Si Hitam (III)
a^HET geluk van het jagen
"De jacht behoort tot het zuiverste
Kjiiöf repertoire van het menselijk geluk."
li AA Ortega Y Gasset
l(»-/ \'ll
door J. J. A. LA BASTIDE
Een maand later werd ik overgeplaatst 200 km naar het zuiden; in de buurt van
Kisaran. Daar bleef ik de daaropvolgende drie jaar tewerkgesteld. Ik schoot
in die periode, naast misschien 150 zwijnen, ook nog vier tijgers. Maar in al
die tijd kon ik, in de trant van kapitein Ahab en Moby Dick, Si Hatam niet
vergeten
Ik wist dat hij nog leefde.
Ik wist dat onze uiteindelijke confrontatie nog moest komen.
Velen die dit lezen, zullen het waarschijnlijk niet geloven; maar de oudere ja
gers onder U en de echte Indo's, misschien wel. Het was eenvoudig waar.
Na drie jaar keerde ik terug en het
eerste dat ik deed was Djamin uit een
ploeg lalangjagers trekken, bij wijze
van spreken bij zijn nekvel en hem
opnieuw bij mij re-installeren als tuin
man annex spoorzoeker-pawang en
(helaas) stroper. Niet dat hij deze
laatste activiteit ooit had gestaakt,
maar nu kon hij tenminste met slechts
een geringe verdraaiing van de waar
heid tegen zijn "collega's" zeggen:
Ik ben de officieel aangestelde jager
spoorzoeker van de pak assistèn!
Wij waren overigens erg blij elkaar
terug te zien. Zelden heb ik (althans
in die tijd) een Indonesiër gekend,
zó vrij van valse bescheidenheid, zó
openhartig en met zo veel gevoel voor
humor, als mijn Sundanese vriend.
Een van de eerste vragen die ik stel
de was natuurlijk:
"Apakah chabar Si Hitam?"
Het bleek dat Djamin, toen hij twee
weken geleden via de "grapevine"
gehoord had dat ik terug zou komen,
grondig zijn huiswerk had gedaan.
Met een twinkeling in zijn ogen ver
telde hij me het laatste nieuws. Een
jaar na de ongelukkige drijfjacht was
Si Hitam af en toe weer gesignaleerd.
Maar hij was een solitair geworden;
sterk vermagerd; blijkbaar uitgestoten
door één van de jongere en veel be
ter gewapende evers van zijn voorma
lige kudde. Maar toch werd hij vrij
geregeld gezien, een eenzame donke
re schaduw in de avondschemering,
steeds in de buurt van het fatale ra
vijntje. Soms ontmoetten de arbeiders
hem midden op de ondernemingsweg,
doodstil, alsof hij op iets of iemand
wachtte. De mensen maakten dan een
wijde boog om hem heen door de aan
plant, maar hij was nooit agressief. Ik
voelde het in mijn botten; ik was het;
hij wachtte op mij. Moby Dick, wach
tend op kapitein Ahab!
Maar de (jacht) zaken waren er niet
eenvoudiger op geworden. Er was nog
maar één geweer per onderneming
toegestaan, en deze, een zestien, wel
liswaar in beheer bij een vriend, was
moeilijk in handen te krijgen voor een
16
"onnodig varkensjachtje", zoals de di
rectie dat zou opvatten.
"Siapa jang mempunja sendjata, Dja
min", vroeg ik op een avond bij Ah
Mang (die mij letterlijk had omhelsd,
toen ik terugkwam).
"Tjuma Abu sadja, pak", antwoordde
deze, met een schichtige blik, aange
zien hij wist hoe ik over Abu (een half
bloed-Chinees) en zijn geweer (een
antiquiteit uit de vorige eeuw) dacht.
Ah Mang verslikte zich in zijn bier en
het duurde even voordat ik hem met
kloppen op de rug weer op adem had
gekregen. Daarna liet hij soto aanruk
ken om weer wat tot rust te komen,
(Als Ah Mang geschokt was geworden,
dan was eten het enige om weer bij
te komen).
Ik liet me de soto eveneens goed sma
ken. Na tien minuten:
"Nee, niet Abu, dan ga ik liever met
tombak en parang", antwoorde ik. Ah
Mang keek, als door de donder ge
troffen, op van zijn soto en stotterde:
"Pa...pa...rang?", rijstkorrels en kede-
lébonen over de tafel heensproeiend,
"Het is een grapje, mijnheer?"
"Een grapje, Ah Mang", stelde ik mijn
dikke vriend gerust. "Wees zuiniger
met je eten, straks word je nog ma
ger."
Ah Mang vervolgde met eten, maar
hij schudde zijn hoofd, met een trieste
uitdrukking in zijn ogen; "Abu, de
schurkcultuurloze Sundanees...
...parang!" Hij dronk zijn glas leeg,
boerde stevig op en zei: "De wereld
is niet meer zoals vroeger, mijnheer
niet meer zoals vroeger." Hij
besloot met een tweede boer, die knal
de als een geweerschot.
Een paar dagen later kreeg ik echter
een idee, dat ik (toen) als lumineus
beschouwde: Een boog; een stalen
kruisboog
Ik stapte naar onze chef Bengkel (een
Engelsman, getrouwd met een Indone
sische). Een brave man, die echter
voortdurend overhoop lag met de
voltallige directie van onze maat
schappij. Vraag me niet waarom.
Deze, na heel wat overreding, teke
ningen, een etentje in Medan, een krat
bier (thuis bezorgd), deed eindelijk
zijn waardevolle diagnose:
"Not altogether and absolutely crazy."
Toegegeven, hij was op dat ogenblik
aardig beschonken, maar kon (de vol
gende dag) nu toch niet meer terug
krabbelen.
Hij maakte een werktekening van een
eenvoudige, maar efficient lijkende
kruisboog. Als de boog zelf moest een
gedeeltelijk afgevijlde jeepveer dienen;
als snaar een dunne stalen kabel en
voor pijlen aangepunte ijzeren lasstaaf-
jes. Het trekkermechanisme was even
eens simpel; een U-vormige nok, een
hefboompje met pen en de eigenlijke
trekker. Speciaal gesmeed. Het enige
dat nu nog mankeerde was een aange
paste kolf en voorhout. Deze werd op
mijn aanwijzingen uit één stuk hout ge
maakt door de ondernemingstimmer
man.
Tenslotte zette de chef Bengkel eigen
handig het tuig in elkaar. Op een och
tend in December bekeken wij met
voldoening het resultaat.
"Next what?" vroeg ik aan de chef.
"Next pull the string, put in the arrow,
and shoot."
"Just like that?", vroeg ik.
"Just like that," bevestigde de chef.
Ik begon aan de snaar te trekken, de
kolf tegen mijn maag, maar kon niet
verder komen.
"Just like that", kreunde ik en liet de
dunne kabel los. Maar dat was een
vergissing, want de half gespannen
stalen veer sprong terug en sloeg de
achterkant van de kolf met dreunend
geweld in mijn maag.
Ik bleef wel vijf minuten krom staan
en de tranen liepen mij uit de ogen.
"Look", zei de chef, "this instrument
has been made for a man, of course",
nam de kruisboog van mij af, zette het
voorhout-einde op de grond, bukte
zich en spande het ding alsof het een
katapult was. (Ik vergat nog te vertel
len dat de chef twee meter groot was
en anderhalve meter breed.)
"Now", vervolgde hij, één van de 25
cm lange ijzeren pijlen in de speciale
gleuf in het voorhout leggend, met
het achtereind in de U-vormige nok,
"one uses it like this." Hij zette de
kolf aan zijn schouder, richtte op een
nabijstaande flamboyant met een hal
ve meter dikke stam en haalde de trek
ker over.
Het resultaat was werkelijk spectacu
lair. Met een scherpe "twang" ver
dween de pijl voor bijna zijn volle
lengte in het hout! Zelfs de chef sper
de zijn ogen wijd open.
"We'll have to cut the d...mn tree
down to retrieve your arrow", zei hij
peinzend.
"That won't be necessary", zei ik haas
tig, "I've got plenty of arrows."
"You gonna murder the whole bl...y
staff?" vroeg de chef hoopvol.
"I'll send you another case of beer",
antwoorde ik, mij wegspoedend.