Indische Familienamen
zuster", mevrouw Evers-Van der Heij
den, die misschien de beide broeders
De Stuers verwisseld heeft. Overigens
had de jonge De Stuers reeds een
beroemde zoon, de vermaarde kunst
historicus, eerste Directeur van het
nieuwe Rijksmuseum Victor de Stuers.
De volijverige Hr. Römer heeft nog bij
de Burgerlijke Stand te Batavia een
onderzoek ingesteld, doch daar ont
braken alle gegevens, hetgeen te ver
wachten was. Het Departement van
Oorlog weigerde ook alle medewer
king, ofschoon de Hr. Römer op het
wetenschappelijk karakter zijner na
vorsingen wees.
Terwijl wij dus helaas onvolledig om
trent de juiste afkomst van de gene
raal Van der Heijden zijn ingelicht,
weten wij iets meer omtrent zijn jeugd.
Het kleine Kareltje moet al spoedig in
huis zijn genomen door de scheeps
kapitein J. van der Heijden zijn echt
genote Wilhelmina Siebing. Het meest
waarschijnlijke lijkt mij, dat de vader,
de kolonel H. J. J. L. de Stuers hier de
hand in heeft gehad. Hij wilde zich
niet aan de verantwoordelijkheid voor
zijn zoon onttrekken, hem niet "in de
kampong" laten opgroeien. Daarom
vertrouwde hij hem ter opvoeding toe
aan een fatsoenlijk Europees gezin,
dat weldra naar Europa vertrok. In zijn
positie van hoofdofficier van het Kon.
Ned. Indische Leger zou het hem
moeilijk vallen, in zijn naaste omge
ving een "voorkind" te zien ronddar
telen, te meer, omdat hij nog al eens
van standplaats veranderde. Nog in
1824 was hij resident van Padang ge
worden en vijf jaar later werd hij pro
visioneel chef van de Algemene Staf
te Batavia. In 1830 vertrok hij met ver
lof naar patria, vanwaar hij als gene-
raal-majoor en legercommandant te
rugkeerde. In 1835 ging hij voor goed
naar het vaderland terug. Natuurlijk
zal de scheiding van moeder en kind
veel klachten en tranen gekost heb
ben, doch dergelijke tragische voor
vallen waren in de toenmalige kolonia
le maatschappij helaas heus geen uit
zondering.
Aangenomen, dat vader de Stuers ook
financieel voor de kleine jongen zorg
de, zou dit diens bezoek der Arnhem
se kostschool begrijpelijker maken.
Dergelijke inrichtingen waren ook
toen niet goedkoop en lagen zeker bo
ven hetgeen een pleegvader-scheeps
kapitein voor een nog zo aardig pleeg
kind over zou kunnen hebben. Voor
een legercommandant waren deze
kosten zeker betaalbaar.
Kunnen wij soms verder nagaan, wat
voor soort Arnhemse kostschool door
de jonge Van der Heijden bezocht is?
Een bezoek aan het Gemeente-archief
te Arnhem leverde geen resultaat op,
doch gelukkig vond ik in de aangren
zende Gelderse Bibliotheek een rijk
geillustreerd gedenkboek der Arnhem
se H.B.S. getiteld "Transformatie, Hon
derd jaar H.B.S. Arnhem", met als
binnentitel: "Van Franse School tot
door D. A. Visker
Genealogische inleiding tot de
kennis van geslachten uit het
vroegere Ned. Indië. Met index.
4,95 porto 1,70
BOEKHANDEL TONG-TONG
Wij helpen U GRATIS Inlichtingen te ver
zamelen voor Uw familiestamboom. Wilt
U s.v.p. Uw medewerking hieraan verlenen
door zelf op te geven wat U van de be
treffende familie weet U kunt daarvoor
een model aanvragen. Voegt U altijd een
gefrankeerde, zelf geadresseerde envelop
pe bij I
INDISCH FAMILIE ARCHIEF
Vreelandsestraat 14, Den Haag, tel.
070 - 45 44 06.
Athenaeum1866-1966". Hierin
worden niet alleen de lotgevallen der
thans "Lorentz-H.B.S." getitelde mid
delbare school smakelijk verteld, doch
ook aan de voorafgaande z.g. "Franse
scholen" enige aandacht besteed.
Wij leren daaruit, dat in het jaar 1817
een zekere Coenraad Jacobus de
Jong tot hoofd ener Franse kost
school werd aangesteld. Het was een
stadsschool, uitsluitend bestemd voor
jongens, want daarnaast bestond in
Arnhem nog een stedelijke Franse
kostschool voor jonge Juffrouwen.
De Franse kostschool van C. J. de
Jong bestond nog in 1840, en aange
zien de twaalfjarige Van der Heijden in
1838 voor het toenmalige "middelbaar
onderwijs" in aanmerking kon komen,
moet hij toen wel deze enige school
van die aard te Arnhem hebben be
zocht, tot hij er reeds in 1841 genoeg
van kreeg.
Op deze Arnhemse jongeherenkost-
school moet de jongeling, die naar zijn
pleegvader Van der Heijden werd ge
noemd, behoorlijk onderwijs genoten
hebben, zodat hij in 1850 het officiers
examen kon afleggen. Bovendien zal
hij er Frans geleerd hebben, hetgeen
hem, toen hij in 1866 de Franse leger-
manoeuvres te Chalons-sur-Marne bij
woonde, goed van pas zal zijn geko
men. Hij schreef er zelfs een rapport
over. Toch was hij geen knaap, die
veel voor lang studeren voelde. Het
is aannemelijk dat het voorbeeld van
zijn vader, die hem niet als zoon had
willen "erkennen" en dat van zijn oom,
beiden vooraanstaande militairen, hem
steeds voor ogen heeft gestaan, zodat
reeds vroeg de lust bij hem ontwaakte,
deze bloedverwanten zo mogelijk te
evenaren. Met de pogingen daartoe
heeft hij reeds spoedig een begin ge
maakt, doordat hij al op 2 juli 1841,
dus toen hij pas 15 jaar oud was,
als soldaat tekende voor zes jaren
zonder handgeld bij het Algemeen
Depot der Landmacht. Op de 12e
augustus van dat zelfde jaar werd hij
korporaal-titulair, wel in verband met
zijn uitvoerige schoolopleiding, en
reeds vier dagen later ging hij te Nieu-
wediep scheep aan boord van het zeil
schip Oost-lndia-packet, met bestem
ming Batavia. Daar zette hij op 24 no
vember 1841 voet aan wal. Zijn roem
rijke Indische militaire loopbaan was
begonnen.
Wij zouden hier kunnen eindigen, doch
dienen nog de vraag onder de ogen
te zien, wat Van der Heijden met zijn
"familie" bedoelde. De uitdrukking
komt, gelijk wij zagen, voor in het Aan
hangsel op zijn Memorie, die hij in
1882 te boek stelde en op ruime schaal
verspreidde, doch niet in de handel
bracht. Het boek verscheen te 's-Gra-
venhage in het jaar 1882 bij de uitge
verij Henri J. Stemberg.
Op de eerste bladzijde van dit aan
hangsel beklaagt de generaal zich o-
ver de verdachtmaking, waarvan hij op
die 18e november 1881 in 's Lands ver
gaderzaal het slachtoffer zou zijn ge
worden. "Juist daarom heeft men toen
gaarne aangenomen, dat ik een ge
boren wreedaard moest zijn, in staat
tot onmenselijke daden". Hij zinne-
speelt hier op het verbranden van At-
jehse kampongs en de mishandeling
van dwangarbeiders, waarvoor hij ver
antwoordelijk werd gesteld.
Verontwaardigd vervolgt dan Van der
Heijden: "Ik wensch hier nu in geene
opsomming te vervallen van de laster
lijke geruchtengeruchten waarbij
zelfs mijne familie niet onbesproken
werd gelaten".
Wie bedoelt hier de generaal met "mij
ne familie"? Zijn pleegouders of zijn
natuurlijke ouders? Vermoedelijk geen
van beiden. Het komt mij voor, dat de
lasteraars het op de "onechte geboor
te" van de generaal gemunt hadden,
waarover deze slechts in bedekte ter
men vermocht te schrijven. Door deze
gemengde en onwettige afstamming
zou hij dan een geboren wreedaard
zijn geworden I
Deze lasterpraat is m.i. even laaghar
tig als dwaas. Het is zeer verheugend,
dat hij tijdens het leven van Van der
Heijden slechts zelden is geuit en ter
sprake is gekomen. Steeds is de grote
generaal door iedereen op de handen
gedragen. Sedert zijn pensionering is
hij met eerbewijzen overladen! Na op
de meest eervolle wijze te zijn ontsla
gen, werd hij benoemd tot Ridder der
Eerste Klasse van de Gouden Leeuw
van het Huis van Oranje, en Ridder
Grootkruis der Orde van de Eike-
kroon. Hij werd aangesteld tot tweede
Commandant van het Koloniaal-Mili
tair Invalidenhuis Bronbeek bij Arn
hem, zodat hij niet geheel stil behoef
de te zitten. En toen op 6 september
1898 H.M. Koningin Wilhelmina in de
Nieuwe Kerk te Amsterdam werd in
gehuldigd (niet gekroond, zoals de
volksmond het wilde), mocht de 72-
jarige generaal het rijkszwaard dragen,
zoals een halve eeuw later een andere
(lees verder volgende pagina)
7