Weerzien met Semarang (II)
Voordat we onze tocht naar de Borobodur aanvingen, reden we nog door een
paar straten, waar ik voor mijn album plaatjes wilde schieten, o.a. op Bangkong
van de Zusterschool (Franciscanessen), waar ik mijn MULO-tijd heb doorge-
fladderd en waarvan ik mij menig strafwerkthema zeer goed herinner, van
zómaar een huis, van de St. Josephschool, nu Sekola St. Jusuph geheten, van
ook zomaar een paar straten, die mooi zijn uitgevallen en waarvoor ik van mijn,
wat fotografie betreft, zeer kritische zoon een compliment kreeg.
Intussen waren we weer op Bodjong
beland, we namen de route over Kali-
sarie, waren dra in Nieuw Tjandi en
langs de Parallelweg ook wel de
Hangmat geheten, kwamen we rechts
afgaand uit op Djatingaleh, en prompt
zag ik me daar weer staan voor de
Kazerne wachtdoende Jap. Omdat ik
heel verontrust naar een dikke bob
bel in de voorband van mijn fiets keek,
had ik de Jap niet gauw genoeg in de
lobangs en verzuimde de Keré, ofte
wel diepe buiging te maken. Meestal
kéék de dienstdoende Jap niet eens,
maar deze keer was hij of zeer uit zijn
hum, of het was een dienstklopper,
die je onder alle volken wel zult
hebben; kortom ik was de pineut,
want op heel boze toon beval hij me
af te stappen en met fiets en al moest
ik voor straf in de brandende zon
naast hem staan. Wat mij het ergst
verontrustte en waar ik letterlijk en
figuurlijk voor zweette (heus transpi
reren is een netter, maar te eufemis
tisch woord) was mijn contrabande,
nl. zes pakjes roomboter, die ik naar
de stad moest smokkelen en daar
verkopen. In die tijd woonde ik nl. in
Banjoemanik, een stadje of dorp tus
sen Srondol en Oengaran. Na twee
uur mocht ik verder zonder dat mijn
bérang werd nagekeken. Vrouw For-
tuna was me ondanks alles toch wel
gunstig gestemd, want de dame, waar
ik de boter moest bezorgen, had be
grip voor de situatie en betaalde de
volle mep voor de mèlène boter en ik
kreeg mijn "winst", wat meteen in
"eten" werd omgezet.
We reden door en waren al gauw op
de GOMBEL, met knoertgrote letters
las ik de naam bij het tankstation,
waar we stopten voor een paar foto's.
Welke Semaranger op vrijersvoeten
herinnert zich de Gombel niet. Immers
op vele strategische punten zijn daar
bankjes (ze zijn er nog I geplaatst
om daarop gezeten te genieten van
het mooie panorama, dat zich daar
aan je oog ontvouwt; ik kan me niet
anders dan zo uitdrukken. Hoeveel
liefdeswoordjes zijn daar niet'gefluis
terd, hoevele kusjes zijn er niet ge
wisseld, vooral als de maan dan heel
discreet achter een wolkje verdween.
Waar of niet????
Nou voor mij wel hoor, en hoe
We passeerden Srondol, Banjoema
nik, lieten Oengaran achter, om in
Salatiga te stoppen, want mijn haviks
ogen, als het om zalige snoeperijen
gaat, hadden op tijd een warong ont
dekt, met dampend warme koppie
toebroek en dito pisang goreng. Wat
een smulpartij was het. Mijn zwager
en broer die elkaar als chauffeur af
losten waren ook blij met deze wat
langere onderbreking. We hadden de
tijd voor ons zelf en haast was er he
lemaal niet bij.
Op Ambarawa heb ik van de tandrad
baan zowel van Semarang als van de
Mendoetkant een plaatje geschoten,
ook wonderwel heel mooi gelukt.
Eindelijk bereikten we dan ons DOEL,
de BOROBUDUR. Als kind was ik er
al eerder geweest, maar wat doet zo
iets machtigs je als je nog maar een
jaar of tien bent, dus het bleef een
belevenis. Meteen al nog vrij ver van
de voet, als ik het zo mag uitdrukken
werden we geconfronteerd met aller
lei eettentjes en tientallen kraampjes
met souveniers, die ze daar aan de
man probeerden te brengen, natuur
lijk tegen exorbitant hoge prijzen. Op
mijn saja tida milliondollarbaby (wat
ze wonderbaarlijk wel begrepen) gin
gen de prijzen meteen voor een derde
naar beneden, maar ik bleef tawarren.
Aan de restauratie van deze gigan
tische tempels wordt nog steeds heel
intensief gewerkt, te oordelen naar
de vele stellages, die er rondom de
Borobudur staan.
Er waren die dag heel veel touristen
en hoorde je in navenant vele talen
de bewondering, die er sprak uit hun
opmerkingen. Voor mij uit liep een,
niet zo jong meer, stel, die ik voor
Amerikanen had gehouden, totdat zij
fegen hem zei; "Pang, eet jij straks
maar nasi goedig en geen petjel, an
ders spookt je maag weer." Nou,
meteen liep ik al naast haar en vroeg:
"OOK MET VAKANTIE" en gaf ze
als antwoord; "Ja, ik ben hier in Jog-
ja geboren op de Suikerfabriek K.P.
Mijn vader was er Machinist en
Voor dat ze nog meer kon zeggen,
interrumpeerde ik: "Omaar dan
bent U Ellie Hwaarop zij weer
"Ja, dat klopt, maar wie bent U dan?"
Enfin, het kwam er op neer, dat ik
meteen uit de doeken deed, dat ik
haar als baby van een maand of acht
op de onderneming had gezien, toen
we alle jaren onze grote vakanties
altijd of de fabriek mochten door
brengen bij een oom en tante. Mijn
Oom had toezicht op de suikerriet
velden.
"Pang" werd officieel aan mij en de
anderen voorgesteld, ze waren dus
ook met vakantie met een reisgezel
schap en ze deden vandaag de Boro
budur. Ook zij was er als heel jong
kind geweest, maar hij was Soerabai-
aan en kort voor de Jappentijd zijn ze
naar Australië geëmigreerd en wonen
sindsdien daar. Dus voor Pang was
alles nieuw.
Natuurlijk aten we in hetzelfde tentje
onze goedig, petjel, nasi opor en wat
dies meer zij; wisselden adressen en
namen toen zij eerder weg moesten,
afscheid en het leek, of we elkaar al
jaren kenden. Eigen toch wel, van
mijn kant bekeken althans.
We gingen ook verder naar Jogya,
kochten wat zilver en batiks en gin
gen toen weer terug naar Semarang,
naar ons hotel op Seteran.
Na een heerlijk bad, bestelden we
eten op de kamer en besloten vroeg
naar bed te gaan. Hoewel dood-moe,
konden we op een fantastisch fijne
dag terug kijken.
Morpheus wenkte verleidelijk en het
duurde niet lang, of ik sliep als een
roos I Toch
KENÈS
RECTIFICATIES
1. In het gedicht van Johan Fabricius
(T.T. 2, pag. 17) staat een Papoea met
"een machtige bos van kroezend haar,
de platte neus doorboord en met een
varkenshaar gesierd". Hoe, inplaats
van een varkenstand, een varkenshaar
in 's mans neus terecht is gekomen,
weet alleen de zetter. We prefereren
de tand, evenals Johan Fabricius.
2. Op .blz, 8, bovenaan, het artikel over
Generaal v.d. Heijden, staat "schout
bij nacht Helfrich". Dit dient ten rech
te te zijn: luitenant-admiraal Helfrich.
3. Op dezelfde pagina staat over "Ve
getables of the Dutch East Indies",
als auteur vermeld Dr. J. J. Ochse. Dit
had moeten zijn J. J. Ochse. De schrij
ver was geen academicus. Hij genoot
zijn opleiding aan de Tuinbouwschool
te Boskoop. Voor de oorlog werkzaam
bij het Dept. v. Ec. Zaken, Batavia.
(Deze informatie ontvingen wij van
Dr. Mr. H. F. W. Luiking.)
We moesten even denken aan het
Romeinse spreekwoord:
De baard maakt de wijze niet.
4