Lieve meisjes voetballen ook! IK HERINNER MIJ MANTAN Wist u dat Bandoeng in de jaren 1928 een dames voetbal club had? De clubs behoren tot de bekende voetbalverg. U.N.I. (Uitspanning Na Inspanning) en Sidolig (Spelen In De Open Lucht Is Gezond) De beide foto's werden genomen tijdens een wedstrijd tussen deze ploegen en wel op het UNI terrein aan de verlengde van KI. Lengkong. De namen van de dames van UNI zijn (knielend v.l.n.r.): Emmy Florentinus, Hetty Johan, Guus v. Gils, Adrie Johan, (zittend): Suze Kessler, Corrie v. Loon, Irma Rosenthal en Lottje v. Mengsel. Van Sidolig (knielend): de Vretes, Dodo Sihaja, Els ter Laak, Fien v. Mengsel. Zittend: Poppy Biegert, Zus Hart- steen, Corry Joha. (met vraagteken saja lupa) De enige mannelijke persoon op deze foto's is de scheids rechter Hagenaar, ook wel haantje genoemd (omdat hij kon rennen als een haan). De foto's zijn door mijn zusters afgestaan: Adrie, keepster (later mevr. Hagenaar) en Hetty (met das van een kwartje gekocht bij Tjioda) ook zij is met een bekende voetballer getrouwd, nl. Wies Amrein. Lieve Oma's, gauw uw bril opgezet en zien of u er mis schien ook bij staat. En mocht dat het geval zijn, uw tjoe- tjoek zal direct toegeven dat - in welke opzichten Cruyff u ook de loef kan afsteken - u beslist de liefste bent! L. JOHAN SIDOLIG VERHALEN UIT BORNEO (IV) Hoewel ik reeds jong besefte hoe be langrijk liefde voor de mens is, moet ik bekennen, dat ik helaas op Borneo, eenmaal door onwetendheid, met de oprechte liefde, die men mij schonk, heb gespot. Ter verduidelijking eerst het volgende. Men onderwees mij in de eerste plaats te streven naar de "agape", die liefde, gebaseerd op beginselen. Dan was er ook de "storga", "fillemon", hetgeen wil zeggen "broederlijke liefde", enz. Waarin men mij niet volledig onder wees, was de "heros", de liefde tus sen man en vrouw. Daar had ik toen nog geen ervaring in. Temeer, daar men mij toen tot het celibaat-leven aanmoedigde. Zoals velen zich "Jacob", "Kambing" en "Poegel" herinneren, zo herinner ik mij "Mantan" van Bandjermasin. ZIJ was Barito-Dayakse, ongeveer 20 jaar. Zij werd geboren te Moeara-Tewe, een Dayakdorp aan de bovenstroom van de Barito-rivier. Nogal regelmatig zat ik in Peiping- restaurant, dat druk bezocht werd door militairen van het KNIL. Meestal zat ik er alleen om te genieten van het eten en de "medical wine", die men er serveerde, doch meest amu seerde ik mij om de KNIL-militairen, die er gezellige liedjes zongen en na tuurlijk werd het gezelschap aange vuld door Dayakse jongedames, die het niet al te nauw namen met de moraal. Eén van die Dayakse jonge dames was Mantan. Op een dag zat ik weer alleen aan een tafeltje, toen Mantan fleurig en koket binnen stapte. Hoewel de zaak op dat moment redelijk gevuld was met mili tairen, stapte Mantan deze keer regel recht in mijn richting. Vriendelijk glim lachend kwam ze nader en zei toen: "Tjé hatiku hei" (Adoe, mijn hart!) Ik schrok hevig, omdat ik het niet ver wacht had en er dus niet op voorbe reid was. Snel keek ik tersluiks of men in mijn richting keek en inderdaad keken heel wat KNIL-militairen glim lachend, vol verwachting. Ik voelde me onhandig en onzeker en voelde mijn hart onstuimig bonzen. Heel eventjes maar, want snel corrigeerde ik mij, omdat ik mij realiseerde, dat ik in de eerste plaats, een medemens voor mij had en in de tweede plaats, een vrouw. En graag, heel graag, behandel ik elke vrouw, wie en wat ze ook is, met alle respect en égards. Dus stond ik op en schoof een stoel voor haar bij en bood haar wat aan. Natuurlijk spraken wij over het oerwoud, waar zij vandaan kwam en al gauw merkte zij, dat ik mijn hart aan het Borneose oerwoud had verpand. Om een lang verhaal kort te maken, wij zagen el kaar nogal regelmatig in Peiping-res- taurant. Meestal zat zij er al als ik binnen stapte, of als ik er reeds zat, kwam zij regelrecht naar me toe. Wij spraken dan meestal over haar ge boorteplaats en zij kreeg een bijzon dere belangstelling voor mijn plannen en liefhebberijen. Om eerlijk te be kennen, begon ik Peiping-restaurant vaker te bezoeken en vond haar per soonlijke aanwezigheid heel aange naam. Doch, wat ik op dat moment in het geheel niet besefte, was, dat door mijn houding, Mantan een grote liefde voor mij had opgewekt. In ieder geval was het zo, dat Mantan op een dag bij mij thuis kwam. Ze zei: "Ku kada me- nahan lagi njo, mari ke negari kitala!" (ik houd het hier niet meer uit njo, kom naar ons land). Nog niet besef fend, dat Mantan oprecht van mij was gaan houden, zoals een vrouw van een man zou kunnen houden, begon ik hartelijk te lachen, omdat ik, het geen zij tegen mij zei, erg komisch vond klinken, niet wetende wat de gevolgen konden zijn. Ze stond op, knielde naast mij, greep mijn beide handen en bracht ze naar haar gezicht. Even later waren mijn handen nat van haar tranen. Zonder nog wat te zeggen, ging zij heen en ik heb haar nadien nooit meer ontmoet. Pas later, toen ik volwassen was, be sefte ik, dat Mantan toch oprecht van mij hield, en dat ik met haar liefde voor mij, gespot had! Ik heb er nu nog berouw van. R. F. VON STIETZ 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 15