"Kat op heet zinken dak"
"BAHASA INDONESIA"
BIJZONDERE BOEKEN
P. REGENSBURG
4
Kent U "Kat op heet zinken dak" van Tennessee Williams? U heeft er vast wel
eens iets over gehoord. De titel van dit toneelstuk is voor mij onverbrekelijk
verbonden met een voorval uit mijn jeugd, al moet ik eraan toevoegen, dat ik in
die dagen nog nooit van Tennessee Williams had gehoord. Maar we hadden
toentertijd wel een heet zinken dak, vandaar
Door J. Muh. Arsath Ro'is.
Nieuw, practisch leerboek voor
beginners, van de Bahasa Indo
nesia, in de nieuwe spelling. Ge
baseerd op de gangbare spreek
taal.
Verkrijgbaar bij Boekhandel
TONG TONG f 32,50 f 2,75
porto.
Kort na de Japanse bezetting, die wij,
enkele uitzonderingen daargelaten, re
delijk goed hadden overleefd, ontvin
gen wij een brief uit Batavia, of, zo U
wilt Djakarta, waarin een dringend be
roep op ons werd gedaan, om gedu
rende enkele maanden oom John, een
neef van mijn grootouders, in onze
familie op te nemen. Zijn vrouw Mia
zou dan ook van de logeerpartij zijn.
Oom John, zo verluidde de brief, was
net uit het concentratiekamp gekomen
en de familie wist niet wat te begin
nen met hem.
Natuurlijk was hij welkom bij ons en
nét toen het reizen nog veilig was,
arriveerde hij met zijn vrouw op het
station in Bandoeng.
Mijn grootvader haalde ze af en toen
ze enige tijd later aankwamen bij ons
oude, maar oergezellige huis, stonden
wij kinderen al op hen te wachten.
Niet uit nieuwsgierigheid, maar ge
woon, omdat wij altijd de gasten op
wachtten. Toen de aangekomenen hun
uitgebreide begroetingen hadden on
dergaan, namen wij hen goed op. Tan
te Mia bleek niet veranderd, sinds de
laatste keer dat ze bij ons gelogeerd
had, maar oom John was helemaal
nieuw voor ons. Hij bleek zo lang en
mager te zijn als een lat. Zijn lichte,
vooroorlogse pak zat hem zeker vijf
keer te ruim en het leek ons toe, dat
hij in de meest letterlijke zin van de
honger rammelde. Zijn holle ogen ke
ken een beetje verwilderd en verbijs
terd. Ons was van tevoren verteld,
dat hij erg veel had meegemaakt en
dat er van ons verwacht werd, dat er
geen lastige vragen werden gesteld.
Dat deden we dan ook niet, we pro
beerden zelfs zo hulpvaardig te zijn,
als onze goede zin ons toestond, want
meer doen dan noodzakelijk was, hoef
de nou ook weer niet.
In de komende dagen bleek het, dat
oom John over een zeer goede, tot
uitmuntende eetlust beschikte, met an
dere woorden, hij at ons de oren van
het hoofd. Na een week echter, was
daar nog helemaal niets van te zien,
hij bleef mager op een bijna bescha
mende manier. Het was of er in hem
een allesverterend vuur brandde.
De hele dag liep hij in een verkleurde,
halflange onderbroek door de tuin te
ijsberen. Hij praatte voortdurend in
zichzelf, soms bijna op een ruzieach
tige toon. Soms gaf hij bevelen in het
Japans, maar verder deed hij geen
vlieg kwaad. De bedienden giechelden
om hem, als ze dachten dat niemand
het zag, maar zelf accepteerden we het
als een nawee van de oorlog, die nu
eenmaal overwonnen moest worden.
Na enige tijd, begon mijn grootmoeder
levensmiddelen te missen. Stukken
vis, ontjom en tempéh verdwenen
spoorloos.
Onmiddellijk viel de verdenking op het
grote aantal katten van onszelf en van
de kampong naast ons. Mijn groot
moeder nam haar maatregelen en liet
de baboe voortaan haar ikan gaboes,
ikan terih en andere artikelen op jute
zakken te drogen leggen op het platte
zinken dak van de tuinkamer op de
hoek van het huis gelegen. Daar was
het veilig, tenminste, dat dacht de
goede ziel.
Tot ze op zekere morgen bepaalde
geluiden hoorde, die bij haar het ver
moeden deden rijzen, dat haar etens
waar toch niet helemaal veilig was.
Snel zei ze tegen mij: "Klim eens vlug
op het dak, ik geloof dat die rotkatten
aan mijn vis zitten! Pak een stok of
een paar steentjes, dan gooi je ze
maar van dat dak af, die snertbees-
ten!" Nou dat wilde ik maar wat graag,
ik mocht nooit op de houten ladder
naar het dak staan, laat staan klim
men, dus als het even kon, wat graag!
Onder het slaken van kreten waar veel
grotere beesten bang van zouden wor
den, klom ik rap naar boven.
Wie beschrijft echter mijn verbazing,
toen ik, staande op de bovenste trede,
geen kat vond, maar oom John, uit
wiens zakken duidelijk enkele visstaar-
ten staken. Hij stond me daar bedrem
meld aan te kijken zomaar met zijn
blote voeten op dat hete dak, of het
niets was. Blijkbaar had hij in het in
terneringskamp niet alleen maar eelt
op zijn ziel gekregen, maar ook op zijn
voetzolen. Hij legde bezwerend een
vinger op zijn lippen en ik begreep...
"Enzie je dat rotbeest?" Mijn
Sterren, mensen, kruiden -
Mellie Uyldert 10,
Plantenzielen -
Mellie Uyldert 32,50
Kruiden en gezondheid -
het grote standaardwerk van
geneeskrachtige kruiden -
Maurice Mességué f 37,50
Geheime krachten van de
plant - Brett L. Bolton 19,50
Het verborgen leven van de
plant - Peter Tompkins en
Christopher Bird 24,50
De volkeren der aarde door
gene zijde bezien -
Jozef Rulof f 29,50
grootmoeder stond zich daar beneden
nog steeds op te winden. Na enige
aarzeling zei ik: "Ja, 't is een flinkerd,
maar ik zal hem wel mores leren, hij
wordt al bang!"
Ik siste oom John toe: "Miauwen en
heel zielig ook, oom!" Bijna onmiddel
lijk, het gehoorzamen was hem be
paald niet vreemd, hief hij een klage
lijk gekerm aan. "Klim op het dak en
smijt dat beest eraf," moedigde mijn
grootmoeder beneden aan. Ik begon
te lachen, eerst zachtjes, maar allengs
harder, mijn hele lichaam schudde er
van, de ladder erbij. Mijn ogen begon
nen te tranen.
"Hou je goed vast, als je zo wild bent,
gaat de ladder schuiven!" Tussen twee
hikken door beet ik oompje toe: "Nog
wat meer miauwen, toe dan
Opnieuw weerklonk zijn klagelijke ge
jammer en ik stapte toen op een jute
zak op het dak, terwijl ik, in mijn han
den klappend voorwendde de kat weg
te jagen. "Ziezo," riep ik triomfantelijk
naar beneden, "Die is weg langs de
regenpijp!"
Intussen gebaarde ik uitnodigend naar
deze vluchtroute om de hoek van het
huis. Oom keek me verschrikt aan en
keek bang naar beneden. "Moet dat?'
vroeg hij benepen. "Het moet," zei ik
onverbiddelijk. Bruusk draaide hij zich
plotseling om en stopte, op de valreep
nog vlug wat ikan terih in zijn zak.
Hierna gleed hij wat beverig, maar niet
onbekwaam, naar beneden.
Nog steeds grinnikend klom ik naar
beneden en meldde mijn grootmoeder,
dat de kat toch wel iets van haar voor
raadje soldaat had gemaakt.
Jaren later zag ik oom John terug, kort
voor ons vertrek naar Holland. Hij zal
toen een jaar of tweeëndertig geweest
zijn. Hij was zo'n aardige, lichtbesnor-
de, lange Indischman, met vriendelijke
blik.
Ik kon mij nauwelijks voorstellen, dat
hij dezelfde man was, als die, die in
mijn herinnering voortleefde. Hij was
de jaren van ontbering toch goed te
boven gekomen, vond ik. Er was ei
genlijk niets meer van te zien.
Ja toch één ding, hij kon soms zo ver-
weg kijken en als je dan goed keek,
dan kon je in zijn ogen nog de vonken
zien, van een eens ontstoken vuur