JEUGDJAREN
Wmimm
(XX)
Poirrië
WIE GAAT ER MEE
DOES TRAVEL SERVICE
GROTE VERANDERINGEN
De feeën die bij mijn geboorte, in
april 1907 te Garoet (Java), om mijn
wieg stonden, waren mij bepaald goed
gezind. Zij schonken mij een leven
vol zeer gevarieerde en daardoor on
vergetelijke herinneringen. In mijn le
ven hebben zich - geheel volgens mijn
avontuurlijke aard - steeds grote ver
anderingen voorgedaan. Veel groter
dan onze drie kinderen tot nu toe
hebben beleefd.
Dat begon al in 1911, na het over
lijden van mijn moeder. Mijn vader
had het aanbod gekregen van de Sul
tan van Trenggano (op de oostkust
van Malakka) om tin te winnen (ik
weet geen beter woord) uit een con
cessie in het achterland van Kwala
Kemaman. In verband daarmee bracht
hij mijn tien jaar oudere zuster en mij
naar Padang, waar wij in huis kwamen
bij zijn twee ongetrouwde zusters. De
oudste, tante Nellie, was hoofd van
een school, de tien jaar jongere tante
Titi, deed de huishouding. En ik kan
niet anders verklaren, dan dat ik daar
een heerlijke tijd heb gehad. Onze
tantes hadden een rijtuig met twee
paarden, waarmee tante Nellie van
huis naar school ging en omgekeerd.
Soms gingen we met de beide tantes
in de vooravond "poeter" (rondrijden).
En voorts hielden zij op het ruime erf
rond de grote bungalow (waarvan ik
nog een foto heb), koeien, kalveren,
honden, kippen, etc. Zij leefden, als
ik nu terugkijk, als vorsten en hadden
een stoet van bedienden - een djait,
een kokki, een djongos, een paarde-
knecht, een katjong. In één woord een
bediendenstoet als waarvan A. E. ver
telt in het artikel "De Hoepel" ("Tong-
Tong" van 1 mei 1977).
Maar dat leven duurde hooguit twee
en een half jaar. Toen ging tante Nel
lie (bijna 47 jaar) met pensioen in
Buitenzorg wonen (eveneens in een
grote bungalow) en tante Titi ging met
haar mee. Mijn zuster werd in een
pensionaat te Batavia gedaan en ik...
ging met mijn vader mee de oe-
tan in!
Een avontuurlijk hoofdstuk van mijn
leven brak daarmee aan. Wij gingen
met de "Will-of-the-Wisp" (het Vuur
vliegje) van Singapore naar Kwala Ke
maman, een eenvoudige strandkam-
pong. Daarna ging het schip (een ou
de walvisvaarder, zei mijn vader) met
als gezagvoerder kapitein Morris, ver
der naar Trenggano. Ik ben met dat
schip enkele malen meegeweest als
mijn vader op Singapore moest zijn,
en ik zie het nog voor mij! Was de
wind goed, dan werd aan de voor
mast een groot schoenerzeil gehesen.
Het was een der laatste stoom-zeil-
schepen uit de 19de eeuw.
Vanuit de strandkampong (waar ik
mijn eerste hond, die ik Basta noem
de, kreeg van het kamponghoofd, dat
goed bevriend was met mijn vader)
gingen we stroomopwaarts het binnen
land in. Een lange tocht per prauw,
herinner ik mij. Tenslotte werd ergens
aan de rechteroever van de rivier aan
gelegd, en liepen mijn vader en ik
langs een smal paadje door het oer
woud naar zijn huis. Een machtige be
levenis! En ik, nauwelijks zes jaar oud,
had heel wat te vragen. En dat hin
derde mijn vader erg. "Praat niet zo
veel", zei hij, "anders horen de dwer
gen ons en schieten ze met gifpijlen op
ons". Inderdaad huisden daar, zoals
ik later vernam, pygmeeën, die voor
zeer gevaarlijk doorgingen. Maar ja,
er was zoveel te zienDus weer
vragen en vragen. "Pas op, als 'de tij
gers ons horen", zei mijn vader, "dan
komen ze tevoorschijn!" En even later:
"Kijk uit! Daar heb je het al! Je hebt
in olifantenpoep gestapt! Kijk, je hele
rechterbeen is in die hoop gezakt!
Nou, je stinkt behoorlijk! Ga vlug over
die brug".
En ik, bang voor tijgers, liep over de
brug, die uit smalle stammetjes be
stond, zakte door een opening tussen
twee van die stammetjes met mijn be
vuilde been, enkon dat been er
niet meer uit krijgen! "En wat nu?"
vroeg mijn vader. "Tijgers houden van
olifantenpoep en kleine jongens, dus
Maar zijn geplaag hield op toen
ik begon te huilen. Hij bevrijdde mij,
maar bleef me plagen vanwege mijn
vuile been tot we thuis waren.
Thuis was een hut, opgetrokken uit
dunne boomstammetjes, een omwan-
ding van boomschors en een atap dak.
Er was een zitkamer, een slaapkamer
en een keuken. Er omheen wat open
terrein met huizen van werklui en
"Daar heb je Ali weer met z'n tweede hands
kneusje".
daarna alles oerbos! Baden deden we
in de kali, die vlakbij was.
Wat een leven! 's Nachts hoorden we
wel eens de tijgers om het huis grom
men. Soms kwamen olifanten de pi-
sangaanplant vernielen. Eens werd
een woudreus, vlak bij het "huis", ge
troffen door de bliksem. Op een keer
gingen we naar Pa's vriend, de En
gelsman Killgauer - een zonderling,
die naar mijn vader vertelde, heel rijk
was, maar zich had teruggetrokken
in de wildernis. En om zijn "huis" en
aanplant te bereiken moesten we over
een meer waarop dingen dreven die ik
voor boomstammen hield. Maar mijn
vader zei (en ditmaal was het géén
grapje): "Allemaal krokodillen, jongen.
Beweeg niet te veel." Nég een herin
nering? Wel het flinke pak slaag dat
ik ten aanschouwe van alle koelies
opliep op het werkterrein, omdat ik
een hunner een onwelvoeglijk ant
woord had gegeven. Dat nam mijn
vader niet! "Beleefd zijn tegen ieder
een", placht hij te zeggen. Op een dag,
toen hij, in een goede bui was en dat
weer zei, vroeg ik schertsend: "Ook
tegen de patjets?" Het krioelde name
lijk overal van bloedzuigers. En toen
sloeg hij dubbel van het lachen!
Hoe lang heeft dat alles, dat mij de
liefde tot de ongerepte natuur bij heeft
gebracht, wel geduurd? Ik weet het
niet, maar niet lang denk ik. Want mijn
vader had geen onderwijzerstalent. Hij
vond, dat ik daarom beter naar school
kon gaan en bracht mij naar Ban
doeng, op Java. Daar heb ik heel wat
jaren doorgebracht.
RIJKLOF VAN GOENS
Alles wordt duurder, behalve de reizen naar Indonesië
Belt u eens vrijblijvend om nadere inlichtingen betreffende de vele
reismogelijkheden.
Ook verzorgen wij het vervoer binnen Indonesië; per vliegtuig, maar
ook per trein, bus en auto.
Telefonisch reserveren is mogelijk; vraagt u naar de heer Soebroto
of de heer Ling.
Van Woustraat 115 - Amsterdam - Telefoon 020 -73 21 38 76 30 63
lid ANVR en IATA
31