Aan Minnie Hoogland-de Winter n.a.v haar gedicht On-xalig moeten99 Poïrrié Een moeteloos bestaan zou me ook best lijken met alleen maar doen wat ik zelf wil: Een beetje dromerig voor me uit staan kijken, In plaats van naar de oogarts gaan voor alweer een nieuwe bril Ik moet er altijd zo lang wachten en ik moet nog zoveel doen vandaag Straks wordt het weer een hijgerig jachten Of ik nog klaar kom is de vraag Ach - mijn oude bril is toch nog goed genoeg? Is het niet héérlijk niets meer scherp te zien? Voor 65+ wordt "moeten" zo'n gezwoeg (Staat moet-teloos voor moei-teloos misschien?) Mijn Science-fiction boek is fascinerend, maar 't is al nacht - ik móet de keuken in! Alleen het dénken daaraan is al irriterend maar 'k moet toch éten! en ik heb zo weinig zin 's Nachts tob ik over al dat moeten dat morgen op me wacht. Oh, 'k moet nog zoveel Gedachten zitten her en daar te wroeten Van 't leven is "moeten" 't grootste deel Maar 'k ga wel schrappen - en dat doe ik grondig! Dit - dit moet niet écht en dat - heeft weinig zin. Voor bijna 70 ben ik toch eindelijk mondig? Dusvoor mijn oude dag maak ik een nieuw begin: Alleen het heilig moeten blijft me over en dat van 't gireren, de belasting en het daaglijks brood. Want zonder iets te móeten is het leven pover en op deze leeftijd ben je dan wel beter dood! DANY VAN ZELE-BAERTS ook al bijna 70, ook dol van al dat moeten, ook met een varen plant, die nog geen nieuwe aar de heeft, de arme! (Vervolg: "Toewan Dokter") verscheen toen reeds een Indisch tijdschrift voor geneeskunde. Wie is waar. Hoe riep men de hulp van een arts in? Telefoon bestond nog niet. Meestal zond men een Inlandse bediende met een schriftelijke of mondelinge bood schap. De eerste gaf geen moeilijk heden, een visitekaartje met het adres was al voldoende, doch de mondelin ge verzoeken gaven wel eens moei lijkheden, door het verhaspelen der namen. Dr. van der Burg geeft daar van een rijtje voorbeelden: Fürst wordt Pioes; Van Haeften wordt Panastert; Gaymans wordt Hemmes; Galois wordt Halowa; Van Huut wordt Panwiet; Devonshire wordt Dipoeng- sir; In 't Velt wordt Empel; Cresson- nier wordt Karsanjee; Lantius wordt Lantoes; Lorraine wordt Leuring; Van den Burg wordt Samborok, enz. "Er zijn lachwekkende vergissingen door zulke boodschappen bekend", besluit onze dokter. Een ander middel om de dokter te roepen, was nóg eenvoudiger. Men stak bij het hek een vlaggetje uit van een bepaalde kleur. Elke arts had zijn eigen kleur. Zag hij dus, bij zijn da gelijkse rondrit, ergens zijn vlaggetje wapperen, dan wist hij, dat men hem daar nodig had, en reed naar binnen. Maar, als de dokter de hele dag aan het rondrijden was, had hij toch geen tijd voor spreekuur! Doch er schijnt inderdaad nooit een spreekuur van Indische artsen destijds bestaan te hebben. Van der Burg rept er met geen woord over en ook in mijn In dische romans komt het nergens voor. En in deze verhalen komen nog al eens artsen voor, ook al zijn het geen doktersromans. De sterfte onder de Europeanen was destijds vrij hoog, hoger dan in onze tijd, hoger ook dan bij de Inlanders, bij wie de medische verzorging uiteraard op wat lager peil stond. Ziekbedden en sterfgevallen vormen dan ook in de Indische belle- trie de dramatische hoogtepunten, waarbij natuurlijk de dokter onmis baar is. Doch steeds wordt hij naar de zieke ontboden, bijna nergens be geeft deze zich, ook al is hij nog goed ter been, naar het huis van de arts. In de tangsi was dat natuurlijk anders. Daar had men regelmatig ziekenrap port. Doch de burgerij ontbood de arts bij zich aan huis, zelfs voor klei nigheden, zoals voor een baboe, die zich in de vinger had gesneden. Hoe anders was dat later. De voorgalerij van de arts was tevens zijn wacht kamer en aan het aantal wachtenden, dat daar zat, kon de voorbijganger opmaken, of de dokter getapt was, dan wel niet. Zo herinner ik mij mijn Solose huisarts, de zendingsdokter van Leersum, die zich na de oorlog te Batavia vestigde. Dadelijk stroom de zijn voorgalerij vol, in tegenstelling tot anderen, die zich met bijbedoelin gen in de onmiddellijke omgeving van de C.B.Z. hadden gevestigd. ZEESCHELPEN Een abonnee gaf ons het volle dige adres van de schelpenver zamelaar en handelaar Bundt in Indonesië (TT. 2 pag. 21). Het luidt: C. L. Bundt, jalan Mokhtar Luthfi 15a, Ujung Pandang, Su lawesi, Indonesia. De handel in zeeschelpen is eigenlijk in han den van zijn dochter Clara Bundt. "En wanneer maak je nou Oma's stand beeld af?" In mijn romans vond ik slechts één voorbeeld, van een patiënt, die zich naar het huis van zijn arts had be geven, om zijn hulp in te roepen, doch deze uitzondering bevestigt m.i. de regel. In de roman van S. Daum (pseu doniem: Maurits), "Ups en downs" in het Indische leven, gaat een ze kere landheer Geber bij zijn arts op bezoek. Hij voelt zich "down". Maar hij vindt de medicus "thuis op het etensuur. Een spreekuur bestaat niet en hij moet de dokter tijdens zijn maal tijd storen. Op de andere uren van de dag is hij immers aan het rondrijden. Daar er destijds, behalve tandartsen, nog geen specialisten in Indië waren, moest de huisarts ook als psychiater optreden. Daar Geber er voor terug deinsde hem alles op te biechten, n.l. dat hem voortdurend het "denkbeeld van zelfmoord" vervolgde, kon de arts weinig helpen. En inderdaad, enige tientallen bladzijden verder schiet de stakker zich voor de kop, heeft zich "gezelfmoord". Behalve de Europese artsen, begon nen toen reeds de eerste "dokter dja- wa's" op te treden. Ofschoon dr. van der Burg deze zeven jaar lang had helpen opleiden (N.B. in het toen ge bruikelijke omgang-Maleis), moest hij toegeven: "De resultaten waren niet schitterend, al werden er enkele prak tisch bruikbare menschen" gevormd. Spoedig daarop werd het beter, nadat men slechts leerlingen toeliet, die eerst Hollands kenden, zodat zij Nederlandse studieboeken gebruiken konden. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 8