TOEANKOE HASJIM BANGTA MOEDA de Atjehse generaal Als leider Van het verzet tegen de Nederlanders heeft Toeankoe Hasjim een overheersende rol gespeeld. Behorende tot de naaste familie van de Sulthan van Atjeh, Sulthan Alaidin Ibrahim Mansur Sjah, werd hij door deze op 8 jarige leeftijd grootgebracht en reeds tijdens zijn groei naar volwassenheid ontpopte hij zich als een dappere en schrandere jongeling, welke het vertrouwen genoot van de Sulthan. Schilderij van Toeankoe Hasjim Moeda In het jaar 1860 bevond Toeankoe Hasjim zich reeds in ZO. Atjeh, om het verzet tegen de opdringende Hol landers te organiseren. (Tamiang) Maart 1873 landde de 1e expeditie bij Meuraksa (Westelijk van de monding van de Atjeh rivier) en spoedde Toe ankoe Hasjim zich met zijn legers naar de Hoofdstad des lands. Als verdediger van de vorstelijke ver blijfplaats van de Sulthan was aange steld Panglima Teukoe Imeum Loeëng Bata. De Koeta Peukan Atjeh (Atjeh se marktplaats) werd toevertrouwd aan Panglima Teukoe Panglima Po- lem, overgrootvader van de huidige Resident van Groot-Atjeh, Teuku Bachtiar P. Polem S.H. De verdediging van de grote Mesigit werd geleid door Toeankoe Hasjim Bangta Moeda zelve. Generaal J. N. R. Kohier sneuvelde voor de grote moskee, en de 1e expeditie trok zich terug. Toeankoe Hasjim begaf zich daarop naar de monding van de At jeh rivier, en vestigde aldaar, nabij het graf van Teungku Siyah Kuala zijn Hoofdkwartier. Van hieruit organiseer de hij de verdediging der verschillen de Atjehse forten. Generaal van Swieten, Commandant van de 2e Atjeh-expeditie zou over hem schrijven: "Toeankoe Hasjim trad naar voren als een geboren en talent volle leider, welke mede door zijn af komst, zijn tactisch inzicht en besluit vaardigheid een voorname rol speel de in de georganiseerde tegenstand der Atjehers." Toeankoe Hasjim wachtte van Swie ten op in het gebied ten Westen van de Atjeh rivier, waar de 1e expeditie geland was. Toen hij merkte, dat nu ten Oosten van deze rivier aan land werd gegaan, wijzigde hij zijn strate gie en versterkte de Oostelijke ben- tengs. (o.a. Kota Musapi) Tijdens onze bezetting van Peunajong (Oostoever Atjeh-rivier) viel hij van 2 zijden aan, teneinde te verhinderen, dat wij een brug konden slaan over de Atjeh-rivier om bij de Kraton te komen. Tegelijkertijd versterkte hij de verdedigings-linie bij Kota Gunungan teneinde de "Dalam" (kraton) te be schermen. 24 januari 1874 viel de Kraton. T. Has jim trad nu op als wnd. Sulthan, ge zien de jonge leeftijd (6 jaar) van Sulthan Muhammad Daud Sjah. Onderwijl verhevigde Toeankoe zijn aanvallen op de Nederlandse troepen, en trad op als coördinator in het ge hele gebied van Groot-Atjeh. In een latere periode verplaatste T. Hasjim zijn zetel naar Keumala, van waaruit hij Teukoe Oemar aanstelde als Panglima (krijgsoverste) voor de Westkust van Atjeh en Teungku Tjhik di Tiro Muhammad Saman als aan voerder van het Islamietische strijd- leger. Swensen, een Deen, reeds lang woon achtig in Atjeh en aan van Swieten toegevoegd als adviseur, betitelde Toeankoe Hasjim als: "De Atjehse generaal". De Atjehse journalist Teukoe Tjoet Mohd. Hoessin (Tjoetje) prijst in een artikel in het locale dagblad "Palapa" het faire oordeel van de schrijver J. F. B. Bruinsma in zijn boek: "De ver overing van Atjehs Groote Mesigit", welke daarbij vermeldt: "Toeankoe Hasjim was daarbij een man van ge boorte en de bevelhebber onzer vij anden, de dappere en beleidvolle ver dediger van Mesigit, en wij eindigen met de mening uit te spreken, dat, zo hij niet geleefd had, wij vermoede lijk reeds jaren in het rustige bezit van Atjeh zouden zijn geweest." De zoon van T. Hasji.m, T. Radja Keu mala zou zich eerst in 1903 onder werpen bij Kapt. Colijn te Lho' Seu- mawé. Twee kleinzonen van T. Hasjim zijn Toeankoe Abdul Djalil, nu beheer der van het Atjeh-Museum en Toean koe Hasjim S.H., advocaat te Medan. De journalist Tjoetje merkt verder op; "Als tijdens het Bestuur van Gouver neur Ali Hasjmi, nu Professor, het graf van de Atjehse Prinses Tjoet Njak Diën (echtgenote van Teukoe Oemar) te Soemedang (W. Java) gerestau reerd is kunnen worden, wanneer zal het huidige Bestuur van Atjeh de eer ste steen leggen tot rehabilitatie van het graf van Toeankoe Hasjim Bagta Moeda te Padang Tidji, alwaar hij in 1897 zijn laatste adem uitblies. Alleen een groot volk vereert zijn helden, en laten wij iets doen, wat goed is voor de geschiedenis, voor ons, die nu nog leven zowel voor die genen, die ons zijn voorgegaan bij de verdediging van dit geliefde land. J. H. BRENDGEN Eenvoudige graf van Toeankoe Hasjim Bangta Moeda te Padang Tidji. (foto 1974). Links zijn kleinzoon Toeankoe Abdul Jalil. (foto Br.) 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 7