ra
R
1 m
PI
1
.M
Rini Carpentier Alting
i
l
i
_b
(i)
Beste George,
Wat leuk dat je opbelde voor mijn ver
trek hierheen, allemachtig aardig. Je
vraagt nu hoe het met mijn vinger
gaat, welnu, dat is bijna over, het was
niet zo erg. Je staat hier aan talloze
gevaren bloot, die je vroeger niet voor
mogelijk had gehouden. In Holland
kan je alleen maar door een auto ge
mangeld worden als je op de fiets zit,
of er onder gaan liggen, over een pi-
sangschil uitglijden of nog onfrissere
zaken die je daar veelvuldig op stoe
pen aantreft.
Zo is mijn ervaring met waterputten
gering, in Semarang hadden we zo'n
ding niet. Ik herinner me wel in het
oude huis in het Rozapark, een pomp
in de bijgebouwen, ergens tegen een
muur, zo'n heen en weer apparaat,
waarvan er hier ook wel te zien zijn,
zelfs een gezien met een draaiorgel
rad. Het mooiste zijn toch de noria,
een uitvinding nog van de Moren, die
hier eeuwen gewoond en gezwoegd
hebben en het eiland voorzagen van
een bevloeiingssysteem. Het is een
oeroud, houten scheprad waaraan een
soort aarden bloempotten bevestigd
zijn, een zeer ingenieuze constructie
die door een geblinddoekte ezel of
muilezel steeds maar rondgedraaid
wordt en waarmee helder water wordt
opgediept. Er zijn er nog wel een paar
te vinden, maar de meeste verkeren
in een verregaande staat van verval,
jammer. Het doet ook een beetje den
ken aan het reuzenrad op de kermis,
waarvan ik eens las dat het ook een
Turks rad heet, wie weet hebben zij
het indertijd uitgevonden?
Maar ik zou van die gevaren vertellen,
te beginnen bij de put. De onze staat
bij de keuken, op het terras, een
prachtexemplaar, omrankt door grote
trossen Morning Glory, van die blau
we klokken, en de katrol hangt aan
een heel oude, kromme stam van een
olijvenboom, grijs en gegroefd van ou
derdom. Bij die put staand heb je een
onvoorstelbaar schitterend uitzicht o-
ver velden, amandelboomgaarden, een
dorp op een heuvel en dan heel in de
verte de stad met baai en bergen, heu
vels verder weg nog. Het water putten
is zo'n routine geworden dat ik alleen
nog maar naar dat uitzicht staar, touw
over de katrol laat rennen, het emmer
tje met een onderaardse klèng in de
put op het wateroppervlak davert en
als het dan kieling-kielong naar de
diepte deint geniet ik van dat panora
ma, zonder verder erg op te letten.
Daarin nu schuilen de gevaren. Ten
eerste: kijk ik in de put, dan is de
If
kans groot dat het halve brilletje in
de put valt, wèg brilletje natuurlijk.
Verder is het niet denkbeeldig dat
eens het touw zich om mijn enkel
slingert en ik met een grote zwiepert
de put inga, emmertje achterna. Met
die vinger ging het ongeveer net zo
laat de emmer zakken, vier het touw
door de inmiddels vereelte rechter
hand, leid de zaak losjes met de lin
kerhand, tjak I I wijsvinger schiet de
katrol in. Nou ja, na enig rukken was
hij weer bevrijd, maar tochhij
bleef een paar dagen dik en rood,
rondom de nagel ziet het nu zwart en
paars, erg onhandig bij de dagelijkse
arbeid.
De vergezichten hier zijn fantastisch.
In het begin viel het me op dat ik ver
leerd was in de verte te kijken en te
zien ook. In Indië kijk je altijd vèr, er
is een verte, vele zelfs. Na jaren zon
der verten merk je dat je niet eens
meer de blik de ruimte geeft. Toen we
nog in het huurhuis woonden hadden
we een magnifiek uitzicht op de ber
gen, met heuvels en glooiende, be-
boo.mde grashellingen. Vanuit een be
paald raam keek je regelreqht het pa
radijs in. Het moet er beslist zo uitge
zien hebben. Het lag achter een hoge
muur, en een sinaasappelboomgaard.
(Sinaasappels en citroenen overigens,
hebben tegelijkertijd bloemen, vruch
ten en rijpe vruchten tussen het blad.)
Op die glooiende weide, tegen een
achtergrond van rotsige bergen, staan
wat schaarse, grote bomen, er grazen
wat stille schapen, maar Adam en
Eva heb ik er niet gezien, die waren
al vertrokken. Als je nu nadenkend de
blik uit het raam liet zwerven, keek je
rechtstreeks in dat paradijsje, heerlijk,
van nadenken kwam dan niet veel
meer terecht.
Laatst hebben we het voormalige var
kenshok, of zo iets onduidelijks, met
de hulp van Pepe afgebroken. Aan alle
kanten renden op tokèhs gelijkende
creaturen ijlings naar een veiliger
heenkomen. Pepe beweerde dat zijn
"pello en punto' stond en mijn Spaans
mag dan nog zeer gebrekkig zijn, maar
mijn pello stond beslist ook en punto.
Deze 'dragones' zijn minder aardig dan
onze vertrouwde tjitjaks. Die avond
zat er dan ook prompt een in de
slaapkamer. Met enige drukte en wat
woorden, maar nog meer door ge
zwaai met de meegebrachte sapoelidih
is het beest vertrokken, maar toch
Met een slaaphoofd de volgende mor
gen de jaloezieën van het keukenraam
openend, rende het mormel opgewon
den en bepaald belligerent, ik meen
zelfs briesend, maar dat weet ik niet
zekerde keuken in en verstopte
zich meteen achter een dikke balk
tegen het hoge plafond. Koffie op het
terras interesseerde me toen meer, en
door de drukte geen tijd gehad nog op
het geval te letten, maar een uur later,
keukenkastje open, en ja hoor I I -
daar zat hij, net een mini-krokodil en
ik had juist dat enge verhaal over die
tokèh in Tong Tong gelezen. Gelukkig
wist de goede Hendrik er raad mee,
met een lap of zo iets.
Overigens genoeg binatangs hier o-
veral, in alle ontwerpen en uitvoerin
gen, ook de bekende miljoenpoten en
verder een soort prehistorische tank
met pootjes, als je eraan komt rollen
ze zich op tot een balletje, erg handig
voor verder transport met de sapoe
lidih. Dat was anders toch één van
mijn betere invallen voor we verhuis
den, een sapoelidih gaan kopen. Toen
ik er mee op straat stond en hem on
der de snelbinder frommelde, kwam
er een mevrouw langs en ze zei ver
tederd: 'Een sapoelidih, een echte.'
Zo zie je maar, zelf zo iets kan een
mens vertederen. Begrijp anders niet
waarom die dingen hier niet gemaakt
worden, palmen genoeg, misschien
niet het goede soort voor deze lidhis?
We hebben nu ook elektriciteit. Alles
werkt en functioneert: licht, stromend
warm en koud water, en de centrale
verwarming, die we nu nog niet nodig
hebben natuurlijk. Helemaal geweldig
was dat nog dezelfde da_g iedereen
kwam om alles te controleren: de
loodgieter, de elektricien, de verwar
mingsman. Er lekte weinig, ook de
radiatoren waren in orde, behalve die
in de kamer waar het hoogpolige, wit
te, nylon kamerbreed tapijt ligt. Eerst
drupte hij niet noemenswaardig, maar
ineens kwam de monteur langs draven
en meldde dat er een 'calamidad' was.
Nou, het gutste stromen roestwater
waar de hele handdoeken voorraad
niet tegen bestand was. Maar mild ge
stemd door de luxe van elektriciteit
hebben, en het woord 'calamidad', dat
toch zo aardig klinkt voor zo iets el
lendigs eigenlijk, kon ik er niet eens
zo erg kwaad om worden. Toestanden,
maar alles is verholpen, je ziet er niet
veel meer van, en bovendien als je
je zo iets aanschaft is dat gewoon om
moeilijkheden vragen.
De twee jonge poesjes hebben er ook
al een paar keer lief op zitten plassen
- 'het zakt zo heerlijk weg' - vonden
ze.
Beste George, dit was het voor van
daag, laat je nog eens iets van je
horen, ja? Tot ziens, dag
14