DOKTER IN RUTENG (III) Geruchten over pokken op de eilanden rond Flores. Geruchten over het optreden van pokken op Flores zelf en op de omringende kleine eilanden leiden tot een inspectie van de bedreigde '*ndstrek®n eilandjes Op Flores blijkt de gevreesde ziekte niet voor te komen. Maar hoe staat het op die geïsoleerde stipjes in de omringende zee? Dokter van Groenen^ dael gaat er heen na met veel moeite de motorboot van de Missie te hebben losgepeuterd. Wij laten hem zelf nu aan het woord in een brief aan een familielid. In de ochtenduren van 11 febr. 1952 werd ik op ons telefoonkantoor ont boden met de mededeling, dat De Broeder" met me wilde spreken. Het kostte niet veel moeite om te raden, welke broeder het was en jawel, ik kreeg een goede verbinding met Ke- dindi. Dit kleine nest is een groepje huizen langs het strand op ongeveer 5 km van Reo, en de baai, een goede, zij het nauwe ankerplaats, is de eigen lijke haven van Reo, zoals T. Priok van Djakarta. Het bleek, dat de The- resia er reeds twee dagen lag en dat hij ons dadelijk een foto had gestuurd en gehoord had, dat wij deze ook ont vangen hadden. Hij begreep natuurlijk niet waar we bleven. Dat de telefoon van Kedindi zo goed doorkwam had zijn gegronde reden alleen daarin, dat hij een accu van de boot had bijge- schakeld. Vóór dien was de toestand als gewoon, d.w.z. was er niets te horen. Ik beloofde, dat wij allemaal die avond nog aan boord zouden zijn en toen begon het gehaast en gejacht om het ook werkelijk klaar te krijgen. Politie waarschuwen en de patrouille, die we nodig hadden van die kant, bij een brengen. Gelukkig had ik ze alle maal gevaccineerd met het oog op de mogelijkheid van vertrek en onszelf ook. We moesten ook naar de Radja om hem kennis te geven van de zee patrouille, maar komende op het kan toor vonden wij Zijne Hoogheid niet ter plaatse. Hij was "op inspectie-reis' naar zijn sawahs te Wae Ritja, waar hij ook naar de toestand van zijn vee (ik bedoel viervoetig) was gaan kijken. De tweede man was er ook niet en ten slotte kwamen wij terecht bij de commies de Heer Saleh, die ons met een fijn lachje, ja, ja, meneer Saleh kent ook zijn pappenheimers, beloof de, dat hij de Radja zou waarschuwen. Er was nog heel wat te doen, maar we kwamen weg om vier uur met mijn auto en de politie truck en we vorm den een imposante troep. Allemaal be last met vivres voor 12 dagen en met onze individuele uitrusting. Om van de top af op te noemen waren er dan schrijver dezes met zijh lijfjongen. Mtr. Kumaat met zijn lijfslaaf. (Deze twee manusia moeten voor ons koken, wassen, schoonmaken e tutti quanti) drie draag koelies, een hoofdagent met vijf agenten, een veemantri zeer vet en glimmend en voor wiens meegaan eigenlijk geen plausibel motief is. Hij is de enige, die niets bij zich heeft en toch is het weinig aannemelijk, dat hij van de wind leeft, gezien zijn welva rend postuur. (Indien wèl, dan neem ik me voor een nauwkeurig te bestude ren hoe hij dat doet, want économise ren ligt iedereen tegenwoordig. Laat ik je niet laten wachten op het ant woord. Deze meneer heeft geen klap Het grillige landschap van Flores, de drie gekleurde kratermeren van de Kelimutu. (Foto: Tanah Air Kita) uitgevoerd en op de schobberdebonk geleefd door van ieder ander zijn beet je mee te eten.) Verder hadden we een djurrutulis mee, van de keradjaan, die ons overal behoorde aan te dienen en zorgen, dat we een goed onthaal kre gen. Verder moest hij proberen om wat achterstallige belasting te innen. Voorwaar een moeilijke taak. Met ons had hij geen last (en liet er zich ook niet veel aan gelegen liggen) aange zien wij gemeenlijk voor onszelf op kunnen komen. We waren aan boord om 9 uur en broeder Marianus gaf te kennen, dat hij om één uur wilde ver trekken. Ik kreeg logies in de kajuit, 'n ding van 2 m. lang en V/2 m. breed en waarin nog drie kooien waren gemaakt. Behalve broedertje en ik kon er nog iemand slapen, tenminste liggen, maar iedereen bleef liever aan dek. De broeder-schipper lamenteer de de hele reis door over de kwade kansen, de gevaren en zo. Ik zèi hem kort en bondig, dat als hij met mij ging varen, hij kon rekenen op het beste Weer van de wereld en dat het onzin Hierbij vervolgen wij de plaatsing van frag menten uit brieven die de gouvernements arts, Dr. J. M. A. van Groenendael uit Ru- teng schreef en waarvan de laatste afleve ring verscheen in TT. no. 14 - Red. was om de duivel op te roepen. (Je moet maar durven!) Wij gingen om één uur inderdaad op pad en voeren in de prachtige nacht langs de N.W. kust van Flores. De zee was glad en er was zo goed als geen deining. Om acht uur ochtends waren we te Labu- an Badjo, onze meest westelijke an kerplaats, nadat we reeds een paar uren bij een allerprachtigst prille en na 6.30 ook zonnige ochtend weer tus sen de eilanden dóór waren gevaren. Alles is in de barat groen en fris. In de timur is alles bruin en dor. Ik heb ze beide meegemaakt en geef veruit de voorkeur aan de barat. Wat jong is, is altijd mooi en wat oud is, maar zel den. Ik zal niet de hele tocht beschrij ven. Dat deed ik al in mijn toernee- dagboek en eens is genoeg. Dit kan men later lezen en dan zijn ook de fo toillustraties klaar. De pentekeningen zijn van minder belang. Om 4 uur s avonds waren we ten anker vóór de kampong Komodo in de telok Slawi van het eiland Komodo. We waren Straat Linta doorgevaren, die berucht is om haar pijlsnelle stromingen en zware deining, die van alle kanten tegelijk schijnt te komen. Voorts zijn de doorvaarten daar zeer smal en de riffen groeien er snel aan, hetgeen in sterk bewogen water gemeenlijk zo is. Om kippevel te krijgen. Wel, we ZA GEN stroomlijnen en hier en daar leek op plaatsen een deel van de doorgang bol te staan, waar sterke stroom was. Ook waren er talloze draaistromen, die je, als je van overdrijven houdt, ook draaikolken kunt noemen. Verder speelden hele kudden bruin vissen rondom ons schip, schoten als pijlen ervoor langs, maakten het man- gaanblauwe water schuimend wit en sprongen met hun hele grote corpus metershoog boven de golven uit. Ver der hadden we de stroom mee, geen aasje pijn en het mooiste weer van de wereld. Dat konden we gebruiken om het feërieke landschap naar behoren te kunnen waarderen. De rondingen van alle kustlijnen, de steilheid van vele geven je de indruk dat men bin nenvaart in wat in de oertijd een enor me caldéra moet zijn geweest. Een van de wanden is ingevallen en daar is de zee binnengekomen en maakte van de ziedende massa, die alleen de algeest heeft gezien, een kalm kratermeer van enorme omvang. De pieken van Komodo maken de in druk van een zaag van titanenformaat, nog goed scherp. Ik vond pokken op Komodo en ik vond er negen verse graven. Nog zeven zieken. We bleven er 21/z dag en schoten er een grote wilde karbouwenstier, die al sedert lang de mensen aanviel. Hij werd weldra geconsumeerd en ik zag er ook 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 16