Fotoarchief Tropenmuseum - Wist IJ al dat het bestond Rimboe Contacten Het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam heeft een uitgebreide collectie opgebouwd van foto's over Ned.-lndië. Het bestand is inmiddels uitgegroeid tot ruim 500.000 foto's. De onderwerpen van deze foto's omvatten het gehele leven in N.-l. van onge veer 1860, toen de eerste foto's gemaakt werden, tot nu toe. Langs deze weg verzoekt het Fotobureau van het Tropeninstituut van Amsterdam U uw foto's óf voor dit bestand af te staan óf uit te lenen ter reproductie, waarna de foto's weer aan U geretour neerd zullen worden. De geschiedkundige en culture le waarde van deze foto's is voor niet-historici niet te onderkennen: zelfs gewone groepsfoto's kunnen belangrijk zijn door de gegevens die ze bieden over klederdracht en/of bijvoorbeeld de achtergrond (bijv. bouwwerken, meubelen, stadsgezichten, natuur etc.). Het reeds aangelegde fotobestand, alsmede die fo to's, welke wij via deze oproep hopen te ontvangen, zijn ten allen tijde te bekijken op het Foto Bureau van het Koninklijk Instituut voor de Tropen en na overleg te gebruiken voor eventuele publicaties (bijv. fotoboeken) of als illustratiemateriaal (bijv. bij proef schriften, tijdschriftartikelen, romans etc.). Ter illus- stratie is een foto uit de collectie op deze bladzij afge drukt. (Gedérailleerde locomotief van de Atjehse Spoor wegen, 1915). Wij hopen dat veel lezers van Tong-Tong zullen reageren en contact zullen opnemen met de heer Spruyt van het Fo tobureau van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, Mau- ritskade 63 te Amsterdam, tel. 020 - 92 49 49, toestel 273. "Mbindjin indjing n'doro," met deze morgengroet kwamen de groente vrouwtjes elke woensdagochtend bij 't zusterhuis hun koopwaar aanbieden. Heel vroeg in de ochtend waren ze van hun desa vertrokken om in een mand die ze in een draagdoek op de rug droegen, hun koopwaar naar de markt te brengen. Opgewekt keuve lend liepen ze de lange weg van hun bergdorpje naar de vlakte. Meestal liepen ze als eendjes achter elkaar. En geloof maar dat ze alles wisten wat er zo bij de mensen, die langs hun route woonden, omging. Ze fungeer den eigenlijk als wandelend nieuws blad. Ik was tijdelijk gestationeerd in het zendings-hulpziekenhuis in Midden-Ja- va, als aflos voor de zuster die met buitenlands verlof was gegaan. Nou, daar moesten ze meer van weten. Ter wijl de aanvoerster haar koopwaren op de vloer bij de stoep uitstalde, waren een paar vrouwen naar achter gelopen om 't personeel uit te horen over die nieuwe zuster. Wat was 't er voor een? Was er nog wat schokkends gebeurd? Wie lagen er zoal in 't ziekenhuis? Intussen had ik, met behulp van mijn huishoud-meisje het proviand in geslagen. Veel variatie was er niet, 't was elke week 't zelfde. Maar 't con tact met de bevolking was bijzonder leuk. Was de nieuwsgierigheid bevre digd dan gingen ze weer verder, ach ter elkaar lopend, 's Middags liepen ze terug met lege manden, maar boor devol nieuwtjes. Maanden later kwam ik er achter dat deze vrouwen ook een aandeel hadden in mijn werkzaamhe den. Als verloskundige werd ik nogal eens geroepen om bij een bevalling in de een of andere desa te helpen. Voor 't transport had ik de beschikking over een dogcar en het paard Max. De oude oppasser was de koetsier. Kwam de oproep 's nachts, dan wachtte er wel ergens langs de weg een mannetje met een stormlantaarn en dan ging de tocht te voet verder, achter het slinge rende licht, langs smalle bos- of sa- wah-paden. 't Was altijd een verras sing waar we uitkwamen. De omstandigheden waarin gewerkt moest worden waren primitief. Deden zich complicaties voor, dan was er geen telefoon, ziekentransport of spe cialist in de buurt. Vaak heb ik aan de brandschone blinkende verloskamers in Holland gedacht; aan het helder wit te verlosbed, 't stromende water uit de fontein. Wat bleef hier over van alle wijze lessen? De muren van de kampong huisjes wa ren soms van hout, maar vaker van bilik (gespleten en gevlochten bam boe). De dakbedekking was een en kele keer van zink, doch merendeels van atap (gedroogde palmbladeren), een ideaal domein voor spinnen, wand luizen en ander ongedierte. De vloeren waren bij de meer gegoeden van plan ken, een enkele keer zelfs van cement, maar bij de minder kapitaal krachtigen was het aangeplempt leem. Maar o- veral was er stof. Stromend water was meestal niet aanwezig. Gewoonlijk kwam 't wat bruinige vocht uit een put of een modderstroompje. De doekoens (dorpswijze, die veel met magische kracht werkt) die geen al te goede naam hadden, hielden zich aan vankelijk op de achtergrond. Maar toen ik ze verzocht mij te willen hel pen en begon uitleg te geven wat- en waarom ze iets wel of niet moesten doen, glommen ze van trots. En bij de volgende bevalling stond de doekoen al op me te wachten, lag de kraam vrouw op een schone gestreken sa rong en was er een pan met gekookt water. Zo kreeg ik de medewerking van een groep mensen die de schrik was van medische wetenschap. 't Was me opgevallen dat de huizen, waar om hulp bij de bevalling ge vraagd werd, meestal langs de zelfde weg lagen, nl. die, die naar de bergen voerde, 't Was de oude koetsier die me vertelde dat het de groentevrouw tjes waren, die propaganda voor me gemaakt hadden. 't Ogenblik was gekomen dat ik 't zie kenhuisje weer ging verlaten. Ook dat feit waren de vrouwtjes te weten ge komen. Voor 't laatst kwamen ze, in de zelfde eendengang, sirih pruim in de mond, mand met koopwaren op de rug. "Mbindjing indjing n'doro," en voor ik iets kon zeggen haalden ze één voor één hun gaven uit de mand: de één een ananas, de ander een komkommer, een paar eieren, een papaja, een tros pisangs, 't Vloertje bij de stoep lag vol met de kostelijke gaven. En deze keer mocht ik niets betalen. Met een "Moge Toehan Allah U be hoeden" en een "Slamat djalan" (goe de reis) gingen ze verder naar de markt HANK VISKER 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 15