal niet naar mijn huidige toestand vertalen. Een kleine mieren kolonie hield mijn aandacht gevangen, soms uren lang. Maar steeds bleven nog zoveel uren over, waarin je niets kon doen. Niets anders dan je gevoe lens voelen en over je denken denken; dan alleen zijn. Vooral in de diepnach- telijke uren was je alleen. Met een handdoek voor mijn ogen, aan mijzelf overgelaten, maakte ik langzamerhand de balans op. Ik wist ten langen leste hoe de vork in de steel zat. De puzzel paste in elkaar, ik begreep hoe alles wat ik meemaak te in de afgelopen weken met die nationale revolutie samenhing, waar mijn Javaanse vriend W. het over had gehad. Ik begreep de woorden van de assistent-wedono. En ik stond aan hun kant! Maar ik zat hier, opnieuw ge vangen, voorgoed gevangen. Ik leerde een andere, bittere waarheid onder ogen zien. Wie het niet zien kan of zien wil, moet het voelen. Maar ook hij, die het wel ziet, zal het moe ten ervaren, en moeten lijden. Hij zal moeten lijden onder het onrecht, dat hem aangedaan wordt door hen, die zich verzetten tegen het onrecht hun aangedaan. Overal héerst onvrij heid, onrecht, onderdrukking. Altijd zal daar verzet tegen komen, maar verzet wekt geweld op, en nieuwe onder drukking. Zo ontstaan oorlogen en re voluties. Het lijden is ingebakken in het menselijk leven. Er bestaat geen sere ne vrede, alle gedroom daarover be rust op een verkeerde waarneming van de feiten. Er is niet de ene kant; bloe dige oorlog, en daartegenover: vrien delijke vrede. Er bestaat alleen meer en minder oorlog, meer en minder leed. In die kring zitten we gevangen ook als het vrede is. Ik gaf het op. Ik zag geen uitweg meer voor mij. Welke zin had het om verder te gaan? Ik was de interneringsjaren doorgekomen, had een paar maal de adem van de dood in mijn nek ge voeld, was vrijgekomen en was door eiqen toedoen, door kortzichtigheid weer verstrikt geraakt. Een strik, die stevig, ja onlosmakelijk dicht geknoopt zat. Ik voelde mij zo volkomen verlaten, dat ik mij afvroeg of ik er nog wel was. Ik lichtte mijn handdoek even op; het helle lamplicht verblindde me. Nu was het weer donker. Maar of het licht was of donker; ik bleef alleen, en er voer opnieuw de absolute verlaten heid. De angst pakte me bij de keel, ik ademde al moeilijker. Een plotseling donker overviel me, drukte me plat op de aarde. En zo zwaar woog de don kere vacht op mij, dat ik er tenslotte niet meer was. En toch was. Toen schoten deze regels door mij heen, in ongeschonden, klare klanken: De maan maakt de nacht tot een sneeuw wit veld, een man heeft zijn vriend van zijn leven verteld: er is door dit spreken een wonder gebeurd: hun harten zijn zozeer eender gekleurd, dat de een als hij soms naar den ander ziet, bij zichzelve zegt; maar ben ik de R.K. STICHTING "DE LEEUWERIK" Bejaardencentrum voor GEREPATRIEËRDEN te LAAG SOEREN (Vel.) is een klein bejaardentehuis met een capaciteit van 24 kamers. Thans zijn weer enige kamers beschikbaar. Het huis biedt een eigen sfeer. Laag Soe- ren is gelegen aan de rand van de Veluwe en heeft goede busverbin dingen met Dieren en Apeldoorn. Voor nadere informatie's c.q. aan melding kunt U zich wenden tot Mej. C. Gribling, directrice, Badhuislaan 1, Laag Soeren. Telefoon 08337-214. dat niet?" Diep zonken deze regels tot zij zich neerlegden op de diepe bodem in mij. Het werd stil, oneindig stil. Toen, ineens, vielen de klanken in sneeuwvlokken neer, en vleiden zich op de bodem. Het land werd zover het oog reikte, wit, sneeuwwit. Vrede. Eén was ik met al wat mij omgaf, met alle harten om mij, in mij. Ik ervoer een intense verbondenheid met al wat was, al wat leed, al wat vrij wilde komen en naar vrede snakte. Langzaam kwam ik tot mij zelf. Lang zaam opende ik mijn ogen. Ik zag mijn kale cel, en de andere celgenoten, ik zag die gevangenen in dit huis, ik zag de wilde pemoeda's en de angstige mensen in de kampen. Ik zag dieren, die pijn leden, verschroeide bomen, brandende steden en vechtende sol daten. Dwars door alles heen zag ik hun harten, verbonden met mijn hart, verbonden tot één groot hart. Maar ben ik dat niet?". Overal was ik; ook al was ik in deze cel, ik was vrij. Mijn hart in mij was vrij, ieder wezen was in wezen vrij. De nieuwe dag was aangebroken. Ik voelde mij bevrijd. Ik voelde mij niet gelukkig en niet ongelukkig. Ik wist alleen dat het de moeite waard was te leven. Verder te leven. 2) J. H. RINGROSE Q. citeerde dit gedicht "Twee vrien den" van Marsman (uit "Paradise Re gained") op een moment, waarop ik ten einde raad was. Het doorbrak toen mijn isolement. Het werkte door in de ervaring, die ik hier heb getracht te beschrijven. 2) Voor wie geïnteresseerd mocht zijn in het verdere verloop: na de onder handelingen op de Hoge Veluwe kwa men we vrij. Met ons gezin werden we op een treintje gezet naar Midden- Java. Vlak vóór we in het vliegtuig stapten naar Jakarta/Batavia ontmoette ik nog een paar oudleerlingen, nu ko lonels bij het TNI, die me spontaan een baan aanboden als hoogleraar aan de pas opgerichte Gadja Madah-uni- versiteit. In 1973 ontmoette ik enkele van hen, inmiddels zelf professor ge worden. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 8