DE AARDE BEEFDE Wonosobo, een zondagmiddag aan het eind van november 1924 Mijn ouders, zus, broertje en ik zaten aan de thee in de achterkamer van "Villa Aurora", toen er iets gebeurde dat ik nog nooit bewust had meegemaakt en dat ik m'n hele leven niet zal vergeten. Er was een onheilspellend geluid dat nau welijks te beschrijven valt. Niet hard en dreunend, zoals je misschien zou ver wachten als de grond plotseling onder je voeten begint te golven, maar een eerst veraf gerommel, steeds luider wordend. Waarschijnlijk mede veroorzaakt door het rammelen van muren die niet zo stevig meer stonden als ze bedoeld waren en het gekraak van hout dat in dezelfde omstandigheden verkeerde. Mijn vader sprong op, pakte mijn broertje bij de arm en mijn moeder en riep tegen ons, dat we onmiddellijk naar buiten moesten. Het was of de golving onder mijn voeten zich voort zette tot mijn hoofd en ik moest er aan denken dat mijn moeder het wel eens had gehad over "licht in het hoofd zijn"; zoiets moest dat dus ge weest zijn. Wij renden als hazen de kamer uit, het achterplatje op over de stoep naar de tuin en daar stonden we dan. Verbijsterd. Het was nu dood stil, alsof de natuur zich even bedacht; we zagen de kokkie en Parem en Ijem en de kornet, die instond voor het blinken van onze oude T-Ford, ook al buiten staan. Mijn vader besteedde de rest van de middag aan Voorlichting bij Aardbe vingen en instrueerde de baboetjes, kokkie en de auto-hulp voor zover ze het zelf al niet wisten. Wij kregen de beurt bij het tweede kopje thee; na verloop van tijd waren we toch maar weer naar binnen gegaan. Hij zei ons nummer één te zorgen "bij volgende gelegenheden" direct naar buiten te rennen en wel naar de achtertuin, want daar hadden we een hele lap tuin, terwijl het huis aan de voorkant vlakbij de straat lag en zodoende ook ge vaarlijk terrein kon zijn. Ik hóór het hem nog zeggen: "Dénk eraan, je hebt best kans dat het nog eens een keer of wat gebeurt, dus schrik maar niet te erg enren naar achter Boemboemboem, nauwelijks waren de woorden eruit of daar begon het weer: we sloegen wit uit en konden direct bewijzen dat mijn vader's wijze lessen niet aan dovemansoren waren gege ven. We hoorden nu ook het onheil spellende geroep van "Lindoelin- doeen dat zit nü nog steeds zo'n beetje op m'n trommelvliezen! Gelukkig werden we die gedenkwaar dige zondag niet meer geplaagd door de golvende aarde en gingen vrij rus tig slapen, om maandag weer welge moed wakker te worden in de nieuwe dag, een ervaring rijker waarover we op school eindeloos konden praten. Om één uur liepen we naar huis en vonden de tafel gedekt voor ons lie velingseten, een heerlijke rijsttafel. Gauw even mampirren in de keuken om van alles weg te kapen onder de vingers van kok vandaan. Dan lekker even hozen in de kamar mandi, schoon goed aan en hoewel ik het van mezelf niet meer weet, zal ik nooit vergeten dat m'n zus haar kanariegele jurk aan had, waar ik bijzonder jaloers op was omdat ze vermaakt was van één die m'n moeder niet meer droeg. Ik vond hem prachtig. We schaarden ons om de tafel die inmiddels gevuld was met de nodige schalen met rijst, sajur en de kleine bakjes met sambalans, pi- Telaga Mendjer met op de achtergrond de Sindoro in de omgeving van Wonosobo. (Foto Satake) sang goreng en krupuk. Ook stonden op een bijzettafeltje een paar enorme glazen kruiken met gefiltreerd water. Nauwelijks hadden we allemaal ons deel op het bord of er gebeurde iets vreselijks. Alles schudde weer, maar zó erg, dat de schokken op de vorige zondag er niets bij leken. Stenen rol den over de tafel, een reuzen brok puin bleef liggen in de rijstschaal, ge weeklaag van de kokkie in de keuken, de kalk vloog ons om de oren en in de ogen, splinters van brekend glas en aardewerk verspreidden zich als rondvliegende speerpunten en dan weer dat akelige, mysterieuze gerom mel! Alles was één ravage. Mijn vader riep weer "Direct naar achter, alle maal", pakte mijn broer en mij aan de hand en sleurde ons via de blakan naar de achtertuin, inmiddels ook roe pend naar de bedienden, die, zoals ik in één oogopslag in het voorbijrennen had geconstateerd, zo'n beetje vertwij feld ronddoolden in de regen van kalk en stof tussen de resten van wat eens een gezellige keuken was. Ook zij waren helemaal binggoeng. Toen we allen tenslotte veilig in de achtertuin waren constateerden we plotseling dat mijn zus er niet was en we werden wel even heel witjes om de neus. Mijn vader rende naar de voortuin en toen de volgende schok zich aankondigde en we de hoeken uit het huis zagen neervallen, dakpannen als veertjes van het dak schenen te waaien, en m'n moeder net begon te huilen om dat haar oudste er niet was, kwam mijn vader met haar aan; hij had haar nog net kunnen wegtrekken van de plaats waar ze als vastgenageld had gestaan, realiserende dat ze 't fout had gedaan, toen de voorgevel het had begeven en volkomen tegen de vlakte was gegaan. Dank zij de kana riegele jurk had mijn vader haar snel opgemerkt en zo voor een ongeluk kunnen behoeden! Ja, daar stonden we dan, ongelukkig en bang wachtend op de volgende na righeden, die zich in de vorm van zwaardere en lichtere schokken al weer snel aankondigden. Heel lang zaam wenden we er een beetje aan; buren kwamen informeren of er niets was "gebeurd" en of er geen hulp nodig was, maar eigenlijk had niemand veel tijd voor elkaar in dit stadium, want telkens weer begon het romme len en stonden we weer, harder of zachter zwevend op wat toch altijd de stevige grond onder onze voeten was geweest, maar ons zo in de steek liet. Wat had ik een "klein" gevoel, niets meer te beweren, helemaal afhankelijk van wat de natuur zou gaan doen, misschien zou de grond wel splijten en bij de gedachte alléén al begon ik een uitgebreid potje te huilen. Intus sen hadden we bekeken wat er nog te redden viel van ons maal, de kok had het e.e.a. opgesteld op het vaste tafeltje in het tuinhuisje. Later vertel de men mij dat Parem en ik, ieder met zo'n grote fles water in de arm snik kend heen en weer liepen. Toen de schokken wat minderden hebben we nog getracht de eetbare resten van de rijsttafel te verorberen, maar van har te ging het echt niet meer Buren kwamen ons nog vertellen dat het grote Diëng-hotel z'n koepel ge heel kwijt was, die was rechts naar beneden gezakt en lag over alle stoe len en tafels in de eetzaal. Slechts één dame had een lichte blessure aan haar knie; alle andere gasten waren nog niet ver gevorderd geweest op de weg naar de eetzaal. De gong voor het eten was net gegaanToeval? ledereen die niet meer in zijn huis durfde, had

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 26